Ik sta te wachten in tunneltje onder de N201, op het stuk tussen Abcoude en hier ben ik inmiddels aardig nat geplenst. En dat met een temperatuur van een graad of vier. Die droge namiddag van het KNMI valt hier nogal nat uit.
'Hoe ver moet u nog?'
Er wordt me een vraag gesteld door een scholier die ook staat te wachten totdat de bui voorbij is.
'Utrecht, nog een kilometer of 25.'
'Hoeveel heeft u al gefietst vandaag?'
'Een stuk of zeventig of zo'.
'Hoeveel weegt uw fiets?'
'Een kilogram of 12, het is niet echt een een lichtgewicht ding'
'En hoe snel fietst u dan?'
'Deze fiets is niet zo rap. Ongeveer 25-26 kilometer per uur.'
Hij wil kennelijk nogal veel weten dus ik wijs naar een ook wachtende wielrenner en vertel verder.
'Op mijn racefiets haal ik hogere snelheden, dan ligt het gemiddelde vaak tussen de 29 en de 30. Maar dit is mijn vakantie met bagage racefiets. Maar ja, op vakantie gaan zit er nu niet in en bagage heb ik dus ook niet bij me. Waar ga jij heen, vraag ik'.
'Naar Finkefeen, ik woon in Loenersloot.'
De scholier is behept met een Randstedelijk dialect wat grofweg inhoudt dat elke v als een f wordt uitgesproken en elke z als een s. Het is dus Finkenfeen, Folendam en Sandfoort. Hij wil kennelijk wat kwijt over zijn eigen prestaties en vertelt een verhaal over hoe 'ver' hij wel niet heeft gefietst op zijn eigen fiets. Het is een e-bike zie ik en er zit volgens de scholier een Bosch middenmotor in die alleen vermogen levert als hij zelf trapt. Deze fiets haalt 27 kmh, maar er zijn ook fietsen en die 29 halen en dan hoef je alleen maar over de pedalen te aaien. Dat is volgens hem maar niks. Op deze fiets heeft hij ooit een retourtje Amersfoort gedaan, tegen weer en wind in. Hij brengt het alsof het een prestatie is met epische glorie.
'knap hoor'
Eigenlijk denk ik wat anders. Nu weet ik wel dat mijn eigen maatstaven een tikkie afwijkend zijn van wat gangbaar is voor wat ver is en wat niet. Bij mij valt elke fietstocht onder de 100 kilometer in de categorie niet ver en alles boven de honderd is wel ver. Lekker makkelijk. Maar zelfs met normale mensen maatstaven is nogal onzinnig om een op-en-neertje naar Amersfoort op een e-bike van in totaal 60 km als indrukwekkend te gaan beschouwen. Wat is dat toch met de jeugd van tegenwoordig? Voor een ritje van 6 km naar Vinkeveen pakken ze de e-bike en 60 km op zo'n nep-brommer wordt gezien als een sportieve rit. Ik denk dat ze schrikken als ze op een echte fiets zouden beseffen dat je het dan warm kan krijgen, of erger nog, dat er druppels vocht op de hoofdhuid verschijnen. Ze zouden direct naar dokter.dokter.nl googelen om te kijken of ze geen ernstige aandoening hebben opgelopen.
De twijfel staat kennelijk inmiddels op mijn gezicht afgetekend. De scholier gaat nu proberen uit te leggen dat als we beiden 28 per uur zouden fietsen, we evenveel energie verbruiken.
'Nee'
'Ik bedoel dat ik als fietser evenveel energie weg trap als u op de racefiets, maar omdat mijn fiets geen racefiets is, zorgt de motor voor de overige energie'.
'Nee,.... ook niet waar'
Ik begin aan een natuurkundige les voor vmbo scholieren. Het motortje levert ongeveer 75% van de energie als je 28 per uur fietst. Het kan ook 50% zijn als je zelf hard zit mee te trappen, maar dan nog lever je altijd nog minder vermogen als ik op mijn racefiets. Snelheid en vermogen zijn van elkaar afhankelijk via een derde machtsvergelijking. Heel simpel, als je twee keer zo hard wilt, moet je twee tot de macht drie keer zoveel vermogen leveren. Acht keer zoveel dus. Dat geldt voor elk soort voertuig, auto motor, vrachtwagen en dus ook voor een fiets. Als je wil versnellen van 18 naar 28 per uur heb je 3,76 keer zoveel vermogen nodig. Dat wordt dus allemaal door meneer Bosch geleverd.
De bui is inmiddels voorbij en gelukkig daardoor kan de scholier ontsnappen aan van die vervelende betwetende wielrenners met een ingenieursopleiding die zo op zo'n pedante toon kunnen vertellen dat er geen z.a.k. klopt van hun theorieën en zogenaamde imposante fietstochten.