Vorige week startte de giro d’Italia in een Noord-Ierland.
Waarom ook niet? In 2002 was Groningen ook al een dagje Gironingen. Maar je zou
je ook kunnen afvragen, waarom wel en
waarom specifiek in Noord-Ierland. Belfast wilde aan de wereld laten zien dat
het nog bestaat en dat het er veilig is. Veilig en vreedzaam genoeg om een
groot sport evenement te organiseren dat niet ontregeld wordt door een politieke
splinter partij die met een terroristisch geweldsactie wil laten zien dat zij
ook nog bestaan. Wat we ook hebben gezien is regen. Heel veel regen. Vorig
weekend was het in Nederland pet weer met absurde hoeveelheden wind en regen. Belfast
deed daar nog een schepje bovenop. Altijd baas boven baas. Maar als ik aan de
giro denk dan denk ik toch vooral aan mooi weer. Aan een lieflijk landschap
waar olijfbomen en oleanders groeien. Waar wijnranken staan en waar de zee
nooit ver weg is. Mooie wegen langs de kust met bergen op de achtergrond en het
blauw van de Méditerranée die een oase van rust uitstraalt.
Nee, dan Belfast. Dat was een rijdende reclame voor
regenjasjes en paraplu’s. Het kon gewoon niet troostelozer. Renners die zeiknat
en verkleumd van de kou al fietsend een regenjackje proberen aan te trekken.
Flarden van mist en overdadig groen landschap rolden de huiskamer in. Gelukkig
is die ellende voorbij. Belfast heeft zich op de kaart gezet als een gebied
waar het pest weer is en de giro is weer in Italië. En in Nederland is het
ook weer aangenaam lente weer geworden.
Vorig weekend trok de moeder aller regenfronten over het land. Plus de rest van
de familie en nog wat aangetrouwd spul. Groeizaam weer, zullen we maar zeggen.
Maar vandaag niet. Vandaag was het fiets weer. Roze truien weer.
Ik trek mijn roze giro leiderschapstrui aan en ik ga
koersen. En dan niet zomaar een beetje koersen maar gewoon op het fietsje naar
de koers toe. Volgens google is het parkoers van Sloten 44 km fietsen. In de
praktijk is dit 48 omdat ik de weg niet helemaal kan vinden en de
bewegwijzering in Nederland is nogal waardeloos. In de koers hou ik me schuil
in de buik van het peloton. Ik moet ook nog terugfietsen en ik durf te wedden
dat ik dan weer verkeerd fiets. De koers zelf telt 61 km en gemiddelde is goed
voor 42,7 kmh; niet echt langzaam. Premies zijn er niet en er ontsnapt ook niet.
We rijden gewoon hard door. Op het einde plaats ik toch nog even een demarrage.
Want was er nu leuker om te roepen, een demarrage van de roze trui. Ik ontsnap
net voor het bruggetje met nog een km te gaan. Ik knal het bruggetje over met dik
50 in het uur en ik heb een gaatje van een meter of 50. Het is natuurlijk een
compleet zinloze actie want ik heb nooit genoeg kracht in de benen om het
laatste stuk 60 per uur te gaan rijden. Met nog zo’n 400 meter te gaan dendert
het peloton over me heen. Einde demarrage en een no-name finish op P40 of
verder.
De terugweg was precies zoals ik had verwacht. Ik ben moe en
ik verdwaal in het doolhof van ondoorzichtige bewegwijzering die het
Nederlandse landschap kenmerkt. Na 159 km ben ik weer thuis waar ik op de bank
neerplof om naar de giro te kijken. Ik val in slaap en ik wordt wakker als er
kramp in mijn linkerknie is geschoten. Auw,… dat doet pijn. Leuk, die fiets souvenirs.