zaterdag 27 augustus 2011

De Ballons Vosgiens, de overpeinzingen

Op de snelweg naar Luxemburg is een ware uittocht gaande van Nederlands sleurhutten. Het lijkt net alsof het begin juli is en Nederland massaal op vakantie gaat. Maar dit zijn geen Nederlandse gezinnen. Die gaan namelijk niet in het laatste weekend van Augustus zuidwaarts. Dit zijn.... tsja, wie zijn dit eigenlijk? Wie rijdt er nu op het einde van de zomervakantie naar het Zuiden toe? En het zijn er niet een paar, het zijn er veel. Ze lijken ook op elkaar. Uiteraard is elke sleurhut anders en ook elke auto anders. Toch lijken ze op elkaar. De sleurhutten zijn niet klein, echte joekels van Tabberts zitten er ook niet tussen. Het is zo'n beetje het model van 4,5 meter met groot bed en extra zitplaats, vaste wc en een keukentje met 3-pits kookstel. Ze worden getrokken door auto's waarin ikzelf niet gezien wil worden. Duidelijk te klein om een sleurhut mee te trekken maar groot genoeg om met een gezin van 3 kinderen een lange reis naar Zuid-Frankrijk te maken. Geen echte grote auto zoals een fatsoenlijke Landrover maar eerder een Renault gezinsauto met ruimte voor 3 kinderen een hond. Er zitten echter geen gezinnen in de auto's; ook geen honden. Een echtpaar van boven de 55. Twee fietsen ergens verstopt op de dissel, achter de sleurhut of in de auto. De man rijdt; geen enkele uitzondering. Ze stoppen allemaal in Luxemburg om te tanken. Waarom zie ik er nu toch zoveel? Het is te laat voor de zomervakantie en veel te vroeg voor een overwinter vakantie in Benidorm.

Dit weekend staat in het teken van het betere wielrennertje spelen. Stel jezelf het leven van een wielerprof voor. Wielerploegen bestaan uit 20-25 renners die verspreid over Europa wonen. Een Nederlands ploeg als Rabobank heeft welliswaar een boel Nederlanders in dienst maar minstens de helft van de ploeg heeft geen Nederlands paspoort. Renners wonen dus zeer verspreid over Europa heen en er wordt weinig samen getraind. In de winter en het vroege voorjaar zijn er trainigstages met de gehele ploeg. De rest van het jaar trainen renners alleen of met plaatselijke streekgenoten die doorgaans voor een andere ploeg rijden. Voor een koers stelt een ploeg een 8-tal renners op. Ze sturen volgautos met ploegleiders, verzorgers, mecaniekers en een bus met fietsen naar de koers toe. De geselecteerde renners vliegen of rijden naar de start van de koers toe. Ze worden naar het hotel gebracht vanaf de luchthaven en de ploeg heeft zijn fiets en kleding bij zich. Een spaanse renner pakt dus op zaterdag ochtend een kist naar Brussel; aldaar komen er twee renners uit Italie en een Rus bij. Ze worden opgehaald door een verzorger in een gehuurd busje en naar de start in Luik gebracht. 's Avonds voegen 3 Nederlandse renners en een Belgische renner zich bij het gezelschap. Er wordt gegeten en de ploegentactiek voor de volgende dag wordt besproken. De volgende dag is het koers; Luik-Bastenaken-Luik. Zondagavond of de volgende maandag gaat iedereen weer naar huis. Dat is het leven van een wieler prof. Een prof rijdt ongeveer 50-80 koersdagen in een jaar. Een paar meerdaagses en een aantal klassiekers. Dan kun je makkelijk uittellen hoe vaakt een renner reist.

Wat ik dit weekend doe lijkt er een beetje op. Het is wielrennertje spelen. Maar ik heb niet het niveau van een prof; niet eens van een semi-prof. Ik ben een goed-bedoelde amateur die geen enkele rol van betekenis kan schrijven in het soort wedstrijden waar ik me voor inschrijf. Ik eindig niet in de top 10, ook niet in de top 100. Ik finish op een uur van de winnaar net iets voor de grote groep die echt niet kan fietsen. En toch vind ik het leuk. Er staan dik een honderd tal renners voor me in de uitslag. Slecht fietsen doe ik ook niet. Tijdens de laatste editie van de Maratona werd ik 432ste. En dan staan er nog 4000 man achter mij in de uitslag. Het wielrennertje spelen is meer dan fietsen alleen. Het is het gehele gedoe erom heen wat het echt maakt. Ik rij niet zomaar ergens naar een dorp verderop voor een koers. Ik ga speciaal een weekendje op en neer naar de Vogezen om aan koers deel te nemen die qua afstand en hoogtemeters eruit ziet alsof het een wedstrijd is voor profs. Ik boek een hotel en bereid mezelf serieus voor. Ik rij op een lichtgewicht carbon racefiets. En ik weeg geen gram teveel.

Morgen is het een kleine koers, tenminst qua deelnemers aantallen. Het parkoers liegt er niet om; 155 km en 9 beklimmingen met 3700 hoogtemeters in totaal. Ik noem het graag een cyclo. Dat is zo'n woord dat je aan alles en iedereen moet uitleggen behalve aan een klein groepje Nederlanders met geschoren benen en een strak lycra pakje. Cyclo is namelijk het enige goede woord voor de koers van morgen. Het komt van de Franse woord 'course cyclosportive'. In Duitsland zeggen ze RadMarathon en Italianen spreken van Gran Fondo. Het is geen echte koers omdat de weg niet afgezet is. Het is ook geen echte koers omdat we al om 8h15 starten. En het is ook geen toertocht. Er is sprake van een gezamelijke start, tijdsregistratie, een heuse start en finish locatie. Er wordt een winnaar gehuldigd door de lokale rondemis. En er wordt een klassement opgesteld. Er wordt gewoon schofterig hard gefietst. Zeker het temp van de winnaar is fors en iedereen die daar achter komt, rijdt zijn longen uit het lijf om bij te blijven.

Geen opmerkingen: