zondag 17 juli 2011

Nul euro op Sloten

Met 5 rijen dik van 10 renners breed over de weg stormen we op de finish af. Nou ja, niet eens stormen; gewoon hard rijden. Iets van 45 kmh en dat is het wel. Stormen is als het 50 gaat en dan is het peloton doorgaans als een lint getrokken. Tel uit je winst. Er rijden 15 renners in de prijzen en nr 16 tot en met de nr laatst eindigen met nul euro. Het maakt financieel niets uit of je 16de wordt of 43ste. Voor je eergevoel is 17de natuurlijk leuker dan 24ste, maar meer dan dat is het ook niet. Het kan volgens mij niemand een barst schelen of hij nu 26ste of 48ste wordt. Boven plek 20 ben je peloton vulling.

De laatste ronde is een enorm gewring. Iedereen wil plots vooraan rijden. Iets waar het meerendeel van de renners de hele koers geen last van heeft gehad. Bij de eerste premiespurt was het ook al zo’n helse drukte en toen ging het om slechts 3 premies waar 40 man voluit voor reden. Renners hielden ook niet op met sprinten. Zelfs toen ze konden inzien dat sprinten zinloos was, bleven ze doorrijden. Waarom dan toch? Met nog 15 man voor je en 200 meter te gaan, kun je beter gewoon inhouden. Je hebt een poging gedaan en die is jammerlijk mislukt. Over tot de orde van de dag (koers) zou je zeggen maar nee, men bleef door sprinten. Ik snapte er de ballen van en bij de eindsprint zit ik me weer te verbazen. Iedereen wil vooraan rijden maar niemand wil een aanval plaatsen. Denken die 50 renners hier voor me nu echt allemaal dat ze Mark Cavendish zijn en iedereen eraf te kunnen spurten? Niemand valt aan. Ik zou zelf wel willen maar ik zie onmogelijk een kans om uit het gewring te komen. Het mag een godswonder heten dat er geen valpartijen zijn. Ik doe op allerlei manieren een poging om uit het pak te geraken maar ik zit hopeloos opgesloten in de buik van het peleton. Naarmate de finish dichterbij komt, gaat iedereen steeds harder rijden maar er zit nog steeds geen lijn in het peloton. Met nog 500 meter te gaan, gaan we en masse op de pedalen staan. Met nog 400 meter te gaan, denk ik: “Jullie kunnen het me doen!”. Dit wordt niets. Ik ga niet meer van p43 opschuiven in de spint naar p15 waar de prijzen liggen. De rest van de meute spurt wel door. Idioten!

Na afloop van de koers spreek ik een renner die er heel anders over denkt. Hij zegt dat 35ste worden echt beter is dan 43ste. Hij begrijpt heel goed waarom mensen met doodsverachtingen een doldwaze sprint induiken om op plek 47 te eindigen ipv 52. Hij werd zelf 17de; ik 28ste. Er bleek dus ook nog een partij renners voor me te zitten die geen chip hebben gehuurd. Zo kom je al helemaal niet in de uitslag terecht. En wat is het verschil of de overeenkomst tussen p17 en p28? Allebei nul euro.

zondag 10 juli 2011

I DID IT!!!

VIJF UUR ZEVENENVIJFTIG MINUTEN EN VIERENVEERTIG SECONDEN!!!!!
ofwel 5h57 en 44 sec

Dat is de toptijd van vandaag. In 2008 deed ik de Maratona in 6 uur en 2 minuten en ik was er van overtuigd dat die tijd onmogelijk kon worden verbeterd. Ik had graniet in mijn benen die dag en alles wat mee kon zitten, zat die dag mee. Ik kon door blijven gas geven tot het eind aan het toe. Op de laatste klim (Falzarego) had ik nog steeds macht in de benen. Ik had me voorgenomen nooit aan die tijd te gaan tornen. Waarom niet? Het was gewoon zinloos. Iets wat perfect is, kan toch niet beter.

En in 2011 sta ik toch weer aan de start. Met als reden een uit de hand gelopen weddenschap met Roland. Hij zou de Maratona gaan rijden en zocht een coach. Dat bleek ik te zijn en hij koppelde er voor mij direct een weddenschap aan vast. Hij dacht wel dat de tijd uit 2008 voor verbetering in aanmerking kwam. Ik verklaarde hem voor gek. Ik ken mijn eigen lichaam beter. In 2008 was ik 34 en nu ben ik drie jaar ouder. Dat heet geen voordeel te zijn. Hij wedde er een fles Laphroaig om dat ik het wel kon. Ik nam de weddenschap aan in de wetenschap dat ik dik ging verliezen. Desalniettemin heb ik er dit jaar alles aan gedaan om de goede vorm te krijgen. Ik heb me suf getraind. Een trainingsstage in Luxemburg, een week trainen in de Cevennen en 6000 trainingskilometers in totaal. En nog steeds had ik niet echt vertrouwen.

Voorafgaand aan de Maratona stel ik een schema op. Ik bereken op basis van het vermogen dat ik moet kunnen leveren mijn tijden voor de 8 klimmen in de route. Ik schat hoeveel tijd ik nodig heb om de afdalingen te doen. Ik schrijf de doorkomst tijden die ik moet halen per col op een briefje en bind dit aan mijn stuur vast. Het schema is berekend op een eindtijd van 5h48. Zo houd ik wat speling over voor bevoorrading, plaspauzes en een mogelijke lekke band.

Op de passo di Campoglongo lig ik een minuut achter op schema, op de Pordoi 2 min, op de Sella nog steeds 2. Op de Gardena wordt de achterstand 3 minuten. Al kijkende naar de tijden zie ik dat ik meer tijd nodig heb voor de klimmen en dat ik het dalen te langzaam heb ingeschat. Op de tweede passage van de Campolongo heb ik inmiddels 4 min achterstand. Maar nu gaat er een heel lang stuk afdalen komen. Daarnaast heb ik nu ook geen last meer van de drukte. In de lange afdaling naar de colle de sante Lucia maak ik alle tijd weer goed. Bovenop op de Lucia zit ik weer op schema. Daarna volgt de mega zware klim van de passo di Giau. In 10 km komen we 930 meter hoger. De Giau is nooit leuk. Ook al verkeer je in topvorm, een berg als de Giau doet altijd pijn. Ik verlies hier echter geen tijd en blijf op schema. Daarna volgt wederom een stormachtige afdaling. Ik houd niet in en snijd alle bochten op het randje in. Op de laatste klim gaat alles mis. De Falzarego is niet steil en 13 km lang. Er lukt nu bijna niets meer. De Giau heeft zo zijn uitwerking gehad. Mijn benen doen pijn en mijn pols wil niet meer omhoog. Dit wordt een lijdensweg. Ik lever niet minder dan 8 min op het schema. Nu wordt het dus toch weer spannend. In de afdaling kan ik nu niet inhouden. Ik zal als een idioot moeten gaan racen om het te halen. De afdaling bestaat uit 2 gedeeltes. Het eerst gedeelte is vooral stijl en kent geen bochten. Ik haal 84,5 kmh in de afdaling en scheur alles en iedereen voorbij. Het tweede stuk is een bijtrap afdaling. Blijven rammen op de 50*12 dus. Na de afdaling volgt nu nog 4 kilometer vals plat naar Corvara en hier gaat het echt helemaal mis. Ik krijg kramp en niet zo zunig ook niet. In beide benen is het raak. Niet een spiertje doet pijn. Elke spier in beide bovenbenen schreeuwt met alle macht. STOPPEN!!! Ja, dat kan dus niet. Ik moet door. Ik moet alles uit de kast halen om de kramp te onderdrukken. Langzaam klimmen, hoge cadans en op een aflopend stuk haal ik even beide benen uit de pedalen om ze te kunnen strekken. Het blijkt net genoeg. Na 5h57 en 44 sec rol ik over de finish.

Nu doet ik echt nooit meer een poging deze tijd te verbeteren. En deze keer ben ik serieus.

vrijdag 8 juli 2011

Er zijn grenzen

Wandelen. Geen fietsen meer, dat bewaar ik voor zondag. Morgen absolute rust en vandaag een beetje wandelen in de bergen en vooral veel fotos maken. De bergen zijn hier hoog en de paden zijn vaak klim en klauter paden. Van wandelen is niet echt sprake; het is meer langs staalkabels omhoog kletteren. Ik rij naar de top van de Gardena waar commercie tegenwoordig troef is. In 2002 verwonderde ik me al aan de lokale uitbater van een restaurant. Hij keek iedereen zijn tent uit die naar zijn mening te weinig consumeerde. Voor een kop koffie kreeg je een kwartier. En als je dan geen tweede kop bestelde werd je allesbehalve vriendelijk duidelijk gemaakt dat je weer kon gaan. Nu doen ze er nog een schepje bovenop. Parkeren kost 4 euro; motoren 2. Gebruik van de toilet kost 1 euro. Ik heb niet de naar de prijs van de koffie geinformeerd. Ik parkeer 200 meter verderop en wandel van daar uit naar een berghut op 2600 meter hoogte. Het heet een pad te zijn voor 'expert hikers'. Ik neem dit soort dingen nooit zo serieus. Ik heb bergschoenen aan en ik ben top-fit. Het zal allemaal wel. De waarschuwing is echter niet voor niets. Zonder bergschoenen en met hoogtevrees heb je hier weinig te zoeken. Zonder alle staalkabels en stalen trapjes was ik nooit boven gekomen.



In de hut drink ik espresso en eet een stuk taart. Lekker luxe allemaal. Na deze culinaire uitspatting probeer ik via een ander pad te dalen. Ook deze is voor experts hikers maar hier staat ook nog via Ferrata bij. Ik negeer ook deze waarschuwing en dat bleek niet slim. Als ik bij het steile gedeelte kom, zie ik mensen gezekerd en al en met helm omhoog komen. Dit ziet er duidelijk serieuzer uit. Ik probeer toch een stukje te dalen maar ik houd al snel op. Ik moet een brug over tussen twee steil rotswanden en van daaraf kan ik niet zien hoe moeilijk het traject daarna wordt. Ik kies eieren voor mijn geld en loop terug naar de hut en pak het klauterpad terug waar ik ook via geklommen heb. Risicos nemen is spannend maar dit werd te me gortig.

wikken en wegen

De ochtendpols staat op 49. Hetzelfde als gisteren. De knie voelt weer iets beter. Ik twijfel zelfs over een fietstochtje. Ik weet niet wat kwalijker is voor de knie. Wandelen of fietsen. Beide zijn leuk in deze omgeving. Rust is natuurlijk nog veel beter maar ik heb het idee dat knie toch wat belasting kan hebben. Na heel lang wikken en wegen ga ik toch een rondje fietsen. Het makkelijkste rondje dat in deze omgeving mogelijk is. Eerst naar Corvara, dan over de Campalongo pas, dan lang afdalen en via de passa Falzarego en de Val Parola weer terug. Goed voor 52 km, 1280 hm, 23,8 kmh en een pols van 147. De knie hield zich goed. Het weer was minder vandaag. Na dagenlang zon en warm weer was het vandaag erg bewolkt en in de afdaling van de Val Parola kreeg ik een frisse bui over me heen. Het weer schijnt op te gaan knappen en zondag lijkt een topdag te gaan worden. We gaan het zien. Morgen meer.

door naar Italie

De ochtendpols is gezakt naar normalere waardes; 49. Ik heb nog wel veel slaap maar dat gaat vanzelf nog goed komen. De pijn in de knie is minder. Ook dat is goed nieuws. Ik voel de knie echter nog steeds en blijf voorlopig somber.

's Avonds is de knie er niet slechter op geworden maar ook niet veel beter. Ik rij vandaag van Nauders naar La Villa. Een slordige 250 km waar ik bijna 5 uur aan kwijt ben. Waarom toch zo langzaam? Aan mij zal het niet liggen. De lokale wegen kan ik de schuld geven; ik ben tenslotte geen enkel stuk snelweg tegengekomen. De bergen kan ik ook de schuld geven. De meeste schuld ligt echter bij een zwart Volkswagen Passat, een lichtblauwe Renault Clio, een zilver grijze Toyota Yaris Verso (ook wel doos genoemd) en een zwarte BMW motor. Ze rijden voor me. Nou ja, net niet helemaal voor me en ze rijden ook niet. Het is meer tuffen of sloffen. En er zitten ook nog 4 auto's tussen die geen zin hebben of geen kans zien in te halen. Ik kan dus ook geen kant op. Vooral het Cliootje is zielig. Zelfs een vrachtwagen zit op zijn staart en dat terwijl we een pas aan het beklimmen zijn van 2000 m hoogte. Het Cliootje vertikt ook om aan de kant te gaan. Nog zoiets irritants. Waar hebben die mensen hun rijbewijs gekregen? Gratis erbij gekregen toen ze slaagden voor het scoot mobiel examen?

Help!! knie doet pijn

Maandenlange voorbereiding is naar de Filistijnen. Ik word wakker en besef dat het goed mis zit. Mijn pols is veel te hoog (56) en ik barst van de slaap. En dat na een nachtrust van 10 uur. Maar dat is niet het probleem. Ik heb nog rustdagen genoeg en heb nog voldoende tijd. Wat mij verontrust is een pijnlijke knie. Het is me onduidelijk of het een pees of een spier die zeurt maar het is zeker een pijnlijke zeur die ik al voel als ik gewoon loop. Dat is niet goed. Als ik een pees heb overbelast de laatste 2 dagen, dan kan ik de Maratona wel schudden. Als alleen de spier overbelast is, maak ik nog een kleine kans. De spier gaat in de loop van de dag ook alleen maar meer irriteren. Dat geeft de burger niet echt moed. Het is niet de spier die afgelopen zondag in de kramp schoot. Die zat in het rechterbovenbeen. De spier die nu wringt begint ergens aan de achterkant van mijn rechterknie en loop pal naast de hamstrings.

Eigenlijk wilde ik vandaag een rustige training doen. Een rondje van 80 km met een kleine bult en zo'n 1000 hoogtemeters. Zelfs daar zie ik vanaf. Ik ga ook niet in de bergen wandelen. Ook dat lijkt me onverstandig. Beetje klote allemaal. Ik ben in Oostenrijk en zit midden tussen de Alpenreuzen. Ik voel me echter als een halve invalide. Ik zou wel kunnen gaan wandelen. Kunnen is het probleem niet. Willen ook niet. Dat pijntje in de knie is niet echt een beletsel. Maar als ik zou gaan wandelen of zou gaan fietsen, dan ben ik bang dat ik probleem alleen maar erger maak. Ik ga dus noodgedwongen met de auto op weg. Ik rij de doodlopende weg van het Kauner dal in met als bestemming de WeisseeSpitze. Dit blijkt omgebouwd tot een toeristische trekpleister en de tol voor de weg is niet misselijk. 22 euro per auto, ongeacht of er 1 of 5 personen inzitten. De panoramische weg naar boven is schitterend en er zijn tal van mooie uitzichtpunten. Ik heb nu ook de beroemde Weissensee gezien waar in de winter alternatieve elfsteden tochten worden gereden. Als ik me dat probeer voor te stellen in dit met zon overgoten dal, is het toch wat lachwekkend. 200 km op een langwerpig meer schaatsen. 5 km heen en 5 km terug. En dat dan 20 keer.

Het dal eindigt bij een skipiste op 2750 meter hoogte. Er ligt nog wel wat sneeuw maar niet genoeg meer op te skiën. Er is een mega restaurant en een kinderspeeltuin. In de speeltuin staan ook grote trampolines. Geen nep dingen maar echte en zelfs nog in redelijke staat. Ik kan me even niet inhouden en klim er op. Ooit een turner geweest, altijd een turner. Springen, springen, springen. Ze veren goed en ik vlieg makkelijk 4 meter omhoog. Even lager springen en wat salto’s proberen. Ik sta stil en vraag me af hoe dat ook al weer ging; salto achterwaarts. Wat moest ik ook alweer met mijn armen doen? Niet nadenken, Rob en springen. De eerste salto achterwaarts gaat zonder problemen. Puur op intuïtie. Dan maar eens hoger gaan springen. Ook dat lukt nog steeds makkelijk. Ik spring salto’s achterwaarts en vlieg boven het hek van 3 meter hoog uit. Er staan een paar kleine kinderen van 8 jaar oud me een beetje bête aan te kijken. Wat doe die meneer nu? Gelukkig zie ik hun moeder ook. Dan hoef ik ze niet zelf uit te gaan leggen dat ze mijn kunsten beter niet nadoen.


Waar de weg eindigde en dus de skipiste is, is er ook nog een kabelbaan die je naar een hoogte van 3108 meter brengt. Vanaf daar heb je een schitterend uitzicht over de Ötztaler Alpen, de Ortles Alpen en het Bernina massief. Ik koopje een kaartje en laat me omhoog takelen. Bovenop de kam is er een uitzicht zoals je dat mag verwachten op een bergkam van 3108 m hoogte. Fenomenaal mooi!!! Niet gewoon mooi of schitterend. Dat dekt de lading niet. Er valt nu alleen maar in superlatieven te spreken. Er verdwijnt nog een pad een stukje de berg op maar dat eindigt vrij snel. Geen enkele toerist doet de moeite om te kijken of de nabij gelegen rotswand te beklimmen is. Ik wel. Het is maar een klein stukje en dan sta je 80 meter hoger boven op een bergpiek. Net naast een houten kruis dat van zijn sokkel is gedonderd. Het pad stopt al snel dood en er is nog een staalkabel waar je met je met het nodige klim en klauterwerk mee omhoog kan hijsen. Als je kind van 10 jaar oud dit zou proberen, dan floot je hem of haar subiet terug. Ik heb minder gezond verstand als het op dit soort klauterpaden aankomt en klim omhoog. Goed opletten waar ik mijn bergschoenen plaats en goed de staalkabel vast houden. Boven staat een stalen paal met meteo meet apparatuur. Hoe ze dat ding hier in vredesnaam hebben gekregen is mij een raadsel. Ik sta helemaal alleen op de rotspunt. Was het uitzicht op de kam fenomenaal mooi. Hier mag er nog een schepje bovenop worden gedaan. Er zijn domweg niet genoeg superlatieven om dit beschrijven.

een rondje in Zwitserland

Met de auto naar Susch en van daaruit een ronde over de Fluela pas en de Albula pas. Ik passeer in deze ronde tevens de dorpjes Zernez, Bever en Davos. De ijsbaan heb ik niet gezien. De tocht begint meteen met een knal van klim. 13 km en tegen de 8% gemiddeld. dat hakt er even lekker in. Daarna afdalen, stukje door het dal, een 2,7 km lange tunnel door (koud) en dan de Albula pas over. Nog zo'n lange steile klim. Daarna weer afdalen en een lang stuk door het dal naar beneden scheuren.

les details: ochtendpols van 55 (da's hoog). Een rondje van 118 km met 2462 hm en 24,5 kmh. Max van 79 kmh ergens in de afdaling van de Fluela pas. Maar ik kan me niet herinneren op welk stuk. Gemiddelde pols van 143. Geen kramp meer maar ook geen echte macht in de benen. Wel beter kunnen drinken. Op het eind wil de pols niet meer omhoog en ik heb nul motivatie voor het laatste stuk over de Albula pass. Ik zit te mopperen op mijn fiets en ga uit irritatie over de klim, mijn vorm en de algehele malaise wat eten, drinken en even pissen. Ik heb even geen zin in de laatste 2 km van die rotklim. De laatste 27 km gaan alleen maar lichtjes bergaf met 0,5 tot 1%. Dat fietst dan weer wel prettig. Het was warm vandaag. Makkelijk 25 graden in het dal op 1400 meter hoogte. Boven op de Fluela en de Albula waren de armstukken en de windbreker best prettig. Morgen maar eens een rustig rondje doen.

Passo dello Stelvio

Dit is de mooiste berg van alle bergen ter wereld. Superlatieven schieten tekort om deze berg te omschrijven. Deze berg is de koning van alle bergen. Als je je hele leven maar een berg op mag fietsen, dan zou je deze kiezen. Alles wat andere bergen mooi maakt, heeft de Stelvio ook; maar dan in de overtreffende trap. Is een berg hoog, de Stelvio is hoger; is een berg lang, de Stelvio is langer; is een berg roemrijk, de Stelvio is roemrijker. Als ik ooit begraven moet worden, laat het dan op deze berg zijn. Alstublieft geen gedoe met bloemen en lange toespraken. Gewoon een gat graven, kist er in en zand erover. Een kruis hoeft ook niet. Als het maar op de Stelvio is.

Dit is een lofzang. Een lofzang over een berg. Niet zomaar een berg. Nee, de mooiste van de hele wereld. Alles maar dan ook echt alles doet alle andere bergen in het niet verdwijnen. De Stelvio ligt in de Italiaanse Alpen en vormt de verbinding tussen de Venosta vallei en de Tellina vallei. De pas loopt rakelings langs de Ortles Alpen. Het beginpunt is Prato allo Stelvio en het dorp aan de andere kant luistert naar de naam Bormio. Bormio, nog zo'n mooie naam. De Prato kant heeft de mooiste klim. De klim is 25 km lang. Vijfentwintig kilometer. Geen meter minder. En al de kilometers zijn echte klim kilometers. Er zit geen aanloop bij waar de weg slechts een paar procent helt. Het is een onafgebroken klim van 25 km lang die je een slordige 1800 meter hoger brengt. Op de top sta je op een hoogte van 2760 meter. Nog een mooi cijfer. Maar weinig klimmen die aan deze hoogte kunnen tippen. Een ander briljant mooi aspect aan de klim vanuit Prato zijn de haarspeldbochten. 48 in totaal. De bochten zijn een voor een genummerd. Even bochten gaan rechtsom; oneven bochten linksom. De allereerste bocht die je tegenkomt, is bocht nummer 48. Ze tellen niet van 1 naar 48 maar van 48 naar 1. Als ze bij 1 waren begonnen, dan was de lol eraf. Een onbekende renner zou misschien denken. Leuk, genummerde haarspeldbochten. Hoeveel zouden er nog komen. 13, 18, 21? Alpe d'Huez telt 21 haarspeldbochten. Zelfs de naam van deze klim is lelijk. Spreek het vijf keer achter elkaar uit en daarna wil je daar nog niet dood worden aangetroffen. De Stelvio laat zich in de eerste haarspeldbocht direct van zijn grootse kant zien. Er komen er nog 47. Maak je borst maar nat, kleine wielrenner. Je gaat een monsterklim tegemoet.

De klim is een steile wand klim. De laatste paar kilometer liggen zigzaggend tegen een enorme rotswand aangeplakt. Zoiets verzin je niet. Met nog 10 km te gaan is het hemelsbreed maar een kilometertje ofzo naar de top. Je kunt de hele weg die je te gaan hebt nog zien liggen. Het Stilfserjoch hotel dat boven op de top staat, zie je ook al liggen. Hoe is deze absurde klim ooit ontstaan? Elke pas over een berg vindt zijn oorsprong in een lang verleden. Er was een geitenpad over de bergen naar het andere dal. Zo kon er handel worden gedreven. Later, in modernere tijden zijn de geitenpaden geasfalteerd geraakt en zijn het permanente wegen geworden. Het is onmogelijk voor te stellen dat de Stelvio ooit een geitenpad is geweest. De stelvio moet wel door bovenmenselijke krachten geschapen zijn. God wilde een berg. Een echte berg, een die mooier was dan alle andere bergen ter wereld. God schiep de Stelvio en zag dat het goed was.

Op weg naar Oostenrijk

Ik word 's morgens om 3h37 minuten wakker in het am Hockenheim ring hotel langs autosnelweg nr 6. Als ik wakker word, ben ik er zeker van een een hele nacht lang te hebben doorgeslapen en dat ik uitgerust verder kan. Een blik op mijn mobiel haalt me uit mijn dromen. Pas 5 uur geslapen en waarschijnlijk nauwelijks uitgerust. Waarschijnlijk nogal vaag gedroomd, vermoed ik zo maar ik kan me er niets van herinneren. Ik kijk nog een keer op mijn wekker en probeer verder te slapen. Om 4h45 kijk ik voor de tweede keer; om 6h07 voor de derde keer. Pas daarna val ik in een diepere slaap en om 8h30 kruip ik uit mijn bed. Het bed past precies bij de naam van het hotel. Zo hard als de formule1 op het nabij gelegen circuit raast, zo hard is het matras. Een lattenbodem van dikke planken plus een stevig matras. Meneer Auping zou zich omdraaien in zijn graf als hij wist dat zulke bedden nog steeds bestonden.

Ik drink een kop koffie en eet een stuk taart in het wegrestaurant. Veel meer zin in eten heb ik niet. Ook de rest van de dag eet ik nauwelijks. Ik heb me gisteren volgepropt met krentenbollen, appels, witte bolletjes met salami, Belgische wafels en zoute crackers. Ik heb even geen honger meer. Ik tuf verder over de Duitse autobaan. Wonderlijk verkeersnetwerk is dit. Wereldwijd bekend om het feit dat er geen snelheidsbeperking is maar de praktijk is gewoon heel anders. Je mag er zelden onbeperkt hard, meestal maar 120 en soms maar 100. Ik snap de snelheid beperkingen ook niet. Dan is het weer onbeperkt, dan weer een lang stuk van 120, dan even 5 km niet harder dan 100, dan weer 130 en dan weer 100. En de snelweg verandert niet. Het blijft een 3-baans immer-gerade-aus-snelweg met vluchtstrook. Schiet mij maar lek maar snappen doe ik het niet.

Als ik Oosternrijk in rijd, gaat de weg over in een 2 baans weg door de Alpen. De vaart is er nu compleet uit. Er is veel file op deze weg. De file lost ook spontaan op. Je mag raden waardoor het werd veroorzaakt. Was het een stoplicht? Een tunnel? Of toch dat dorpje met die ene zebra waar iedereen voor moest remmen. Het tweede stuk over een 2 baans weg in het Inn dal, schiet gelukkig beter op. Ik houd niet van langzaam rijden.

Om half vier arriveer ik in het Astoria abonteuer Hotel in Nauders. Voor degene die het dorpje niet kennen. Jullie kennen het waarschijnlijk wel zonder er ooit geweest te zijn. Het dorp ligt op 1400 meter hoogte in de Oostenrijkse Alpen. 50% procent van alle gebouwen is hotel en elke parkeerplek is gereserveerd voor gasten van een of ander hotel. Er zijn een paar winkels die ski spullen en/of wandel spullen verkopen en er is een supermarkt. Verder is er een tankstattion en een kerk. En hotels, veel hotels. Als je ooit een lelijk skidorp in de Alpen hebt gezien, dan ken je ze allemaal. En toch verblijf ik hier graag. En zeker in Oostenrijk. Het land waar ze Gastvrijheid nog met een hoofdletter H schrijven. Daarnaast, ik zit midden in de hoge bergen. Hier ben ik thuis, hier voel ik me op mijn gemak. Ik kijk om me heen en ik zie Alpenreuzen. Zo is het goed; de omgeving is mooi.

's Middags fiets ik nog een klein rondje over de Norberthöhe. 27 km in totaal en 460 hoogtemeters en dat allemaal net binnen het uur. In het hotel drink ik Oostenrijkse witte wijn. Alles wat lokaal is, is lekker. Zelfs Oostenrijkse wijn. Dit land zit vol verassingen. Morgen ga ik echt serieus trainen. Daarvoor rij ik wel naar Italië toe. Maar dat is ook bijna niet te vermijden. Vanuit Nauders zit je binnen 7 km in Zwitserland en binnen steenworp afstand van Italië. Geen wonder dat vanuit dit dorpje jaarlijks de DreiLänder radgiro wordt georganiseerd.