maandag 27 juni 2016

La Vaujany 2016

Een paar weken geleden mocht ik rugnummer een opspelden en vandaag tijdens de Vaujany mag ik in het bevoorrechte startvak starten. De eerste 300 renners hebben hun eigen startvak vooraan en ik heb daar nog nooit mogen staan. Geen idee waarom deze editie ik daar recht op heb gekregen. Vorig jaar stond ik hier niet aan de start en bij de editie daarvoor werd ik 75ste op een klein deelnemersveld. Er zouden toch genoeg toppers moeten zijn uit de andere wedstrijden van sportscommunications die meer recht hebben op deze plek. Desalniettemin sta ik vooraan te wachten met hooguit een renner of 30 voor me bij de startstreep. De speaker vertelt iets in het Frans, geen idee wat, ik versta het niet. Gisteren bij de inschrijving waren er mensen die goed Engels spraken en een jongen sprak ook Nederlands. Maar nu is alles even in net Frans.

De start valt om iets over kwart voor zeven en ik schiet mee weg in de meute. Al heel snel trekt de groep wat uit elkaar op het eerste klimmende gedeelte en ik denk dat dit mijn fameuze en enige 2 kilometers in de kopgroep waren. Op het vlakke stuk in net dal van de Oisans smelt de groep weer samen en zodoende fiets ik de eerste 24 km in de kop van de koers. Het begin van de route is licht dalend en als we aan de eerste klim van de dag beginnen staat er een gemiddelde van 48 op mijn teller. Tijdens deze klim die meteen goed is voor 15 kilometer let ik niet teveel op al het volk dat me inhaalt. Ik let op mijn hartslag en de cadans. Op de 34/23 en een pols van 165 klim ik omhoog. Het gaat lekker zo. Het is niet extreem warm vandaag. Twee dagen geleden deed ik dezelfde klim in de brandende zon van 31 graden. Nu is het lekker koel en de max van vandaag is iets van 24 graden. Boven op de top vormen zich snel groepjes en ik kan redelijk makkelijk de licht dalende wegen in net zog van anderen rijden. De eerste bevoorrading in Valbonnais sla ik over. Ik tank wel water boven op de col d'Ornon en energie repen heb ik genoeg bij me. Op de Ornon kan ik redelijk lang buitenbad blijven rijden op deze licht klimmende berg. We hebben ook wind mee hier. Op de top vul ik twee bidons en ledig mijn blaas even. Daarna ga ik de afdaling in. De weg ligt er droog bij en ik snij de bochten netjes aan. Maar ik baal ervan dat ik nu helemaal alleen zit. Straks volgt een stuk door het dal en dan wil ik in een groepje zitten. Dan spot ik twee renners voor me en ik zie dat ik langzaam inloop. Mooi. Als ik ze bij gehaald hebt, blijf ik hun hun wiel zitten. Totdat we bij een bocht komen waar foto's worden gemaakt. In deze wat scherpere bocht remmen de twee onverwacht harder en ik denk, OK dan maar er voorbij. Deze voorbij actie mislukt echter faliekant. Ik wijk teveel uit en zie dat ik naar rechts terug moet voor een tegenligger. Dat gaat niet meer lukken en ik rem uit alle macht bij om tot stilstand te kunnen komen. Ook dat lukt niet want de ruimte die ik hiervoor nodig heb wordt bezet door twee klimmende fietsers. Er is nog maar optie, de berm in en hopen  dat de smak mee valt. Ik wordt van mijn fiets gelanceerd en land met rotsmak op mijn rechterwang. Het eerste wat ik denk is, fuck gebroken kaak en gezeik in het zhs. De twee fietsers bij wie ik recht voor hun neus viel, blijken Nederlanders en zij helpen me overeind. Het blijkt toch minder ernstig. Een kleine snee in mijn wang en er lijkt niks gebroken. Alle tanden zitten er nog in. Ik vervolg mijn weg en ik baal. Ik baal, ik baal , ik baal. 

Dit had ik me toch anders voorgesteld. Ik wilde de lange route rijden maar daar zie ik nu vanaf. Ik ga niet meer de col de Sarenne over maar ik besluit rechtstreeks naar de slotklim fietsen. Daar zit ik alleen maar te harken en te mopperen op mijn fiets. Ik baal en deze klim is een kreng. Boven lever ik mijn tijdregistratie chip en ik laat me behandelen voor de plaatselijke EHBO. Zij zien ook niks ernstigs. Mijn tijd van vandaag interesseert me niet meer. De rest van de dag heb ik last van mijn wang. Het ziet eruit alsof mijn kies getrokken is en ik heb veel pijn met kauwen. Vanavond geen biefstuk.

donderdag 16 juni 2016

carnaval tenus op de fiets



Afgelopen zaterdag fietst ik in Vianden de Jean Nelissen classic. Ik zou daar van alles over kunnen vertellen. Over de naam van tocht die eigenlijk gewoon ronde van Luxemburg zou moeten heten. Over de zwaarte van tocht en dan vooral de eerste 40 km.  Over de keuze van de organisatie om met een killer van een klim te beginnen in plaats van de lekker lopende klim over de doorgaande brede weg. Over het weer valt ook nog wel iets te zeggen en zeker over mijn twee meefietsende collega’s valt een verhaal te schrijven. De een was zijn schoenen vergeten en fietste op een stel gympen maar wel met klikpedalen de 140 km. De ander heeft in de aanloop naar de fietstocht ‘vergeten’ te trainen en hij dacht dat hij op karakter en een trainingstochtje van 40 wel even 140 km te gaan doen in de Luxemburgse heuvels. Inclusief ruim 3000 hoogtemeters dus. Hij hield stand tot de eerste bevoorradingspost maar daar bleek het karakter op en moest hij noodgedwongen een kortere weg terug nemen naar de start. Over mijn vorm valt wellicht iets te schrijven maar dat wordt al snel zo’n poch verhaal. Ja,… ik ben nauwelijks ingehaald bergop maar of dat nu aan mijn vorm lag of wellicht het geluk dat er geen rappere deelnemers waren. Ik weet het niet.

Het verhaal van deze tocht zit in hem in foute kleding. Er is foute kleding, überfoute kleding en tijdens deze tocht heb ik geleerd dat daar nog een overtreffende trap van is. Misschien heb je ze wel eens gezien. Renners die niet controleren of hun koersbroek versleten is. Dat is echt ranzig, de stof is zo dun geworden op het achterwerk dat je recht naar binnen kijkt. Ik weiger pertinent om bij zo’n viespeuk in het wiel te zitten.  Een andere vorm van foute kleding is de hobbezak trui of het naveltruitje. Ook geen porum. Of zo’n trui die 20 jaar geleden eigenlijk al niet hip was en nu helemaal verwassen is. Ook geen gezicht. Af en toe een nieuw tenu mag best wel. Ik heb ook renners gespot met een nieuw tenu maar zelfs dan zijn er renners bij die er een potje van maken. Iets wat tegenwoordig hip is, zijn hoge sokken. En daar wil ik graag iets over kwijt. Hoge sokken zijn lelijk. Ik weet het, over esthetiek valt niet te twisten maar er is precies een groep renners die hoge sokken mooi vind en dat zijn de enkelingen die er mee fietsen. De rest van het peloton fietst er het liefst blind aan voorbij, om het vooral niet te hoeven zien. Wielrensokken zijn kort, tot net over de enkels. Hoger heeft geen nut. De sok is bedoeld om de schoen prettiger te laten zitten, verdere functie heeft het niet. Voetballes hebben kniekousen maar die dingen hebben ook echt nut. De scheenbeschermer blijven op hun plek en je kan er een sliding mee inzetten. Voor wielrensokken geldt dit niet en daarom zijn die al meer dan 100 jaar niet hoger dan je enkels. Maar er is nu een kleine groep wielrenners opgestaan die meent sokken te moeten dragen die tot halverwege de kuit komen. Waarom? Niemand weet het. Hoge sokken zijn altijd überlelijk maar tijdens de tocht blijkt dat er nog een overtreffende trap daarvan te zijn. Knal roze sokken tot halverwege de kuit bij een outfit waar die kleur verder nergens in verstopt zit. Alsof je Pipi Langkous op een koersfiets voorbij ziet komen. Ik zeg zelden iets over foute tenus van anderen maar nu kon ik mijn mond echt niet houden. De man in kwestie was er niet blij mee maar ik stel voor dat hij voortaan naar zijn vriendin gaat luisteren als ze zegt dat zijn tenu niet deugt. We zijn toch geen carnaval aan het vieren op de koersfiets?



zaterdag 4 juni 2016

Terug in de koers



Rugnummer 1 mag ik opspelden. Ik vroeg nog aan de man bij de inschrijftafel, weet je het zeker? Normaal gesproken is dat niet een rugnummer dat je zomaar krijgt. De nummer 1 is een koers is de man die het jaar ervoor gewonnen heeft. Chris Froome mag in de tour starten met rugnummer 1 en Nibali mag de giro volgend jaar starten met rugnummer 1. De trimmers koers op Sloten is van een iets andere allure maar ik had verwacht dat zelfs hier rugnummer 1 zou zijn voorbehouden aan de meubelstukken van deze koers. Voor de renners die er altijd zijn en prijzen pakken of voor de man die de koers financieel ondersteunt. Niet voor iemand zoals ik die geen deuk in een pakje boter fietst in deze wedstrijd en maar heel zelden aan de start staat.

En ik sta weer aan de start. Ik heb hier heel lang over getwijfeld. Om weer koersen te rijden. Vorig jaar vroeg ik me nog af ik ooit weer wielrenner wilde worden. Zo’n malloot die zijn benen scheert, zich afbeult tijdens lange trainingsritten en iemand die wedstrijden fietst. Ik wist niet heel zeker of ik daar nog de wil voor op kom brengen en dat ik alleen maar gevaar op de weg zou gaan zien. Ik weet het eigenlijk nog steeds niet. En een pruts koersje is niet genoeg om dat duidelijk te krijgen. De wedstrijd zelf is eigenlijk niet zo heel spannend. Het tempo zit er lekker in met 42 kmh en elke ontsnappingspoging wordt teniet gedaan. Behalve de laatste dan. Anderhalve ronde voor het eind rijdt een klein groepje weg en niemand in het peloton reageert. Ik doe niks anders dan peloton vulling spelen en in de buik van de grote groep meefietsen. De andere twee opvallende dingen van vandaag zijn dat ik niet een keer even een praatje maak met een andere renner en verder doet ook helemaal niemand dat. Iedereen zwijgt en fietst hard. Het andere opvallende is dat er halverwege koers een stel ganzen het parkoers wil oplopen. Altijd maar weer die stomme rotganzen. Dit keer ondervind ik er geen schade van.

De koers is overigens maar een onderdeel van de totale fietsarbeid vandaag. In de koers bemoei ik me expres niet met de kop van de koers. Ten eerste dat ik daar de benen niet voor heb en ten tweede dat ik vanuit Utrecht naar Amsterdam fiets voor de koers. Ik trap ook nog gewoon 100 km in de polder weg. Vooral die terugrit ga ik me nog even heugen. Pffff,…… ik zat er al een tijdje goed doorheen maar toen was het nog 25 km naar huis. Net voor de onweersbui ben ik binnen en mag ik onder de douche gaan staan. En daarna op de bank neerploffen…