Afgelopen zaterdag fietst ik in Vianden de Jean Nelissen
classic. Ik zou daar van alles over kunnen vertellen. Over de naam van tocht
die eigenlijk gewoon ronde van Luxemburg zou moeten heten. Over de zwaarte van
tocht en dan vooral de eerste 40 km.
Over de keuze van de organisatie om met een killer van een klim te
beginnen in plaats van de lekker lopende klim over de doorgaande brede weg.
Over het weer valt ook nog wel iets te zeggen en zeker over mijn twee
meefietsende collega’s valt een verhaal te schrijven. De een was zijn schoenen
vergeten en fietste op een stel gympen maar wel met klikpedalen de 140 km. De
ander heeft in de aanloop naar de fietstocht ‘vergeten’ te trainen en hij dacht
dat hij op karakter en een trainingstochtje van 40 wel even 140 km te gaan doen
in de Luxemburgse heuvels. Inclusief ruim 3000 hoogtemeters dus. Hij hield stand
tot de eerste bevoorradingspost maar daar bleek het karakter op en moest hij noodgedwongen
een kortere weg terug nemen naar de start. Over mijn vorm valt wellicht iets te
schrijven maar dat wordt al snel zo’n poch verhaal. Ja,… ik ben nauwelijks
ingehaald bergop maar of dat nu aan mijn vorm lag of wellicht het geluk dat er
geen rappere deelnemers waren. Ik weet het niet.
Het verhaal van deze tocht zit in hem in foute kleding. Er is
foute kleding, überfoute kleding en tijdens deze tocht heb ik geleerd dat daar
nog een overtreffende trap van is. Misschien heb je ze wel eens gezien. Renners
die niet controleren of hun koersbroek versleten is. Dat is echt ranzig, de
stof is zo dun geworden op het achterwerk dat je recht naar binnen kijkt. Ik
weiger pertinent om bij zo’n viespeuk in het wiel te zitten. Een andere vorm van foute kleding is de
hobbezak trui of het naveltruitje. Ook geen porum. Of zo’n trui die 20 jaar
geleden eigenlijk al niet hip was en nu helemaal verwassen is. Ook geen
gezicht. Af en toe een nieuw tenu mag best wel. Ik heb ook renners gespot met
een nieuw tenu maar zelfs dan zijn er renners bij die er een potje van maken. Iets
wat tegenwoordig hip is, zijn hoge sokken. En daar wil ik graag iets over
kwijt. Hoge sokken zijn lelijk. Ik weet het, over esthetiek valt niet te
twisten maar er is precies een groep renners die hoge sokken mooi vind en dat
zijn de enkelingen die er mee fietsen. De rest van het peloton fietst er het
liefst blind aan voorbij, om het vooral niet te hoeven zien. Wielrensokken zijn
kort, tot net over de enkels. Hoger heeft geen nut. De sok is bedoeld om de
schoen prettiger te laten zitten, verdere functie heeft het niet. Voetballes
hebben kniekousen maar die dingen hebben ook echt nut. De scheenbeschermer
blijven op hun plek en je kan er een sliding mee inzetten. Voor wielrensokken geldt
dit niet en daarom zijn die al meer dan 100 jaar niet hoger dan je enkels. Maar
er is nu een kleine groep wielrenners opgestaan die meent sokken te moeten
dragen die tot halverwege de kuit komen. Waarom? Niemand weet het. Hoge sokken
zijn altijd überlelijk maar tijdens de tocht blijkt dat er nog een overtreffende
trap daarvan te zijn. Knal roze sokken tot halverwege de kuit bij een outfit
waar die kleur verder nergens in verstopt zit. Alsof je Pipi Langkous op een
koersfiets voorbij ziet komen. Ik zeg zelden iets over foute tenus van anderen
maar nu kon ik mijn mond echt niet houden. De man in kwestie was er niet blij
mee maar ik stel voor dat hij voortaan naar zijn vriendin gaat luisteren als ze
zegt dat zijn tenu niet deugt. We zijn toch geen carnaval aan het vieren op de
koersfiets?
1 opmerking:
Hoi Rob, time to shop :-)
https://www.mantel.com/sockeloen-chaussettes-de-tour
Een reactie posten