donderdag 8 december 2011

Wandelen in Nepal

Eerst maar eens Vliegen
Alles gaat op de automatische piloot; inchecken, paspoort controle, kop koffie drinken, hangen en wachten. Voor alles is een eerste keer; voor vliegen, sex en spreken in het openbaar. De eerste keer is spannend. Later denk je er niet meer over na. De eerste keer dat ik vloog was met mijn ouders naar Kreta. Ik was 17; toen we terugvlogen inmiddels 18. Je moet ergens je 18de verjaardag vieren. De derde vlucht was in Ierland, daarna ben ik ergens de tel kwijt geraakt. Wat me vandaag opviel is dat alle dingen die iemand doet als hij/zij voor de eerste keer vliegt, ik niet meer doe. Ik kijk de veiligheid instructie video niet; ik lees ook de folder niet door. Ik kijk het aanbiedingen krantje niet in en ik controleer niet 7 keer mijn ticket. Ik stap de kist in en ga de krant lezen. Ik geloof het uitzicht op een vleugel inmiddels wel. Niet zo’n spannend nieuws eigenlijk maar wel een mooie gedachten kronkel.

Na hoeveel keer en na hoeveel tijd gaat het spannende van een eerste keer af? Mensen die voor het eerst Ajax in de Arena zien spelen, wijzen de hoekvlag aan. Ze benoemen het feit dat de dug-out laag is en dat de stoeltjes in het stadion allemaal een andere kleur hebben. Dingen die je allemaal al wist maar dan voor het eerst in het echt ziet. De tweede keer doe je dat niet. En zouden er ook dingen zijn die altijd spannend blijven? Een kind baren ook al heb je er al vier? Iemand moeten ontslaan of vertellen dat hij kanker heeft? Ik vind een sollicitatie gesprek nog altijd spannend en ik slaap ook altijd hopeloos slecht voor een cyclo. Zou dat ooit nog eens overgaan?

De reis naar Kathmandu gaat in drie stappen. Eerst naar Frankfurt, dan naar Doha en dan naar Kathmandu. Het eerste stukje met Lufthansa, de rest van de reis met Qatar Airways. Pas rond half twaalf ’s nachts vliegen we weg uit Frankfurt. Na een uur in de lucht te hangen, gaan ze het avondeten uit serveren. Ik pas. Eten om 1 uur ’s nachts vind ik geen optie. Ik doe mijn ogen dicht en probeer de slaap te vatten. 7 uur later en rond half 9 lokale tijd staan we aan de grond in Doha. Voordat we zijn geland, hebben ze ook nog ontbijt geserveerd. Ook dat heb ik laten schieten. Ik heb eigen bammetjes bij me die ik later wel op de luchthaven gaat opeten. Doha international airport ziet er weinig glamorous uit. Ook vanuit de lucht ziet Doha er wat troosteloos uit. Er is veel laagbouw met wit pleisterwerk. Het straalt geen rijkdom uit, ook geen vrolijkheid. Alles heeft een zandkleur, of wit, of smoezelig wit. Het is moeilijk voor te stellen dat in dit woestijn staatje in 2022 de wereldkampioenschappen voetbal zullen gaan plaatsvinden. Van sommige keuzes kun je zeggen dat ze niet louter op argumenten zijn gebaseerd. Maar dat er ook er een partij is geweest die heeft betaald om de keuze zijn kant op te krijgen. Voor de keuze van Qatar als gastheer voor het wereldkampioenschap geldt deze redenatie echter niet. Er was namelijk geen enkel zinnig argument naar voren te brengen waarom Qatar gastheer zou kunnen zijn. Het klimaat is totaal ongeschikt voor voetbal, er zijn geen stadia en er groeit geen gras. Qatar als voetbal land is hetzelfde als Antartica en beach volleyball. Het gastheerschap is gekocht met idioot veel geld. Olie geld want dat hebben ze hier genoeg. Blatter heeft zich laten fêteren en iets gedaan waar hij heel goed in is. Domme besluiten nemen.

Nog even doorvliegen naar Kathmandu. Weer 5 uur in zo’n hobbelkist en dan nog een visum aanvragen. Dat duurt een uur en kost 32 euro. Het zou natuurlijk sneller kunnen maar bureaucratie viert hier hoogtij en minimaal drie mannen moeten zich ermee bemoeien voordat ik een stempel in mijn paspoort heb. Bagage ophalen en de rest van de groep er bij zoeken. Zij hadden allemaal in Nederland een visum aangevraagd en 60 euro betaald. Zij hebben niet in de rij hoeven staan maar wel op mij moeten wachten. TIP: vraag altijd pas in Nepal een visum aan. Het is goedkoper en wachten moet je toch wel. Er is namelijk altijd iemand in de groep die voor de rij gaat en dan mogen alle anderen ook wachten. In het busje naar het hotel krijg ik een bloemen ketting van Afrikaantjes om mijn nek gehangen. Ook lekker handig. Dan zien iedereen direct dat ik een toerist ben die net van de luchthaven afkomt.


De eerste indrukken van Kathmandu.

Er zit een kleine man op zijn hurken op een op grote betonvloer. Hij slaat zonder zichtbaar resultaat met een hamer op de betonvloer. Het geluid galmt tegen de muren. Er recht tegenover zit een koffietent waar ze Europese koffie schenken en waar wifi beschikbaar is. In het verkeer wordt veel en vaak geclaxonneerd. De straten zijn gevuld met auto’s, motoren en voetgangers. De straat is verhard maar zit vol gaten en kuilen. Motorrijders rijden allemaal met helm, meestal ook met de kinband vast. De bijrijders dragen steevast geen helm. Iemand vervoert een rol tapijt van 2 meter breed dwars op zijn scooter. Oversteken als voetganger op een drukke weg is moeilijk. Wachten op een gaatje heeft geen nut; het is te druk. Gewoon oversteken dus en proberen overig verkeer te ontwijken. Er zit maar een veiligheidskenmerk in het verkeersbeeld. Het is zo druk dat hardrijden onmogelijk is. Er lopen 2 koeien op straat. De voorste magere koe loopt harder dan de tweede dikke koe waarvan een voorhoef beschadigd is. De magere koe wacht op zijn dikke maatje; ze horen bij elkaar. Ik zie geen begeleider maar je kan zien dat ze ergens naar op weg zijn.

Alles, nou ja, bijna alles is hier oud en vuil. Spullen die zo oud en versleten zijn dat ze bij ons nog niet in de kringloopwinkel te zien zijn, worden hier nog gebruikt. Afval licht op straat; de vuilnisbelt is de kant van de weg. Ook de vuilverbranding gebeurt aan de wegkant. Er ligt een dooie kat op straat. Zijn aangezicht is weg en een deel van zijn hersenpan ligt ernaast. Bij de tempels zijn veel bedelaars. Slechts weinige Nepalezen zijn netjes gekleed maar het kan wel. Ik zie ook enkele Nepali met schone kleren, gewassen haren en nette schoenen. De meesten hebben vieze kleren, stoffige schoenen en een ongewassen kop.

Kathmandu is vies. Er zijn open riolen en het stinkt

De reis
Wat de bedoeling ooit was van deze reis wordt al op dag 1 door de war gegooid. De geplande reis was een vlucht vanaf Kathmandu naar Lukla en dan een tocht door de Gokyo kloof, vervolgens de Cho La pas over en via de Everest kloof terug naar Lukla. Dit jaar zit het vliegverkeer op Lukla echter tegen. Al eerder dit jaar is Lukla 7 dagen dicht geweest vanwege hardnekkige mist. Er is geen weg naar Lukla toe; er is slechts een luchtbrug en de airstrip in Lukla geldt als een van de gevaarlijkste in de wereld. De strip is extreem kort en loopt licht bergop. Die helling is nodig om een kist genoeg af te remmen bij landen en vaart mee te geven bij een start. Er kan maar een landingspoging worden gedaan door een piloot. Een doorstart maken is onmogelijk. Er kan niet genoeg vaart worden gemaakt om de berg achter de strip te ontwijken. Als het ook maar een beetje slecht weer is, gooien ze baan dicht. Die pech trof ons dus ook. We zouden zondag vliegen maar we zijn niet eens naar Kathmandu airport gereden. Een beetje hangen en wachten rondom het hotel was ons deel. Maandag zou misschien beter zijn maar ook die dag was het mistig. De vooruitzichten voor dinsdag, woensdag en donderdag waren nog hopelozer. Heel misschien zou er vrijdag een weersverbetering doorzetten. Dit zou betekenen dat we pas zaterdag of zondag weg zouden kunnen. En dan moesten we nog een kist zien te regelen. Want ook voor die dagen waren er natuurlijk al vluchten gepland.

Tijd voor een change of plans dus. Dit is een wandelreis, dan maar wandelen naar Lukla. Dinsdag middag hebben een bus geregeld en een 8-tal dragers geregeld. De dragers die voor ons klaar stonden in Lukla gaan maar even de deeltijd WW in. De 3 gidsen die in Luka klaar stonden, komen ons tegemoet lopen en de eerste dagen moeten we het doen met een tijdelijk gids. Op een grote aftands oranje bus worden om half drie lokale tijd 15 tassen op het dak vastgebonden. Halverwege de chaotische rit in Kathmandu stappen onze dragers de bus in. Er volgt nu een dodemansrit met een chauffeur die denkt dat hij Michael Schumacher is over een krakkemikkige hobbelige asfalt weg. Acht uur later staan we in Jiri. Om 11 uur worden 14 tassen van het dak gehaald. Een tas ontbreekt en laat dat nu net de mijne zijn.

###!!!!$$%!@#!!!!@!!!######^^*****!!! GRRRRRRRRRRRRRRR!!!!!!!

Ergens tijdens de reis waar we 3 erg trage vrachtwagens via de berm hebben ingehaald is waarschijnlijk een stuk Nepalees tuig uit de boom komen vallen en heeft een tas weten te ontfutselen. Ik wens hem veel ongemak toe in mijn maat kleren. Zie je het al voor je? Een Nepalees opdondertje gekleed in een veel te lange broek en een donsjack in maat XL.

De hoeveelheid pech manifesteert zich overduidelijk in het begin van de reis. Op stom wonderbaarlijke wijze heb ik wel de beschikking over mijn eigen slaapzak ik bij een andere deelnemers in de tas had gedaan. Eerst maar even iets eten en daarna gaan slapen. Tijdens de noodle soep zit ik te bedenken wat ik allemaal kwijt ben. Warme kleren, thermisch ondergoed, laptap, hoogtemeter, Nepalees geld, ….. scheerapparaat, …. 12 keer ondergoed, … accu oplader. Ik moet stoppen met denken en gewoon gaan slapen. Morgen maar eens gaan shoppen in Jiri.


Jiri
Jiri blijkt een gehucht van drie keer niets. In Thamel, de toeristische wijk in Kathmandu, wemelde het van de outdoor boetiekjes. Allemaal stop goedkoop en allemaal nep. Alles is voorzien van een merkje van the North Face, Mammut of een ander bekend Westers merk. Een donsjack kost hier 45 euro terwijl je daar in Nederland makkelijk 250 euro voor moet neertellen. De kleding is niet te vergelijken natuurlijk met het echte spul qua kwaliteit maar ik zou er een moord voor hebben gedaan als er toch minimaal een van dit soort winkels in Jiri had gezeten. In Jiri zitten paar winkels maar veel wijzer word je daar niet van. Ik heb onder andere nieuw ondergoed nodig. Vorig stond ik in Venezuela nieuw ondergoed te kopen omdat mijn tas met de verkeerde vlucht was meegegaan. Toen had ik lachende niet-helpende Venezolaanse schones als hulp. Nu sta ik een volgestouwd magazijn ondergoed te passen. Ik heb een hekel aan te wijd zittend ondergoed. Dan mezelf maar even te kijk zetten. Ik koop nog wat T-shirts, sokken, shampoo en een handdoek. De overige zaken kan ik lenen bij de rest van de groep.

En nu gaan we wandelen. Ik heb nu wel genoeg pech gehad.


Jiri – Namche in 8 dagen:
Er loopt een ambulande voor me. Er ligt een vrouw op een provisorisch brancard dat wordt gedragen door jonge mannen. Ze dragen goedkope gympen; ik loop op goede bergschoenen en draag slechts een lichtgewicht rugzak. Wat ik nog aan schamele bagage over heb, heb ik afgegeven aan de dragers. De ambulance loopt harder dan ik over een rotsig bergpad naar beneden. Dit is niet te begrijpen. Ik denk dat ik eerder de relativiteitswetten van Einstein ga inzien dan dat ik ga begrijpen waarom een Nepalese menselijk ambulance sneller kan bergwandelen dan ik.

Halverwege de route zit een pas van 3600 meter hoog. De klim naar de pas gaat langzaam. De voorste gids loopt niet rap door en ik blijf netjes achter hem. Dat blijkt niet slim. Ik krijg het zo niet warm en de zon schijnt vandaag niet. Boven op de pas vriest het. En mijn warme kleren ben ik kwijt. De lunch is vlak voor de top en de lodge is slecht verwarmd. Ik zit te kleumen en een beetje te mopperen op het suffe tempo van de gids. Dan blijken er ineens nog 3 ongebruikte fleece truien te zijn. Daar had ik beter eerder naar kunnen vragen. Ik trek een extra fleece aan en ik ben nu als een mummy gekleed. Een t-shirt, 1 blouse, 1 dunne trui en 2 dikke fleece truien. Plus een muts en handschoenen. Pas 3 uur later begin ik het weer een beetje warm te krijgen. Halverwege de klim naar de pas verbeter ik mijn hoogterecord. Dat stond op 3208 meter hoog, gelijk aan de pain du sucre in de Franse Queyras. Ergens halverwege de klim overstijg ik deze hoogte. En de stap daarna weer. En de stap daarna is weer hoger. De weg naar de top is een lange aaneenschakeling van hoogterecords.

De hutten op dit traject zijn primitief. Sommige zeggen dat ze charme hebben. De charme van authenticiteit en dat ze dicht bij de bevolking zitten. Aan primitieve omstandigheden wordt wel vaker het woord charme gekoppeld. Maar primitief is ook gewoon primitief en vooral armoedig. Alle deurposten zijn zo laag dat ik altijd moet bukken. De elektriciteit valt regelmatig en soms ook langdurig uit. Er is geen warme douce, geen warm water en soms zelfs helemaal geen water. De verwarming ontbreekt en buiten is het nul graden. De bedden zijn lomphard en de matrassen zijn flinterdun. De muren zijn van hout. Accu’s van camera’s en telefoons kunnen niet worden opgeladen. Het water is niet drinkbaar en zelfs voor tanden poetsen heb je mineraal water nodig. Dekens ontbreken in een lodge en een warme slaapzak is een must. Op de wc is geen wc-papier en doorspoelen moet met een emmer. Nepalezen zelf gebruiken geen wc-papier; de toerist zoekt het maar uit hoe die zijn achterste hygiënisch schoon krijgt. Kranen zitten los en alle deuren klemmen. Wat nou charme? Gewoon armoedig.

Daarentegen is wel gezellig in een hut. We maken overal grappen over en doen een muziek quiz op de reserve accu van een i-pod. Ik leer andere mensen toepen en hoe je moet bluffen. We eten de lokale appeltaart. Dat is geen culinair hoogstandje maar het vult onze magen wel.

Er zijn grofweg 3 manieren bagage naar boven te dragen. Ezels, yaks en menselijke dragers. Elke 3 groepen hebben zo hun voor- en nadelen. Ezels zijn moeilijk vooruit te porren en kunnen niet in het hogere gedeelte wandelen. Yaks kunnen meer bagage dragen dan een ezel. Ze lopen alleen in de hogere valleien. Tegen laagland kunnen ze niet goed. Zowel ezels als yaks hebben geen besef van het extra volume op hun rug en ze schuren vaak hun bagage kapot aan de bergwand. Ik zie een ezelkaravaan jerrycans kerosine de berg op zeulen. Dat is tegen de ontbossing. Om de ezels lopend te houden gooit de karavaan drijver soms een steen naar de voorste ezel. Met een steen zie ik hem een keer een jerrycan kerosine lek gooien. Hij ondernam geen actie om zijn fout te herstellen. Dan maar een blik minder. De derde veel gezien vorm van drager is de mens. Deze heeft eigenlijk alleen maar voordelen. Ze kunnen grote en zware ladingen aan. Tot 100 kg is geen probleem voor de sherpa’s. De kleine mannetjes lopen met speels gemak omhoog. Ze hebben er zelfs lol in. Ze beschadigen de lading ook niet. Uiteraard is deze vorm van dragen duurder van yaks inzetten en echt oud worden mesnelijke dragers ook niet. Het hele gebied hier is niet bereikbaar per auto of vrachtwagen. Alles wat we hier zien is ooit omhoog gedragen. Alle huizen die hier staan zijn ooit in onderdelen de berg op gezeuld. En het gebied is echt gewoon bewoond. Elk half uur kom ik wel weer een paar huizen tegen.

Na Lukla verandert het pad drastisch. Alles lijkt ineens totaal anders. Het pad is veel drukker en meer toeristisch. Het pad van Lukla kenmerkt zich door een lokale bevolking die toerisme zag als een bijverdienste. Ze kwamen rond van de landbouw en verdienden soms iets bij aan een passerende toerist. Op het pad van Lukla naar Namche is toerisme inkomstenbron nummer een. Er zijn veel lodges, restaurants en winkeltjes. Ik zie een poolcafe met een heuse pool tafel. Daarnaast zit de reggae bar met een happy hour tussen 6 en 8. Het pad is ook bredere en schoner. Er ligt minder zwerfvuil op het pad dat bevolkt wordt door Jappaners en Amerikanen. Alles lodges zijn ook groter en luxer dan de lodges die ik tot nog toe heb gezien.

Vlak na Lukla zit een controlepost. We passeren aan een agent die onze trekkingspermits wil zien. De nummer van de permits worden overgeschreven in een groot schrift. Wat zou die man toch al kind verkeerd hebben gedaan omdat hij nu als strafwerk de hele dag permits van verveelde toeristen moet overschrijven? Wat gaat die man zeggen als hij ’s avonds bij zijn vrouw aanschuift voor een bord dahl baat? Ik heb vandaan 327 nummer overschreven; dat zijn er 17 meer dan gisteren. Leuk leventje, hoor.

Na 8 dagen wandelen, komen dan eindelijk aan in Namce bazaar, de shopping city in de Khumbu vallei. Eindelijk kan ik fatsoenlijke kleren gaan kopen. Geen katoenen T-shirts meer, geen Dockers broek meer en eindelijk een warm jack scoren. Er zitten weer veel outdoor winkeltjes met nep North Face kleren maar die laat ik links liggen. Ik ga winkelen bij de Sherpa shop. Dat is een winkel van het Nepalese outdour merk Sherpa. Ze hanteren daar Europese prijzen en ook Europese kwaliteit. Ik koop een therm onderbroek, een fleece broek, een wandelbroek, een cool-max shirt, een fleece trui, een warm jack en een paar handschoenen. Ik mag voor bijna 400 euro betalen. Met PIN. Giraal betalen op 3400 meter hoogte in Nepal; lange leve de techniek. En ook lang leve de nieuwe warme kleren. Ik voel me weer een beetje meer mens.

Geen opmerkingen: