De Gokyo kloof
Tijdens de rustdag in Namche bazaar maken we een wandeling naar het Mount Everest View hotel. Rustdag is tijdens een wandelreis ook maar iets betrekkelijks. De voornaamste reden dat we een dagje in Namche blijven, is een extra acclimatisatie dag. Het wennen aan de hoogte. Te snel stijgen betekent een verhoogde kans op acute hoogteziekte. Als je te snel stijgt, krijg je direct last van de bekende symptomen. Hoofdpijn, slecht slapen, vermoeidheid en verminderde eetlust. Het lichaam heeft het dan te druk met de ijle lucht dat het een aantal functies als minder belangrijk gaat beschouwen. Het maag darm stelsel gaat op slot en daarmee verdwijnt je eetlust en je lichaam vertikt het om energie te leveren en daar is de vermoeidheid mee verklaart. Het Mount Everest View Hotel lijkt voor Japanners gebouwd te zijn. Het is in tegenstelling tot onze lodges gewoon luxe. Gebouwd met echte stenen en een heuse hotel lobby. Het ziet er gewoon uit als een deftig hotel zoals er zoveel zijn op deze wereld. Niets bijzonders eigenlijk maar dit hotel ligt in Nepal en daar is wc-papier al een vorm van luxe. Een echt hotel is dan nogal een vreemde eend in de bijt. We doen even een kopje thee op het terras. Ook daar blijkt de invloed van de Japanners. Er is een kaart in het Japans en de dienstdoende Nepalese ober spreekt ook nog een woordje Japans. Konishiwa. De prijzen van de thee vallen mee, dit in tegenstelling tot een hotel overnachting. Die is goed voor 100 dollar de man. Behalve het terras met een prachtig uitzicht op de Everest schijnt er ook een oxygen bar in het hotel te zitten. Veel Jappen die hier komen zijn te snel naar hoogte gestegen en worden ziek. Vakantiedagen in Japan worden in minuten uitgedrukt en als je niet binnen een week terug op kantoor bent, is je bureau ingepikt. Even naar Nepal vliegen, snel door naar Lukla, wandelen naar Namche, snel door naar het Everest hotel, ziek worden en naar de oxygen bar en dan als de wiedeweerga weer naar huis om maandag op kantoor te zijn. Ook leuk, zo’n speed vakantie.
De Everest is trouwens niet echt mooi. Vanaf dit view point is het niet de hoogste berg. De Nupste die in realiteit lager is zorgt voor wat optisch bedrog door vanaf hier hoger te lijken. Behalve de Everest kunnen we vanaf hier ook de Ama Damblam zien liggen. Een berg die net geen 7000 meter haalt. Eigenlijk een kleine jongen tussen het overig geweld van 8000-ders. Toch is de Ama Damblam met kop en schouders de mooiste berg van alles wat er hier aan witte bergpieken te zien is. Mijn kamergenoot Richard beweert zelfs dat de Ama Damblam de mooiste berg ter wereld is. Kijk, over smaak valt te twisten, over hoogte niet. De Everest is gewoon de hoogste ter wereld. Punt uit. En of de Ama Damblam nu echt de mooiste is, daar valt over te twisten. Onmiskenbaar is hij zeker en hij laat zich ook veel lastiger beklimmen dan de Everest. En mooier dan de Everest is hij ook. Zelfs daar kun je niet over twisten. De Everest ligt geheel in links in het panaroma, de Ama Damblam rechts. In een oogopslag zie ik de hoogste en mooiste berg van de hele wereld. ’s Middags gaan we koffie drinken en brownies eten bij Illy’s coffee; terug naar de Westerse wereld.
Ziek zwak en moe
Vanaf Namche lopen we naar grotere hoogte. Eerst naar Tengboche (3810 m) en later door naar Dole (4100 m). Ik krijg last van een beginnende keel ontsteking en dat soort dingen kan ik hier missen als kiespijn. Lopen op hoogte vergt meer van een lichaam dan je in eerste instantie zou denken. Maar het lichaam moet aan van alles tegelijkertijd wennen. De omgeving is anders, de keuken bevat weinig groente en fruit is al helemaal spaarloos. Daarnaast wandelen we 4 tot 6 uur per dag en tussendoor mag het lichaam nog wennen aan de ijler wordende lucht. Iedereen binnen de groep wordt wel een keer geraakt door een of ander ronddwalend virus. Een keelontsteking, verkoudheidje, vermoeidheidsverschijnsel of een keer aan de racekak. Op de dag van Tengboche gaat het alles behalve goed met mij. De keelontsteking zet gelukkig niet door maar blijft steken bij een onschuldig verkoudheidje. Ik kom wel doodop aan in Dole. Mijn pols maakt overuren. Op de laatste klim naar Dole, zit ik even uit te hijgen en water te drinken. Als Wybe, onze Nederlandse gids langskomt, vertel ik hem dat het maar goed is dat het hier zo mooi is. Hoe zo dat, vraagt hij. Nou, anders was er vandaag echt geen bal aan geweest. Ik hou niet zo van wandelen en vandaag al helemaal niet. Het duurt nog een paar dagen dat ik van dit virusje af ben. ’s Middags probeer ik in de hut te slapen maar mijn pols staat nog steeds boven de 100 en ik kan daarom de slaap niet vatten. De volgende ochtend meet ik een pols van 84 waar 60 meer normaal zou zijn geweest. Pas 3 dagen later staat mijn ochtendpols op een normale waarde.
De route naar Gokyo gaat langzaam. Vanwege de acclimatisatie regels kunnen we maar langzaam stijgen. We mogen maar zo’n 300 tot 400 meter per dag stijgen in slaapplek. We lopen zodoende in een half dagje naar Machermo (4450 m) en in nog een half dagje naar Gokyo (4790 m). Mijn lichaam krijgt in ieder geval de tijd om wat bij te komen en als we de Gokyo Ri (5360 m) oplopen ben ik bijna hersteld.
Gokyo Ri, 5360 m
De Gokyo Ri gaat het hoogtepunt vormen van deze reis. Door het dichtzitten van Lukla en de aanpassing van het programma zullen we niet de Kala Patar opgaan. Deze bergpiek telt 5550 meter hoog en zou als fysiek hoogtepunt gelden van deze reis. Nu moeten we het doen met een iets lagere piek maar nog steeds goed voor 5360 meter hoog. Voor minder dan 5000 had ik het niet gedaan. Het uitzicht vanaf de Gokyo Ri is groots. Er is een perfect uitzicht op de Everest die vanaf dat punt ook echt de hoogste bergpiek is en het uitzicht op de Ngozumba gletsjer is indrukwekkend. Ik hoef hem alleen nog maar even te beklimmen. En dat met een conditie die nog lang niet de oude is. De weg naar de top vanaf het dorpje Gokyo is een kort en vooral absurd steil pad de berg op. Het is een soort trap van 600 meter naar boven toe. Naarmate ik dichter bij de top kom, gaat het steeds moeizamer. De laatste 100 meter stijgen gaat het moeizaamst. Ik loop tergend langzaam en dan nog loop ik te hijgen als een rennend paard. Om de 30 passen moet ik weer even rust nemen om normaal te kunnen gaan ademen. Na 10 seconden is de ademhaling weer normaal en kan ik weer verder. De hoeveelheid zuurstof die we hier tot onze beschikking hebben is de helft van wat we gewend zijn op zeeniveau. Een keer inademen op zeeniveau betekent twee keer inademen op de Gokyo Ri. De druk is gedaald tot onder de 500 mbar terwijl we normaal 1013 gewend zijn. Ik sta te twijfelen of ik de top nog halen. Dat elke volgende stap een nieuw hoogterecord betekent en dat daarmee de weg naar de top een aaneenschakeling is van hoogterecords is, kan me nu even niet inspireren. Domweg het feit dat ik thuis niet hoef te vertellen dat ik afgehaakt ben, is reden om door te lopen. Hijghijghijg, hijghijghijg, hijghijghijg, hijghijghijg, hijghijghijg. En dan ben ik er. Vijfduizend driehonderd en zestig meter boven zeeniveau. Dat is 17 keer de Eiffeltoren en bijna 3 keer de mont Ventoux. Ik heb te voet een berg beklommen van meer dan 5000 meter hoogte; en dat voor een fietser. Boven op de top doe ik de standaard toeristen dingen. Foto’s maken van de bergen om heen en een paar foto’s met mezelf op de voorgrond om aan het nageslacht te bewijzen dat ik er was. Nog wat oh’s en ah’s slaken en dan weer naar beneden klauteren.
De volgend dag lopen we weer terug het dal in. Degene die gisteren middag de Gokyo Ri niet hebben gedaan, doen hem deze ochtend alsnog. De rest van de groep is een beetje wandelen en foto’s maken in de omgeving. Ik blijf op het terras zitten om het fort te bewaken. Ik houd toch niet van wandelen en de accu van mijn camera is leeg, dus foto’s maken zit er ook niet in. Ik ben in het hooggebergte omdat ik hooggebergte nu eenmaal heel erg mooi vind. Niet omdat ik zo gek ben op wandelen. En de bergen kun je ook aanschouwen vanaf het terras. Net zo gemakkelijk. ’s Middags lopen we terug naar Machermo. In de schaduw is het -1 graden. Toch heb ik het niet koud. De nieuwe Sherpa kleding is lekker warm.
Weg met Jappanners
Zo langzaam als we zijn gestegen, zo snel lopen we weer terug het dal in. Het lichaam moet wennen aan grotere hoogte. Maar het hoeft niet te wennen aan het dalen. We lopen vanaf Machermo in een dag naar Namche en vanuit Namche in een dag naar Lukla. Op de heenweg deden we over ditzelfde traject nog 6 dagen. Het stuk tussen Namche en Lukla kenmerkt zich als de Everest highway. Was het heerlijk rustig in de Gokyo kloof, hier zitten we weer in het massatoerisme. En ik stel bij deze voor om alle bejaarde Japanners af te schaffen. Niet de noeste arbeiders die even snel de Everest doen maar de grote club bejaarde treuzelaars die alle tijd in de wereld heeft. Gewoon uit te roeien van deze aardkloot. Ze lopen alleen maar alles en iedereen in de weg. En ze zijn nog spuuglelijk ook. Ze zien eruit alsof E.T. terug op aarde is. Ze trekken zich er ook niets van aan; ze kijken alleen bête en schaapachtig weg. Ze trekken zich sowieso nergens iets van aan. Ze lopen in een tergend traag suf tempo over het pad. Zelfs een kudde ezels is sneller. En ze gaan net als de ezels niet aan de kant. Ik zie in Lukla een lading Jappen worden afgeleverd in een kist van Yeti airlines. Ze stappen uit en gaan foto’s maken. Ze worden dringend en nauwelijks vriendelijk gemaand door een lokale soldaat om door te lopen. Dat doen ze ook maar 2 stappen later zijn ze het alweer vergeten en stoppen opnieuw om een foto te maken.
Eenmaal in Lukla hebben we geluk. We hadden pech met het weer in het eerste deel van de reis maar daarna hebben we alleen maar schitterend weer gehad met heel veel blauwe luchten en de mooiste vergezichten. De laatste 2 dagen is het weer bewolkt en als ik ’s ochtends in Lukla naar buiten kijk, dan vrees ik het ergste. Het ziet er bewolkt uit en het zou mij niet verbazen als ze de luchthaven zouden dichtgooien. Dat gebeurt echter niet en rond de klok van negen vertrekken we in een Twinotter van de korte airstrip in Lukla. Met 15 man proppen we ons op hele kleine stoeltjes met onze tassen op schoot. Er zit zelfs een stewardess aan boord die ons onderweg snoepjes uit deelt. Zij ziet er spik en span uit. Mooi mantelpakje, lang zwart haar, rode lippen en gelakte nagels. Wij zitten allemaal in wandelkleren die een uur stinken in de wind. Niemand heeft nog schone kleren kunnen vinden in zijn tas.
Toch fietsen
De laatste anderhalve dag van de reis is er ruimte om Kathmandu te bekijken. Onze gids heeft een rondrit door de stad georganiseerd langs de toeristische high-lights. Hindoestaanse tempels, boeddhistische tempels, musea en de lijkverbranding. Ik ben een cultuurbarbaar en sla dit tripje wijselijk over. Ik ga tijdens zo’n uitje toch maar zitten mokken en daar wordt verder ook niemand wijzer van. In onze toeristische wijk ga ik eerst maar eens langs de barbier om een baard van 3 weken te laten weg scheren. Ik krijg er een massage bij plus een cursus chiropraxie voor beginners. Van de laatste 2 had de barbier echt geen kaas gegeten. Masseren is echt wat anders dan zomaar lukraak in spieren knijpen en her en der wat botjes laten kraken is eerder gevaarlijk dan nuttig. Hij had misschien gehoopt op een fooi door deze extra inspanning maar van mij had hij het achterwege mogen laten. Na deze lokale marteling ga ik op zoek naar een toko die een mij een fiets wil verhuren. Er zit genoeg zaakjes hier die allerlei outdoor activiteiten aanbieden. Ik huur voor de volgende dag een gids plus een ATB. Met de gids zal ik een dagje ten noorden van Kathmandu een rondje gaan fietsen.
De wegen blijken soms verhard en meestal onverhard. Stel je van het verharde wegdek overigens niet te veel voor. Dat is ooit 20 jaar geleden aangelegd en sindsdien nooit meer onderhouden. Zwaar vracht verkeer, moesson regens grote temperatuursverschillen zorgen ervoor dat de weg vol kuilen en scheuren zit. Ik ontdek wederom dat ik geen held ben op buts buts wegen. Ik zal nooit maar dan ook nooit vrijwillig mee gaan doen aan Parijs-Roubaix. Ik laat de gids lekker voor me uit rijden en kijk een beetje om heen. Ik ben hier nu de enige toerist. Ik kijk naar iedereen en iedereen kijkt naar mij. Ik ben een fietsende attractie. Er is eigenlijk ook niets te zien dat enige culturele waarde heeft. Het zijn de dorpjes buiten Kathmandu waar mensen het gewone Nepalese leven leiden. Zo zie ik Nepal zoals het er in het dagelijkse leven uitziet. Dat laat zich vooral omschrijven door de woorden lelijk, armoedig en vuil. Nagenoeg alles gebeurt hier nog met handwerk; er worden zelden machines gebruikt. Zagen doe je met een handzaag, niet met een decoupeerzaag. Wassen doe je met de hand, niet met een machine. Bij de dorpskraan doe je de was, je wast de vaat en daarna was je jezelf. De elektriciteitskabels lopen allemaal boven de weg. Het is een complete chaos van zwarte draden die zich van huis naar huis slingeren. Dat hier 12 keer per dag de stroom uitvalt, zal niemand verwonderen. De wegen zijn stoffig en het huisraad wat nog in gebruik is, hadden wij al lang naar de sloop gebracht. Ik zie een man op een oranje Specialized fiets die een honderdtal ritsen over zijn stuur heeft hangen. Achterop nog een grote jutezak met inhoud. Wat doet die man hier? De lokale ritsen verkoper? Een vrachtje afleveren bij de kleermaker?
Op een van de steile klimmetjes naar een dorpje toe, probeer ik even de gids uit. Op goed steil verharde wegen ben ik wat meer in mijn element. Ik zet aan en ga harder rijden en haal mijn gids in. Eens kijken of hij kan volgen. Niet dus, hij haakt af. Als hij boven staat, zeg ik nog dat het een best steile klim is. Hij stelt voor om thee te gaan drinken. Op de terugweg heb ik het drukke verkeer van Kathmandu aan den lijve ondervonden. Ze kennen hier een paar verkeersregels. Ze rijden links en aan die regel houdt iedereen zich. Enkele uitzonderingen daargelaten, natuurlijk. Iedereen heeft hier voorrang en ook aan die regel houdt iedereen zich. Geen uitzonderringen deze keer. Ik ben blij dat ik de gids kan bijhouden. Gewoon met doodsverachting jezelf tussen een busje en een brommer in wringen en maar hopen dat alles goed gaat. De meest onmogelijke inhaal actie worden hier ingezet. En ook gewoon doorgezet al kun je al op voorhand zien dat anderen voor je moeten gaan remmen of uitwijken. Na een half uurtje Kathmandu hectiek zijn terug in Thamel. Ik stap af en zeg tegen de gids: “I cycled through Kathmandu and live to tell it”. Hij snapte de grap niet.
zondag 11 december 2011
donderdag 8 december 2011
Wandelen in Nepal
Eerst maar eens Vliegen
Alles gaat op de automatische piloot; inchecken, paspoort controle, kop koffie drinken, hangen en wachten. Voor alles is een eerste keer; voor vliegen, sex en spreken in het openbaar. De eerste keer is spannend. Later denk je er niet meer over na. De eerste keer dat ik vloog was met mijn ouders naar Kreta. Ik was 17; toen we terugvlogen inmiddels 18. Je moet ergens je 18de verjaardag vieren. De derde vlucht was in Ierland, daarna ben ik ergens de tel kwijt geraakt. Wat me vandaag opviel is dat alle dingen die iemand doet als hij/zij voor de eerste keer vliegt, ik niet meer doe. Ik kijk de veiligheid instructie video niet; ik lees ook de folder niet door. Ik kijk het aanbiedingen krantje niet in en ik controleer niet 7 keer mijn ticket. Ik stap de kist in en ga de krant lezen. Ik geloof het uitzicht op een vleugel inmiddels wel. Niet zo’n spannend nieuws eigenlijk maar wel een mooie gedachten kronkel.
Na hoeveel keer en na hoeveel tijd gaat het spannende van een eerste keer af? Mensen die voor het eerst Ajax in de Arena zien spelen, wijzen de hoekvlag aan. Ze benoemen het feit dat de dug-out laag is en dat de stoeltjes in het stadion allemaal een andere kleur hebben. Dingen die je allemaal al wist maar dan voor het eerst in het echt ziet. De tweede keer doe je dat niet. En zouden er ook dingen zijn die altijd spannend blijven? Een kind baren ook al heb je er al vier? Iemand moeten ontslaan of vertellen dat hij kanker heeft? Ik vind een sollicitatie gesprek nog altijd spannend en ik slaap ook altijd hopeloos slecht voor een cyclo. Zou dat ooit nog eens overgaan?
De reis naar Kathmandu gaat in drie stappen. Eerst naar Frankfurt, dan naar Doha en dan naar Kathmandu. Het eerste stukje met Lufthansa, de rest van de reis met Qatar Airways. Pas rond half twaalf ’s nachts vliegen we weg uit Frankfurt. Na een uur in de lucht te hangen, gaan ze het avondeten uit serveren. Ik pas. Eten om 1 uur ’s nachts vind ik geen optie. Ik doe mijn ogen dicht en probeer de slaap te vatten. 7 uur later en rond half 9 lokale tijd staan we aan de grond in Doha. Voordat we zijn geland, hebben ze ook nog ontbijt geserveerd. Ook dat heb ik laten schieten. Ik heb eigen bammetjes bij me die ik later wel op de luchthaven gaat opeten. Doha international airport ziet er weinig glamorous uit. Ook vanuit de lucht ziet Doha er wat troosteloos uit. Er is veel laagbouw met wit pleisterwerk. Het straalt geen rijkdom uit, ook geen vrolijkheid. Alles heeft een zandkleur, of wit, of smoezelig wit. Het is moeilijk voor te stellen dat in dit woestijn staatje in 2022 de wereldkampioenschappen voetbal zullen gaan plaatsvinden. Van sommige keuzes kun je zeggen dat ze niet louter op argumenten zijn gebaseerd. Maar dat er ook er een partij is geweest die heeft betaald om de keuze zijn kant op te krijgen. Voor de keuze van Qatar als gastheer voor het wereldkampioenschap geldt deze redenatie echter niet. Er was namelijk geen enkel zinnig argument naar voren te brengen waarom Qatar gastheer zou kunnen zijn. Het klimaat is totaal ongeschikt voor voetbal, er zijn geen stadia en er groeit geen gras. Qatar als voetbal land is hetzelfde als Antartica en beach volleyball. Het gastheerschap is gekocht met idioot veel geld. Olie geld want dat hebben ze hier genoeg. Blatter heeft zich laten fêteren en iets gedaan waar hij heel goed in is. Domme besluiten nemen.
Nog even doorvliegen naar Kathmandu. Weer 5 uur in zo’n hobbelkist en dan nog een visum aanvragen. Dat duurt een uur en kost 32 euro. Het zou natuurlijk sneller kunnen maar bureaucratie viert hier hoogtij en minimaal drie mannen moeten zich ermee bemoeien voordat ik een stempel in mijn paspoort heb. Bagage ophalen en de rest van de groep er bij zoeken. Zij hadden allemaal in Nederland een visum aangevraagd en 60 euro betaald. Zij hebben niet in de rij hoeven staan maar wel op mij moeten wachten. TIP: vraag altijd pas in Nepal een visum aan. Het is goedkoper en wachten moet je toch wel. Er is namelijk altijd iemand in de groep die voor de rij gaat en dan mogen alle anderen ook wachten. In het busje naar het hotel krijg ik een bloemen ketting van Afrikaantjes om mijn nek gehangen. Ook lekker handig. Dan zien iedereen direct dat ik een toerist ben die net van de luchthaven afkomt.
De eerste indrukken van Kathmandu.
Er zit een kleine man op zijn hurken op een op grote betonvloer. Hij slaat zonder zichtbaar resultaat met een hamer op de betonvloer. Het geluid galmt tegen de muren. Er recht tegenover zit een koffietent waar ze Europese koffie schenken en waar wifi beschikbaar is. In het verkeer wordt veel en vaak geclaxonneerd. De straten zijn gevuld met auto’s, motoren en voetgangers. De straat is verhard maar zit vol gaten en kuilen. Motorrijders rijden allemaal met helm, meestal ook met de kinband vast. De bijrijders dragen steevast geen helm. Iemand vervoert een rol tapijt van 2 meter breed dwars op zijn scooter. Oversteken als voetganger op een drukke weg is moeilijk. Wachten op een gaatje heeft geen nut; het is te druk. Gewoon oversteken dus en proberen overig verkeer te ontwijken. Er zit maar een veiligheidskenmerk in het verkeersbeeld. Het is zo druk dat hardrijden onmogelijk is. Er lopen 2 koeien op straat. De voorste magere koe loopt harder dan de tweede dikke koe waarvan een voorhoef beschadigd is. De magere koe wacht op zijn dikke maatje; ze horen bij elkaar. Ik zie geen begeleider maar je kan zien dat ze ergens naar op weg zijn.
Alles, nou ja, bijna alles is hier oud en vuil. Spullen die zo oud en versleten zijn dat ze bij ons nog niet in de kringloopwinkel te zien zijn, worden hier nog gebruikt. Afval licht op straat; de vuilnisbelt is de kant van de weg. Ook de vuilverbranding gebeurt aan de wegkant. Er ligt een dooie kat op straat. Zijn aangezicht is weg en een deel van zijn hersenpan ligt ernaast. Bij de tempels zijn veel bedelaars. Slechts weinige Nepalezen zijn netjes gekleed maar het kan wel. Ik zie ook enkele Nepali met schone kleren, gewassen haren en nette schoenen. De meesten hebben vieze kleren, stoffige schoenen en een ongewassen kop.
Kathmandu is vies. Er zijn open riolen en het stinkt
De reis
Wat de bedoeling ooit was van deze reis wordt al op dag 1 door de war gegooid. De geplande reis was een vlucht vanaf Kathmandu naar Lukla en dan een tocht door de Gokyo kloof, vervolgens de Cho La pas over en via de Everest kloof terug naar Lukla. Dit jaar zit het vliegverkeer op Lukla echter tegen. Al eerder dit jaar is Lukla 7 dagen dicht geweest vanwege hardnekkige mist. Er is geen weg naar Lukla toe; er is slechts een luchtbrug en de airstrip in Lukla geldt als een van de gevaarlijkste in de wereld. De strip is extreem kort en loopt licht bergop. Die helling is nodig om een kist genoeg af te remmen bij landen en vaart mee te geven bij een start. Er kan maar een landingspoging worden gedaan door een piloot. Een doorstart maken is onmogelijk. Er kan niet genoeg vaart worden gemaakt om de berg achter de strip te ontwijken. Als het ook maar een beetje slecht weer is, gooien ze baan dicht. Die pech trof ons dus ook. We zouden zondag vliegen maar we zijn niet eens naar Kathmandu airport gereden. Een beetje hangen en wachten rondom het hotel was ons deel. Maandag zou misschien beter zijn maar ook die dag was het mistig. De vooruitzichten voor dinsdag, woensdag en donderdag waren nog hopelozer. Heel misschien zou er vrijdag een weersverbetering doorzetten. Dit zou betekenen dat we pas zaterdag of zondag weg zouden kunnen. En dan moesten we nog een kist zien te regelen. Want ook voor die dagen waren er natuurlijk al vluchten gepland.
Tijd voor een change of plans dus. Dit is een wandelreis, dan maar wandelen naar Lukla. Dinsdag middag hebben een bus geregeld en een 8-tal dragers geregeld. De dragers die voor ons klaar stonden in Lukla gaan maar even de deeltijd WW in. De 3 gidsen die in Luka klaar stonden, komen ons tegemoet lopen en de eerste dagen moeten we het doen met een tijdelijk gids. Op een grote aftands oranje bus worden om half drie lokale tijd 15 tassen op het dak vastgebonden. Halverwege de chaotische rit in Kathmandu stappen onze dragers de bus in. Er volgt nu een dodemansrit met een chauffeur die denkt dat hij Michael Schumacher is over een krakkemikkige hobbelige asfalt weg. Acht uur later staan we in Jiri. Om 11 uur worden 14 tassen van het dak gehaald. Een tas ontbreekt en laat dat nu net de mijne zijn.
###!!!!$$%!@#!!!!@!!!######^^*****!!! GRRRRRRRRRRRRRRR!!!!!!!
Ergens tijdens de reis waar we 3 erg trage vrachtwagens via de berm hebben ingehaald is waarschijnlijk een stuk Nepalees tuig uit de boom komen vallen en heeft een tas weten te ontfutselen. Ik wens hem veel ongemak toe in mijn maat kleren. Zie je het al voor je? Een Nepalees opdondertje gekleed in een veel te lange broek en een donsjack in maat XL.
De hoeveelheid pech manifesteert zich overduidelijk in het begin van de reis. Op stom wonderbaarlijke wijze heb ik wel de beschikking over mijn eigen slaapzak ik bij een andere deelnemers in de tas had gedaan. Eerst maar even iets eten en daarna gaan slapen. Tijdens de noodle soep zit ik te bedenken wat ik allemaal kwijt ben. Warme kleren, thermisch ondergoed, laptap, hoogtemeter, Nepalees geld, ….. scheerapparaat, …. 12 keer ondergoed, … accu oplader. Ik moet stoppen met denken en gewoon gaan slapen. Morgen maar eens gaan shoppen in Jiri.
Jiri
Jiri blijkt een gehucht van drie keer niets. In Thamel, de toeristische wijk in Kathmandu, wemelde het van de outdoor boetiekjes. Allemaal stop goedkoop en allemaal nep. Alles is voorzien van een merkje van the North Face, Mammut of een ander bekend Westers merk. Een donsjack kost hier 45 euro terwijl je daar in Nederland makkelijk 250 euro voor moet neertellen. De kleding is niet te vergelijken natuurlijk met het echte spul qua kwaliteit maar ik zou er een moord voor hebben gedaan als er toch minimaal een van dit soort winkels in Jiri had gezeten. In Jiri zitten paar winkels maar veel wijzer word je daar niet van. Ik heb onder andere nieuw ondergoed nodig. Vorig stond ik in Venezuela nieuw ondergoed te kopen omdat mijn tas met de verkeerde vlucht was meegegaan. Toen had ik lachende niet-helpende Venezolaanse schones als hulp. Nu sta ik een volgestouwd magazijn ondergoed te passen. Ik heb een hekel aan te wijd zittend ondergoed. Dan mezelf maar even te kijk zetten. Ik koop nog wat T-shirts, sokken, shampoo en een handdoek. De overige zaken kan ik lenen bij de rest van de groep.
En nu gaan we wandelen. Ik heb nu wel genoeg pech gehad.
Jiri – Namche in 8 dagen:
Er loopt een ambulande voor me. Er ligt een vrouw op een provisorisch brancard dat wordt gedragen door jonge mannen. Ze dragen goedkope gympen; ik loop op goede bergschoenen en draag slechts een lichtgewicht rugzak. Wat ik nog aan schamele bagage over heb, heb ik afgegeven aan de dragers. De ambulance loopt harder dan ik over een rotsig bergpad naar beneden. Dit is niet te begrijpen. Ik denk dat ik eerder de relativiteitswetten van Einstein ga inzien dan dat ik ga begrijpen waarom een Nepalese menselijk ambulance sneller kan bergwandelen dan ik.
Halverwege de route zit een pas van 3600 meter hoog. De klim naar de pas gaat langzaam. De voorste gids loopt niet rap door en ik blijf netjes achter hem. Dat blijkt niet slim. Ik krijg het zo niet warm en de zon schijnt vandaag niet. Boven op de pas vriest het. En mijn warme kleren ben ik kwijt. De lunch is vlak voor de top en de lodge is slecht verwarmd. Ik zit te kleumen en een beetje te mopperen op het suffe tempo van de gids. Dan blijken er ineens nog 3 ongebruikte fleece truien te zijn. Daar had ik beter eerder naar kunnen vragen. Ik trek een extra fleece aan en ik ben nu als een mummy gekleed. Een t-shirt, 1 blouse, 1 dunne trui en 2 dikke fleece truien. Plus een muts en handschoenen. Pas 3 uur later begin ik het weer een beetje warm te krijgen. Halverwege de klim naar de pas verbeter ik mijn hoogterecord. Dat stond op 3208 meter hoog, gelijk aan de pain du sucre in de Franse Queyras. Ergens halverwege de klim overstijg ik deze hoogte. En de stap daarna weer. En de stap daarna is weer hoger. De weg naar de top is een lange aaneenschakeling van hoogterecords.
De hutten op dit traject zijn primitief. Sommige zeggen dat ze charme hebben. De charme van authenticiteit en dat ze dicht bij de bevolking zitten. Aan primitieve omstandigheden wordt wel vaker het woord charme gekoppeld. Maar primitief is ook gewoon primitief en vooral armoedig. Alle deurposten zijn zo laag dat ik altijd moet bukken. De elektriciteit valt regelmatig en soms ook langdurig uit. Er is geen warme douce, geen warm water en soms zelfs helemaal geen water. De verwarming ontbreekt en buiten is het nul graden. De bedden zijn lomphard en de matrassen zijn flinterdun. De muren zijn van hout. Accu’s van camera’s en telefoons kunnen niet worden opgeladen. Het water is niet drinkbaar en zelfs voor tanden poetsen heb je mineraal water nodig. Dekens ontbreken in een lodge en een warme slaapzak is een must. Op de wc is geen wc-papier en doorspoelen moet met een emmer. Nepalezen zelf gebruiken geen wc-papier; de toerist zoekt het maar uit hoe die zijn achterste hygiënisch schoon krijgt. Kranen zitten los en alle deuren klemmen. Wat nou charme? Gewoon armoedig.
Daarentegen is wel gezellig in een hut. We maken overal grappen over en doen een muziek quiz op de reserve accu van een i-pod. Ik leer andere mensen toepen en hoe je moet bluffen. We eten de lokale appeltaart. Dat is geen culinair hoogstandje maar het vult onze magen wel.
Er zijn grofweg 3 manieren bagage naar boven te dragen. Ezels, yaks en menselijke dragers. Elke 3 groepen hebben zo hun voor- en nadelen. Ezels zijn moeilijk vooruit te porren en kunnen niet in het hogere gedeelte wandelen. Yaks kunnen meer bagage dragen dan een ezel. Ze lopen alleen in de hogere valleien. Tegen laagland kunnen ze niet goed. Zowel ezels als yaks hebben geen besef van het extra volume op hun rug en ze schuren vaak hun bagage kapot aan de bergwand. Ik zie een ezelkaravaan jerrycans kerosine de berg op zeulen. Dat is tegen de ontbossing. Om de ezels lopend te houden gooit de karavaan drijver soms een steen naar de voorste ezel. Met een steen zie ik hem een keer een jerrycan kerosine lek gooien. Hij ondernam geen actie om zijn fout te herstellen. Dan maar een blik minder. De derde veel gezien vorm van drager is de mens. Deze heeft eigenlijk alleen maar voordelen. Ze kunnen grote en zware ladingen aan. Tot 100 kg is geen probleem voor de sherpa’s. De kleine mannetjes lopen met speels gemak omhoog. Ze hebben er zelfs lol in. Ze beschadigen de lading ook niet. Uiteraard is deze vorm van dragen duurder van yaks inzetten en echt oud worden mesnelijke dragers ook niet. Het hele gebied hier is niet bereikbaar per auto of vrachtwagen. Alles wat we hier zien is ooit omhoog gedragen. Alle huizen die hier staan zijn ooit in onderdelen de berg op gezeuld. En het gebied is echt gewoon bewoond. Elk half uur kom ik wel weer een paar huizen tegen.
Na Lukla verandert het pad drastisch. Alles lijkt ineens totaal anders. Het pad is veel drukker en meer toeristisch. Het pad van Lukla kenmerkt zich door een lokale bevolking die toerisme zag als een bijverdienste. Ze kwamen rond van de landbouw en verdienden soms iets bij aan een passerende toerist. Op het pad van Lukla naar Namche is toerisme inkomstenbron nummer een. Er zijn veel lodges, restaurants en winkeltjes. Ik zie een poolcafe met een heuse pool tafel. Daarnaast zit de reggae bar met een happy hour tussen 6 en 8. Het pad is ook bredere en schoner. Er ligt minder zwerfvuil op het pad dat bevolkt wordt door Jappaners en Amerikanen. Alles lodges zijn ook groter en luxer dan de lodges die ik tot nog toe heb gezien.
Vlak na Lukla zit een controlepost. We passeren aan een agent die onze trekkingspermits wil zien. De nummer van de permits worden overgeschreven in een groot schrift. Wat zou die man toch al kind verkeerd hebben gedaan omdat hij nu als strafwerk de hele dag permits van verveelde toeristen moet overschrijven? Wat gaat die man zeggen als hij ’s avonds bij zijn vrouw aanschuift voor een bord dahl baat? Ik heb vandaan 327 nummer overschreven; dat zijn er 17 meer dan gisteren. Leuk leventje, hoor.
Na 8 dagen wandelen, komen dan eindelijk aan in Namce bazaar, de shopping city in de Khumbu vallei. Eindelijk kan ik fatsoenlijke kleren gaan kopen. Geen katoenen T-shirts meer, geen Dockers broek meer en eindelijk een warm jack scoren. Er zitten weer veel outdoor winkeltjes met nep North Face kleren maar die laat ik links liggen. Ik ga winkelen bij de Sherpa shop. Dat is een winkel van het Nepalese outdour merk Sherpa. Ze hanteren daar Europese prijzen en ook Europese kwaliteit. Ik koop een therm onderbroek, een fleece broek, een wandelbroek, een cool-max shirt, een fleece trui, een warm jack en een paar handschoenen. Ik mag voor bijna 400 euro betalen. Met PIN. Giraal betalen op 3400 meter hoogte in Nepal; lange leve de techniek. En ook lang leve de nieuwe warme kleren. Ik voel me weer een beetje meer mens.
Alles gaat op de automatische piloot; inchecken, paspoort controle, kop koffie drinken, hangen en wachten. Voor alles is een eerste keer; voor vliegen, sex en spreken in het openbaar. De eerste keer is spannend. Later denk je er niet meer over na. De eerste keer dat ik vloog was met mijn ouders naar Kreta. Ik was 17; toen we terugvlogen inmiddels 18. Je moet ergens je 18de verjaardag vieren. De derde vlucht was in Ierland, daarna ben ik ergens de tel kwijt geraakt. Wat me vandaag opviel is dat alle dingen die iemand doet als hij/zij voor de eerste keer vliegt, ik niet meer doe. Ik kijk de veiligheid instructie video niet; ik lees ook de folder niet door. Ik kijk het aanbiedingen krantje niet in en ik controleer niet 7 keer mijn ticket. Ik stap de kist in en ga de krant lezen. Ik geloof het uitzicht op een vleugel inmiddels wel. Niet zo’n spannend nieuws eigenlijk maar wel een mooie gedachten kronkel.
Na hoeveel keer en na hoeveel tijd gaat het spannende van een eerste keer af? Mensen die voor het eerst Ajax in de Arena zien spelen, wijzen de hoekvlag aan. Ze benoemen het feit dat de dug-out laag is en dat de stoeltjes in het stadion allemaal een andere kleur hebben. Dingen die je allemaal al wist maar dan voor het eerst in het echt ziet. De tweede keer doe je dat niet. En zouden er ook dingen zijn die altijd spannend blijven? Een kind baren ook al heb je er al vier? Iemand moeten ontslaan of vertellen dat hij kanker heeft? Ik vind een sollicitatie gesprek nog altijd spannend en ik slaap ook altijd hopeloos slecht voor een cyclo. Zou dat ooit nog eens overgaan?
De reis naar Kathmandu gaat in drie stappen. Eerst naar Frankfurt, dan naar Doha en dan naar Kathmandu. Het eerste stukje met Lufthansa, de rest van de reis met Qatar Airways. Pas rond half twaalf ’s nachts vliegen we weg uit Frankfurt. Na een uur in de lucht te hangen, gaan ze het avondeten uit serveren. Ik pas. Eten om 1 uur ’s nachts vind ik geen optie. Ik doe mijn ogen dicht en probeer de slaap te vatten. 7 uur later en rond half 9 lokale tijd staan we aan de grond in Doha. Voordat we zijn geland, hebben ze ook nog ontbijt geserveerd. Ook dat heb ik laten schieten. Ik heb eigen bammetjes bij me die ik later wel op de luchthaven gaat opeten. Doha international airport ziet er weinig glamorous uit. Ook vanuit de lucht ziet Doha er wat troosteloos uit. Er is veel laagbouw met wit pleisterwerk. Het straalt geen rijkdom uit, ook geen vrolijkheid. Alles heeft een zandkleur, of wit, of smoezelig wit. Het is moeilijk voor te stellen dat in dit woestijn staatje in 2022 de wereldkampioenschappen voetbal zullen gaan plaatsvinden. Van sommige keuzes kun je zeggen dat ze niet louter op argumenten zijn gebaseerd. Maar dat er ook er een partij is geweest die heeft betaald om de keuze zijn kant op te krijgen. Voor de keuze van Qatar als gastheer voor het wereldkampioenschap geldt deze redenatie echter niet. Er was namelijk geen enkel zinnig argument naar voren te brengen waarom Qatar gastheer zou kunnen zijn. Het klimaat is totaal ongeschikt voor voetbal, er zijn geen stadia en er groeit geen gras. Qatar als voetbal land is hetzelfde als Antartica en beach volleyball. Het gastheerschap is gekocht met idioot veel geld. Olie geld want dat hebben ze hier genoeg. Blatter heeft zich laten fêteren en iets gedaan waar hij heel goed in is. Domme besluiten nemen.
Nog even doorvliegen naar Kathmandu. Weer 5 uur in zo’n hobbelkist en dan nog een visum aanvragen. Dat duurt een uur en kost 32 euro. Het zou natuurlijk sneller kunnen maar bureaucratie viert hier hoogtij en minimaal drie mannen moeten zich ermee bemoeien voordat ik een stempel in mijn paspoort heb. Bagage ophalen en de rest van de groep er bij zoeken. Zij hadden allemaal in Nederland een visum aangevraagd en 60 euro betaald. Zij hebben niet in de rij hoeven staan maar wel op mij moeten wachten. TIP: vraag altijd pas in Nepal een visum aan. Het is goedkoper en wachten moet je toch wel. Er is namelijk altijd iemand in de groep die voor de rij gaat en dan mogen alle anderen ook wachten. In het busje naar het hotel krijg ik een bloemen ketting van Afrikaantjes om mijn nek gehangen. Ook lekker handig. Dan zien iedereen direct dat ik een toerist ben die net van de luchthaven afkomt.
De eerste indrukken van Kathmandu.
Er zit een kleine man op zijn hurken op een op grote betonvloer. Hij slaat zonder zichtbaar resultaat met een hamer op de betonvloer. Het geluid galmt tegen de muren. Er recht tegenover zit een koffietent waar ze Europese koffie schenken en waar wifi beschikbaar is. In het verkeer wordt veel en vaak geclaxonneerd. De straten zijn gevuld met auto’s, motoren en voetgangers. De straat is verhard maar zit vol gaten en kuilen. Motorrijders rijden allemaal met helm, meestal ook met de kinband vast. De bijrijders dragen steevast geen helm. Iemand vervoert een rol tapijt van 2 meter breed dwars op zijn scooter. Oversteken als voetganger op een drukke weg is moeilijk. Wachten op een gaatje heeft geen nut; het is te druk. Gewoon oversteken dus en proberen overig verkeer te ontwijken. Er zit maar een veiligheidskenmerk in het verkeersbeeld. Het is zo druk dat hardrijden onmogelijk is. Er lopen 2 koeien op straat. De voorste magere koe loopt harder dan de tweede dikke koe waarvan een voorhoef beschadigd is. De magere koe wacht op zijn dikke maatje; ze horen bij elkaar. Ik zie geen begeleider maar je kan zien dat ze ergens naar op weg zijn.
Alles, nou ja, bijna alles is hier oud en vuil. Spullen die zo oud en versleten zijn dat ze bij ons nog niet in de kringloopwinkel te zien zijn, worden hier nog gebruikt. Afval licht op straat; de vuilnisbelt is de kant van de weg. Ook de vuilverbranding gebeurt aan de wegkant. Er ligt een dooie kat op straat. Zijn aangezicht is weg en een deel van zijn hersenpan ligt ernaast. Bij de tempels zijn veel bedelaars. Slechts weinige Nepalezen zijn netjes gekleed maar het kan wel. Ik zie ook enkele Nepali met schone kleren, gewassen haren en nette schoenen. De meesten hebben vieze kleren, stoffige schoenen en een ongewassen kop.
Kathmandu is vies. Er zijn open riolen en het stinkt
De reis
Wat de bedoeling ooit was van deze reis wordt al op dag 1 door de war gegooid. De geplande reis was een vlucht vanaf Kathmandu naar Lukla en dan een tocht door de Gokyo kloof, vervolgens de Cho La pas over en via de Everest kloof terug naar Lukla. Dit jaar zit het vliegverkeer op Lukla echter tegen. Al eerder dit jaar is Lukla 7 dagen dicht geweest vanwege hardnekkige mist. Er is geen weg naar Lukla toe; er is slechts een luchtbrug en de airstrip in Lukla geldt als een van de gevaarlijkste in de wereld. De strip is extreem kort en loopt licht bergop. Die helling is nodig om een kist genoeg af te remmen bij landen en vaart mee te geven bij een start. Er kan maar een landingspoging worden gedaan door een piloot. Een doorstart maken is onmogelijk. Er kan niet genoeg vaart worden gemaakt om de berg achter de strip te ontwijken. Als het ook maar een beetje slecht weer is, gooien ze baan dicht. Die pech trof ons dus ook. We zouden zondag vliegen maar we zijn niet eens naar Kathmandu airport gereden. Een beetje hangen en wachten rondom het hotel was ons deel. Maandag zou misschien beter zijn maar ook die dag was het mistig. De vooruitzichten voor dinsdag, woensdag en donderdag waren nog hopelozer. Heel misschien zou er vrijdag een weersverbetering doorzetten. Dit zou betekenen dat we pas zaterdag of zondag weg zouden kunnen. En dan moesten we nog een kist zien te regelen. Want ook voor die dagen waren er natuurlijk al vluchten gepland.
Tijd voor een change of plans dus. Dit is een wandelreis, dan maar wandelen naar Lukla. Dinsdag middag hebben een bus geregeld en een 8-tal dragers geregeld. De dragers die voor ons klaar stonden in Lukla gaan maar even de deeltijd WW in. De 3 gidsen die in Luka klaar stonden, komen ons tegemoet lopen en de eerste dagen moeten we het doen met een tijdelijk gids. Op een grote aftands oranje bus worden om half drie lokale tijd 15 tassen op het dak vastgebonden. Halverwege de chaotische rit in Kathmandu stappen onze dragers de bus in. Er volgt nu een dodemansrit met een chauffeur die denkt dat hij Michael Schumacher is over een krakkemikkige hobbelige asfalt weg. Acht uur later staan we in Jiri. Om 11 uur worden 14 tassen van het dak gehaald. Een tas ontbreekt en laat dat nu net de mijne zijn.
###!!!!$$%!@#!!!!@!!!######^^*****!!! GRRRRRRRRRRRRRRR!!!!!!!
Ergens tijdens de reis waar we 3 erg trage vrachtwagens via de berm hebben ingehaald is waarschijnlijk een stuk Nepalees tuig uit de boom komen vallen en heeft een tas weten te ontfutselen. Ik wens hem veel ongemak toe in mijn maat kleren. Zie je het al voor je? Een Nepalees opdondertje gekleed in een veel te lange broek en een donsjack in maat XL.
De hoeveelheid pech manifesteert zich overduidelijk in het begin van de reis. Op stom wonderbaarlijke wijze heb ik wel de beschikking over mijn eigen slaapzak ik bij een andere deelnemers in de tas had gedaan. Eerst maar even iets eten en daarna gaan slapen. Tijdens de noodle soep zit ik te bedenken wat ik allemaal kwijt ben. Warme kleren, thermisch ondergoed, laptap, hoogtemeter, Nepalees geld, ….. scheerapparaat, …. 12 keer ondergoed, … accu oplader. Ik moet stoppen met denken en gewoon gaan slapen. Morgen maar eens gaan shoppen in Jiri.
Jiri
Jiri blijkt een gehucht van drie keer niets. In Thamel, de toeristische wijk in Kathmandu, wemelde het van de outdoor boetiekjes. Allemaal stop goedkoop en allemaal nep. Alles is voorzien van een merkje van the North Face, Mammut of een ander bekend Westers merk. Een donsjack kost hier 45 euro terwijl je daar in Nederland makkelijk 250 euro voor moet neertellen. De kleding is niet te vergelijken natuurlijk met het echte spul qua kwaliteit maar ik zou er een moord voor hebben gedaan als er toch minimaal een van dit soort winkels in Jiri had gezeten. In Jiri zitten paar winkels maar veel wijzer word je daar niet van. Ik heb onder andere nieuw ondergoed nodig. Vorig stond ik in Venezuela nieuw ondergoed te kopen omdat mijn tas met de verkeerde vlucht was meegegaan. Toen had ik lachende niet-helpende Venezolaanse schones als hulp. Nu sta ik een volgestouwd magazijn ondergoed te passen. Ik heb een hekel aan te wijd zittend ondergoed. Dan mezelf maar even te kijk zetten. Ik koop nog wat T-shirts, sokken, shampoo en een handdoek. De overige zaken kan ik lenen bij de rest van de groep.
En nu gaan we wandelen. Ik heb nu wel genoeg pech gehad.
Jiri – Namche in 8 dagen:
Er loopt een ambulande voor me. Er ligt een vrouw op een provisorisch brancard dat wordt gedragen door jonge mannen. Ze dragen goedkope gympen; ik loop op goede bergschoenen en draag slechts een lichtgewicht rugzak. Wat ik nog aan schamele bagage over heb, heb ik afgegeven aan de dragers. De ambulance loopt harder dan ik over een rotsig bergpad naar beneden. Dit is niet te begrijpen. Ik denk dat ik eerder de relativiteitswetten van Einstein ga inzien dan dat ik ga begrijpen waarom een Nepalese menselijk ambulance sneller kan bergwandelen dan ik.
Halverwege de route zit een pas van 3600 meter hoog. De klim naar de pas gaat langzaam. De voorste gids loopt niet rap door en ik blijf netjes achter hem. Dat blijkt niet slim. Ik krijg het zo niet warm en de zon schijnt vandaag niet. Boven op de pas vriest het. En mijn warme kleren ben ik kwijt. De lunch is vlak voor de top en de lodge is slecht verwarmd. Ik zit te kleumen en een beetje te mopperen op het suffe tempo van de gids. Dan blijken er ineens nog 3 ongebruikte fleece truien te zijn. Daar had ik beter eerder naar kunnen vragen. Ik trek een extra fleece aan en ik ben nu als een mummy gekleed. Een t-shirt, 1 blouse, 1 dunne trui en 2 dikke fleece truien. Plus een muts en handschoenen. Pas 3 uur later begin ik het weer een beetje warm te krijgen. Halverwege de klim naar de pas verbeter ik mijn hoogterecord. Dat stond op 3208 meter hoog, gelijk aan de pain du sucre in de Franse Queyras. Ergens halverwege de klim overstijg ik deze hoogte. En de stap daarna weer. En de stap daarna is weer hoger. De weg naar de top is een lange aaneenschakeling van hoogterecords.
De hutten op dit traject zijn primitief. Sommige zeggen dat ze charme hebben. De charme van authenticiteit en dat ze dicht bij de bevolking zitten. Aan primitieve omstandigheden wordt wel vaker het woord charme gekoppeld. Maar primitief is ook gewoon primitief en vooral armoedig. Alle deurposten zijn zo laag dat ik altijd moet bukken. De elektriciteit valt regelmatig en soms ook langdurig uit. Er is geen warme douce, geen warm water en soms zelfs helemaal geen water. De verwarming ontbreekt en buiten is het nul graden. De bedden zijn lomphard en de matrassen zijn flinterdun. De muren zijn van hout. Accu’s van camera’s en telefoons kunnen niet worden opgeladen. Het water is niet drinkbaar en zelfs voor tanden poetsen heb je mineraal water nodig. Dekens ontbreken in een lodge en een warme slaapzak is een must. Op de wc is geen wc-papier en doorspoelen moet met een emmer. Nepalezen zelf gebruiken geen wc-papier; de toerist zoekt het maar uit hoe die zijn achterste hygiënisch schoon krijgt. Kranen zitten los en alle deuren klemmen. Wat nou charme? Gewoon armoedig.
Daarentegen is wel gezellig in een hut. We maken overal grappen over en doen een muziek quiz op de reserve accu van een i-pod. Ik leer andere mensen toepen en hoe je moet bluffen. We eten de lokale appeltaart. Dat is geen culinair hoogstandje maar het vult onze magen wel.
Er zijn grofweg 3 manieren bagage naar boven te dragen. Ezels, yaks en menselijke dragers. Elke 3 groepen hebben zo hun voor- en nadelen. Ezels zijn moeilijk vooruit te porren en kunnen niet in het hogere gedeelte wandelen. Yaks kunnen meer bagage dragen dan een ezel. Ze lopen alleen in de hogere valleien. Tegen laagland kunnen ze niet goed. Zowel ezels als yaks hebben geen besef van het extra volume op hun rug en ze schuren vaak hun bagage kapot aan de bergwand. Ik zie een ezelkaravaan jerrycans kerosine de berg op zeulen. Dat is tegen de ontbossing. Om de ezels lopend te houden gooit de karavaan drijver soms een steen naar de voorste ezel. Met een steen zie ik hem een keer een jerrycan kerosine lek gooien. Hij ondernam geen actie om zijn fout te herstellen. Dan maar een blik minder. De derde veel gezien vorm van drager is de mens. Deze heeft eigenlijk alleen maar voordelen. Ze kunnen grote en zware ladingen aan. Tot 100 kg is geen probleem voor de sherpa’s. De kleine mannetjes lopen met speels gemak omhoog. Ze hebben er zelfs lol in. Ze beschadigen de lading ook niet. Uiteraard is deze vorm van dragen duurder van yaks inzetten en echt oud worden mesnelijke dragers ook niet. Het hele gebied hier is niet bereikbaar per auto of vrachtwagen. Alles wat we hier zien is ooit omhoog gedragen. Alle huizen die hier staan zijn ooit in onderdelen de berg op gezeuld. En het gebied is echt gewoon bewoond. Elk half uur kom ik wel weer een paar huizen tegen.
Na Lukla verandert het pad drastisch. Alles lijkt ineens totaal anders. Het pad is veel drukker en meer toeristisch. Het pad van Lukla kenmerkt zich door een lokale bevolking die toerisme zag als een bijverdienste. Ze kwamen rond van de landbouw en verdienden soms iets bij aan een passerende toerist. Op het pad van Lukla naar Namche is toerisme inkomstenbron nummer een. Er zijn veel lodges, restaurants en winkeltjes. Ik zie een poolcafe met een heuse pool tafel. Daarnaast zit de reggae bar met een happy hour tussen 6 en 8. Het pad is ook bredere en schoner. Er ligt minder zwerfvuil op het pad dat bevolkt wordt door Jappaners en Amerikanen. Alles lodges zijn ook groter en luxer dan de lodges die ik tot nog toe heb gezien.
Vlak na Lukla zit een controlepost. We passeren aan een agent die onze trekkingspermits wil zien. De nummer van de permits worden overgeschreven in een groot schrift. Wat zou die man toch al kind verkeerd hebben gedaan omdat hij nu als strafwerk de hele dag permits van verveelde toeristen moet overschrijven? Wat gaat die man zeggen als hij ’s avonds bij zijn vrouw aanschuift voor een bord dahl baat? Ik heb vandaan 327 nummer overschreven; dat zijn er 17 meer dan gisteren. Leuk leventje, hoor.
Na 8 dagen wandelen, komen dan eindelijk aan in Namce bazaar, de shopping city in de Khumbu vallei. Eindelijk kan ik fatsoenlijke kleren gaan kopen. Geen katoenen T-shirts meer, geen Dockers broek meer en eindelijk een warm jack scoren. Er zitten weer veel outdoor winkeltjes met nep North Face kleren maar die laat ik links liggen. Ik ga winkelen bij de Sherpa shop. Dat is een winkel van het Nepalese outdour merk Sherpa. Ze hanteren daar Europese prijzen en ook Europese kwaliteit. Ik koop een therm onderbroek, een fleece broek, een wandelbroek, een cool-max shirt, een fleece trui, een warm jack en een paar handschoenen. Ik mag voor bijna 400 euro betalen. Met PIN. Giraal betalen op 3400 meter hoogte in Nepal; lange leve de techniek. En ook lang leve de nieuwe warme kleren. Ik voel me weer een beetje meer mens.
donderdag 10 november 2011
Vakantie
Ik heb vandaag vrij en morgen ook. De week daarna ook al en de week daarna nog een week. En dan is het nog niet afgelopen. Daarna heb ik nog een week vrij en daarna nog 2 dagen. ZEVENENTWINTIG dagen in totaal. Dat getal ga ik vandaag nog een paar keer hardop uitspreken. Gewoon voor de lol.
Ik heb zomervakantie. Nou ja, zomervakantie gewoon lang vakantie. Doorgaans nemen mensen ’s zomers een paar weken vrij en dat heet dan zomervakantie. Het woord zomervakantie heeft als bijklank een lange vakantie. Een lange vakantie is een zomervakantie. Zoiets. Ik heb gewoon lang vakantie maar dan in november plus een beetje december. Die zomer stelde in Nederland trouwens ook niet zoveel voor. Die gaan we niet herinneren als lang zonnig en warm. Eerder als nat, koud en regenachtig. En ook lang. In het voorjaar was wel heerlijk weer maar dat soort dingen vergeten we snel. En de herfst tot nu toe is het ook heerlijk weer. Zoveel hebben we eigenlijk niet te klagen gehad. Oktober was zelfs zo mooi weer dat ik nog meer dan 1000 km heb gefietst. En dat is erg veel in een herfst maand. Normaal gesproken heb ik niet zo’n zin om de fiets te pakken als het hard waait en veel regent. Oktober is meestal maar goed voor een paar honderd km.
En morgen ga ik echt op vakantie. Een lange vliegreis via Frankfurt en Doha naar Kathmandu. En dan meteen door naar de hoogste bergen van de wereld. Niet zomaar bergen maar de hoogste bergen van de wereld. De HOOGSTE!! Geen gezeik deze keer met lullige Alpen topjes van 4000 meter hoog. Ik ga de Mount Everest in het echt zien. Ook die zin ga ik vandaag nog een paar keer hardop uitspreken. Ook gewoon voor de lol. In de de tussentijd ben ik bezig met het huis opruimen en een tas vol pakken met warme kleren, een mummy slaapzak, een foto camera en nog meer handige zooi.
ZEVENENTWINTIG!!!!!
Hahahahahaha, ik heb goede zin en iedereen mag het weten.
Ik heb zomervakantie. Nou ja, zomervakantie gewoon lang vakantie. Doorgaans nemen mensen ’s zomers een paar weken vrij en dat heet dan zomervakantie. Het woord zomervakantie heeft als bijklank een lange vakantie. Een lange vakantie is een zomervakantie. Zoiets. Ik heb gewoon lang vakantie maar dan in november plus een beetje december. Die zomer stelde in Nederland trouwens ook niet zoveel voor. Die gaan we niet herinneren als lang zonnig en warm. Eerder als nat, koud en regenachtig. En ook lang. In het voorjaar was wel heerlijk weer maar dat soort dingen vergeten we snel. En de herfst tot nu toe is het ook heerlijk weer. Zoveel hebben we eigenlijk niet te klagen gehad. Oktober was zelfs zo mooi weer dat ik nog meer dan 1000 km heb gefietst. En dat is erg veel in een herfst maand. Normaal gesproken heb ik niet zo’n zin om de fiets te pakken als het hard waait en veel regent. Oktober is meestal maar goed voor een paar honderd km.
En morgen ga ik echt op vakantie. Een lange vliegreis via Frankfurt en Doha naar Kathmandu. En dan meteen door naar de hoogste bergen van de wereld. Niet zomaar bergen maar de hoogste bergen van de wereld. De HOOGSTE!! Geen gezeik deze keer met lullige Alpen topjes van 4000 meter hoog. Ik ga de Mount Everest in het echt zien. Ook die zin ga ik vandaag nog een paar keer hardop uitspreken. Ook gewoon voor de lol. In de de tussentijd ben ik bezig met het huis opruimen en een tas vol pakken met warme kleren, een mummy slaapzak, een foto camera en nog meer handige zooi.
ZEVENENTWINTIG!!!!!
Hahahahahaha, ik heb goede zin en iedereen mag het weten.
maandag 24 oktober 2011
Buiten slapen met 2 graden
Ik heb dit verhaal 5 keer verteld aan een collega en iedereen vond het een grappig verhaal. Ik zag er de grap totaal niet van in. Het was ook geen grap; ik ben gewoon serieus bezig. Je kent het wel, de verhalen op de maandagochtend. Bij de koffieautomaat, nog even geen zin om aan de nieuwe week te beginnen, vraag je naar de bekende weg “Jij nog iets leuks gedaan dit weekend? Nog van het mooie weer genoten?”. Bij mij vragen ze meestal “nog gefietst dit weekend?”. Ik antwoord doorgaans met een getal tussen de 100 en 250 km. Op zich niets bijzonders. Ik voeg er echter deze ochtend nog aan toe.
“Ik heb mijn nieuwe slaapzak getest dit weekend”
“hoe bedoel je?”
“nou gewoon getest door buiten te gaan slapen”
“Op het balkon?”
“Ja, op het dakterras”
Ik ga binnenkort naar Nepal en ze hebben mij geadviseerd om een slaapzak mee te nemen met een comfort temperatuur van -10. Die dingen zijn er in 2 smaken. Dons en synthetisch. Dons heeft als voordeel dat het lichtgewicht is, meer comfort biedt en een grote range heeft in comfort temperatuur. Je kan dons echter niet wassen en ze zijn nogal prijzig (zo’n 250-300 euro). Synthetisch is wat zwaarder en heeft een kleinere range in comfort temperatuur en is nog steeds duur (170 – 220 euro). Ik weet niet of ik dit soort uitstapjes naar de hoogste bergen ter wereld nog vaker ga ondernemen en dan zijn dit toch aardige bedragen. Eerst een even op marktplaats kijken. Als ik slaapzak intyp, krijg ik 8000 hits. Kijk, dat schiet op. Helaas blijken dit voornamelijk (meer dan 99%) kinderslaapzakken te zijn. De echte die-hard winter slaapzaken zijn op 1 hand te tellen. Na 3 mislukte biedingen heb ik prijs. Ik neem voor 60 euro een winter slaapzak van het merk Ajungilak over van een ex-marinier. Hij heeft hem gebruikt bij trainingen in Noorwegen bij temperaturen van -30. De rits is wel kapot maar die laat ik later maken door de lokale naaiturk voor 8 euro. Een koopje dus. Ik hoef alleen maar even te proberen of het ook echt warm genoeg is.
Afgelopen weekend was het stralend koud (2 C) weer ’s nachts. Geen kans op regen, dus ik dacht: “Buiten slapen!”. Als ik het dan niet koud heb, dan zit het goed. Eerst een oud tapijt op het dakterras gelegd en daar een luchtbed op. Om half 11 's avonds naar buiten en in het donker en in de kou de slaapzak in kruipen. Gewoon zonder kleren (op onderbroek na). Resultaat: Niet koud! Nou ja, niet helemaal. Als ik opgetrokken lig en vervolgens mijn benen weer strek blijkt het onderste deel van de zak weer koud en ik moet de slaapzak helemaal dichtsnoeren om het niet koud te hebben. Als het ook maar een beetje kiert, is het direct koud bij de schouder en/of hoofd. De volgende nacht waait het een stuk harder en het is nog steeds fris. Ik doe nog een test. Ik verruil de slaapzak voor een echt matras. In Nepal heb ik ook een matras en ik ben geen fan van luchtbedden. Ik trek een t-shirt aan een paar sokken. Resultaat: Warm!! Gewoon zweten en niet een keer even koude voeten. Volgens mij heb ik voor 68 euro een koopje gedaan.
Buiten slapen terwijl ik binnen een goede boxspring heb staan. Zo gek is dat toch allemaal niet als er een slaapzak test moet worden gedaan?
“Ik heb mijn nieuwe slaapzak getest dit weekend”
“hoe bedoel je?”
“nou gewoon getest door buiten te gaan slapen”
“Op het balkon?”
“Ja, op het dakterras”
Ik ga binnenkort naar Nepal en ze hebben mij geadviseerd om een slaapzak mee te nemen met een comfort temperatuur van -10. Die dingen zijn er in 2 smaken. Dons en synthetisch. Dons heeft als voordeel dat het lichtgewicht is, meer comfort biedt en een grote range heeft in comfort temperatuur. Je kan dons echter niet wassen en ze zijn nogal prijzig (zo’n 250-300 euro). Synthetisch is wat zwaarder en heeft een kleinere range in comfort temperatuur en is nog steeds duur (170 – 220 euro). Ik weet niet of ik dit soort uitstapjes naar de hoogste bergen ter wereld nog vaker ga ondernemen en dan zijn dit toch aardige bedragen. Eerst een even op marktplaats kijken. Als ik slaapzak intyp, krijg ik 8000 hits. Kijk, dat schiet op. Helaas blijken dit voornamelijk (meer dan 99%) kinderslaapzakken te zijn. De echte die-hard winter slaapzaken zijn op 1 hand te tellen. Na 3 mislukte biedingen heb ik prijs. Ik neem voor 60 euro een winter slaapzak van het merk Ajungilak over van een ex-marinier. Hij heeft hem gebruikt bij trainingen in Noorwegen bij temperaturen van -30. De rits is wel kapot maar die laat ik later maken door de lokale naaiturk voor 8 euro. Een koopje dus. Ik hoef alleen maar even te proberen of het ook echt warm genoeg is.
Afgelopen weekend was het stralend koud (2 C) weer ’s nachts. Geen kans op regen, dus ik dacht: “Buiten slapen!”. Als ik het dan niet koud heb, dan zit het goed. Eerst een oud tapijt op het dakterras gelegd en daar een luchtbed op. Om half 11 's avonds naar buiten en in het donker en in de kou de slaapzak in kruipen. Gewoon zonder kleren (op onderbroek na). Resultaat: Niet koud! Nou ja, niet helemaal. Als ik opgetrokken lig en vervolgens mijn benen weer strek blijkt het onderste deel van de zak weer koud en ik moet de slaapzak helemaal dichtsnoeren om het niet koud te hebben. Als het ook maar een beetje kiert, is het direct koud bij de schouder en/of hoofd. De volgende nacht waait het een stuk harder en het is nog steeds fris. Ik doe nog een test. Ik verruil de slaapzak voor een echt matras. In Nepal heb ik ook een matras en ik ben geen fan van luchtbedden. Ik trek een t-shirt aan een paar sokken. Resultaat: Warm!! Gewoon zweten en niet een keer even koude voeten. Volgens mij heb ik voor 68 euro een koopje gedaan.
Buiten slapen terwijl ik binnen een goede boxspring heb staan. Zo gek is dat toch allemaal niet als er een slaapzak test moet worden gedaan?
zaterdag 24 september 2011
Excuus
Ik heb een projectleider die graag klaagt. Altijd zit er wel iets tegen; altijd treft hij onheil op zijn pad. Mensen doen hun werk niet goed of ze doen het niet. Deel projecten lopen uit waardoor het groter geheel wordt verstoord. Requirements wijzigen tijdens het project, begrotingen worden overschreden en deadlines schuiven. En dan is er ook nog wel altijd iemand ziek waardoor zijn planning in de soep loopt. Minimaal een keer per week komt hij even klagen aan mijn bureau. Na 5 minuten het geklaag te hebben aangehoord, zeg ik altijd. “Antoine, de Klaagmuur is niet hier, daarvoor moet je naar Jeruzalem”. Helpt altijd. Toch begrijp ik zijn geklaag wel. Soms zit alles gewoon tegen. De wereld lijkt tegen je en je gaat in complot theorieën geloven. Klagen helpt dan. Het lost feitelijk niets op maar het is prettig om het hardop gezegd te kunnen hebben.
Vandaag moest ik vol in de remmen om een overstekende hond niet aan te rijden. De hond, nauwelijks 1 turf hoog en 2 turven lang, stak de openbare weg over en niets of niemand probeerde hem daarvan te behoeden. Geen grote hond, echt een klein geval. Een flinke keepers trap en het beestje ligt 10 meter verder. Ik rem uit volle macht. Dit is geen remmen maar een noodstop. Ik denk nog heel even dat de hond wel zal schrikken en alsnog rechtsomkeer maakt. Niets is minder waar. Het beest kent geen angst. Ik heb mijn linkervoet uit mijn pedaal gehaald. Dat is de voet die ik altijd als eerste uitklik als ik moet stoppen. Door de noodstop helt mijn fiets echter een beetje naar rechts. Barst, ik moet rechts uitklikken maar daar steun ik op. Vlug links inklikken, steun zoeken en rechts uitklikken. Ik donder net niet om.
Verdwaasd kijk ik om heen. Waar is toch die eigenaar die zich mogelijkerwijs gaat verontschuldigen. Niemand neem actie. Ik vraag aan de man links van me:
“Van wie is die hond?”
“van mij”, roept een vrouw die rechts van de weg op een bankje zit.
“de hond komt uit Zuid-Frankrijk” zegt de man
“hij kent hier de weg nog niet”.
Dan wordt het hoog tijd dat die het leert. Ik denk dit niet alleen ik zeg het ook hardop.
“Bedankt dat u zo hard wilde remmen” geeft de man me nog mee.
Ik fiets door. Waarom zei de man of vrouw niet “Excuses voor mijn hond en dank dat u zo hard wilde remmen”? Zo moeilijk was het toch om zich te verontschuldigen? Hij had er ook alle reden. Zomaar je huisdier ongecontroleerd de openbare weg laten oversteken, daar maak je doorgaans geen vrienden mee. Eerder op de dag trok ik mijn windbreker uit. Ik sta bij een inrit van een weiland aan de kant van de smalle dijkweg langs de Vecht. Een man in een zwarte Ford Fusion stopt en zegt dat ik als wielrenner moet uitkijken. Ja, ik weet het, de dijkweg is hier smal en er zitten een paar onoverzichtelijk bochten in. Hij moppert verder:
“Ze rijden hier met 40 aan 45 per uur over de dijk heen”
Ik vermoed dat hij doelt op het feit dat de dijk vandaag onderdeel is van het parkoers van een toertocht. Hij zal wel een paar wielren groepen zijn tegen gekomen die twee aan twee over de onoverzichtelijk dijk heen rijden.
“Ja, u heeft gelijk. Sommige rijden als gekken achter elkaar aan. Maar ik rij alleen en ik ken hier de weg. Ik weet waar ik uit moet kijken”.
“Verderop ligt een bocht waar al vaker renners zijn gevallen”.
Wat moet ik met deze opmerking? De hele dijkweg is een aaneenschakeling van bochten. Moet ik nu nog ergens speciaal uitkijken of zo?
“Ik woon hier en ik heb al twee keer een aanrijding gezien” gaat de man verder “Het is veel te gevaarlijk voor wielrenners.”
Ik begrijp nu pas dat hij niet zeurt over de renners van de toertocht van vandaag maar het gaat om fietsers in zijn algemeenheid.
“Nou meneer, ik rij hier wel vaker en ik weet wel waar ik moet uitkijken. Ik ken gevaarlijkere wegen”
“Jullie zouden hier niet mogen rijden” gaat de man verder.
“Verderop moet je gaan fietsen. Daar is een fietspad langs weg”.
Ik kijk hem met verbazing aan. Dit slaat echt als een tang op een varken. Ik zou niet op een weg mogen rijden omdat die te smal is. Ik mag alleen op fietspaden rijden langs de Provinciale weg. Het moet niet gekker worden. Ik heb nu enorm veel zin om een grap over de klaagmuur te maken maar ik houd me in. Ik fiets maar gewoon weer verder. Waarom moest ik dit verbale geweld nu weer aanhoren?
OK. Ik zal ook wel af en toe iets uithalen in het verkeer waar anderen van schrikken of vinden dat ik niet zo’n haast moet hebben. Excuses daarvoor. Ook excuses aan de man in de zwarte Jaguar die ik in Loosdrecht inhaalde. Je reedt nogal zwalkend en langzaam over de rechter rijbaan. Ik haalde je in omdat ik me veiliger voelde als ik voor je zou rijden. Excuses ook aan de man die ik voor sukkel uitmaakte. Je was ook niet handig bezig om helemaal links van de weg te gaan rijden en vervolgens een beetje naar de grond te gaan turen. Als je voor je had gekeken, had je me gewoon kunnen zien. Excuses ook aan iedereen die ik heb rakelings heb ingehaald. Met zijn tweeën naast elkaar gaan rijden op een smal fietspad vind ik niet heel handig. Als ik een voldoende groot gaatje zie, ga ik er langs.
Excuses ook voor dit klaag blog. Volgende keer ga ik wel naar Jeruzalem
Vandaag moest ik vol in de remmen om een overstekende hond niet aan te rijden. De hond, nauwelijks 1 turf hoog en 2 turven lang, stak de openbare weg over en niets of niemand probeerde hem daarvan te behoeden. Geen grote hond, echt een klein geval. Een flinke keepers trap en het beestje ligt 10 meter verder. Ik rem uit volle macht. Dit is geen remmen maar een noodstop. Ik denk nog heel even dat de hond wel zal schrikken en alsnog rechtsomkeer maakt. Niets is minder waar. Het beest kent geen angst. Ik heb mijn linkervoet uit mijn pedaal gehaald. Dat is de voet die ik altijd als eerste uitklik als ik moet stoppen. Door de noodstop helt mijn fiets echter een beetje naar rechts. Barst, ik moet rechts uitklikken maar daar steun ik op. Vlug links inklikken, steun zoeken en rechts uitklikken. Ik donder net niet om.
Verdwaasd kijk ik om heen. Waar is toch die eigenaar die zich mogelijkerwijs gaat verontschuldigen. Niemand neem actie. Ik vraag aan de man links van me:
“Van wie is die hond?”
“van mij”, roept een vrouw die rechts van de weg op een bankje zit.
“de hond komt uit Zuid-Frankrijk” zegt de man
“hij kent hier de weg nog niet”.
Dan wordt het hoog tijd dat die het leert. Ik denk dit niet alleen ik zeg het ook hardop.
“Bedankt dat u zo hard wilde remmen” geeft de man me nog mee.
Ik fiets door. Waarom zei de man of vrouw niet “Excuses voor mijn hond en dank dat u zo hard wilde remmen”? Zo moeilijk was het toch om zich te verontschuldigen? Hij had er ook alle reden. Zomaar je huisdier ongecontroleerd de openbare weg laten oversteken, daar maak je doorgaans geen vrienden mee. Eerder op de dag trok ik mijn windbreker uit. Ik sta bij een inrit van een weiland aan de kant van de smalle dijkweg langs de Vecht. Een man in een zwarte Ford Fusion stopt en zegt dat ik als wielrenner moet uitkijken. Ja, ik weet het, de dijkweg is hier smal en er zitten een paar onoverzichtelijk bochten in. Hij moppert verder:
“Ze rijden hier met 40 aan 45 per uur over de dijk heen”
Ik vermoed dat hij doelt op het feit dat de dijk vandaag onderdeel is van het parkoers van een toertocht. Hij zal wel een paar wielren groepen zijn tegen gekomen die twee aan twee over de onoverzichtelijk dijk heen rijden.
“Ja, u heeft gelijk. Sommige rijden als gekken achter elkaar aan. Maar ik rij alleen en ik ken hier de weg. Ik weet waar ik uit moet kijken”.
“Verderop ligt een bocht waar al vaker renners zijn gevallen”.
Wat moet ik met deze opmerking? De hele dijkweg is een aaneenschakeling van bochten. Moet ik nu nog ergens speciaal uitkijken of zo?
“Ik woon hier en ik heb al twee keer een aanrijding gezien” gaat de man verder “Het is veel te gevaarlijk voor wielrenners.”
Ik begrijp nu pas dat hij niet zeurt over de renners van de toertocht van vandaag maar het gaat om fietsers in zijn algemeenheid.
“Nou meneer, ik rij hier wel vaker en ik weet wel waar ik moet uitkijken. Ik ken gevaarlijkere wegen”
“Jullie zouden hier niet mogen rijden” gaat de man verder.
“Verderop moet je gaan fietsen. Daar is een fietspad langs weg”.
Ik kijk hem met verbazing aan. Dit slaat echt als een tang op een varken. Ik zou niet op een weg mogen rijden omdat die te smal is. Ik mag alleen op fietspaden rijden langs de Provinciale weg. Het moet niet gekker worden. Ik heb nu enorm veel zin om een grap over de klaagmuur te maken maar ik houd me in. Ik fiets maar gewoon weer verder. Waarom moest ik dit verbale geweld nu weer aanhoren?
OK. Ik zal ook wel af en toe iets uithalen in het verkeer waar anderen van schrikken of vinden dat ik niet zo’n haast moet hebben. Excuses daarvoor. Ook excuses aan de man in de zwarte Jaguar die ik in Loosdrecht inhaalde. Je reedt nogal zwalkend en langzaam over de rechter rijbaan. Ik haalde je in omdat ik me veiliger voelde als ik voor je zou rijden. Excuses ook aan de man die ik voor sukkel uitmaakte. Je was ook niet handig bezig om helemaal links van de weg te gaan rijden en vervolgens een beetje naar de grond te gaan turen. Als je voor je had gekeken, had je me gewoon kunnen zien. Excuses ook aan iedereen die ik heb rakelings heb ingehaald. Met zijn tweeën naast elkaar gaan rijden op een smal fietspad vind ik niet heel handig. Als ik een voldoende groot gaatje zie, ga ik er langs.
Excuses ook voor dit klaag blog. Volgende keer ga ik wel naar Jeruzalem
zondag 28 augustus 2011
Ballons Vosgiens, het verslag.
Ik word wakker na enorm slecht te hebben geslapen. Het was nauwelijkse slapen te noemen. Tot 1 uur een beetje doezelen en licht slapen en van 4 tot 6 uur nog een beetje slaap. Dit is geen goed begin. Ik slaap wel vaker slecht voor een cyclo maar dit was absurd. Waarom moet ik me toch zo'n zorgen maken? Ik heb alles toch goed geregeld? Mijn hotel staat op 200 meter van de start; ik ben in vorm; de start is niet extreem vroeg maar om 8h15; zelfs het weer gaat mooi zijn vandaag.
Om 6h00 gaat de wekker. Ik hoef deze keer mijn kamer niet uit voor het ontbijt. Het hotel is geen rennershotel en serveert dus geen extra vroeg ontbijt. Als compensatie hebben ze gisterenavond een ontbijt gebracht. Broodes, verse jam, grapefruit sap en een kan lauwe koffie. Ik hoef me niet te haasten. Gewoon rustig ontbijten, kleren aantrekken, toilet maken en nog even een boek lezen. Gisteren en eergisteren was het pestweer in de Vogezen. Vandaag gaat het een stralende dag worden. De gehele dag zonnig maar niet echt warm. Veel meer dan 20 graden wordt het vandaag niet in Gerardmer. Ideaal fietsweer dus. Er staan 's ochtends een 400 tot 500 renners op het parkeer terrein van de lokale cinema. Er is iets wat een briefing wordt genoemd maar die duurt meer dan een kwartier en het enige wat ik er van opsteek is dat ze hier Frans praten.
De route begint direct met de col de la Schlucht. Hier gaat het pak uit elkaar gereden worden. Op deze klim zullen een 60-tal renners zich losmaken van de rest. Als je al top 10 wil rijden, dan moet je deze slagting overleven. Ik moet lossen na 10 km koers (5 km vlak 5 km klimmen). Ik had me vooraf weinig anders voorgesteld. Top 10 rijden kan ik niet; top 100 waarschijnlijk ook niet. Het is daarna zien om een beetje in een handige groep terecht te komen. Dat lukt makkelijk in een kleine cyclo als deze. Het volk dat op de Schlucht eraf gereden werd, is het net-niet volk en deze vormen de net-niet groep. Ik zit hier tussen en samen met 50 man rijden we over de petit Ballon, de col du Firstplan en de col du Bannstein. Op de lange klim naar le Markstein valt deze groep geheel uiteen. Ik doe het redelijk op deze klim. Maar het vergt wel veel van mijn krachten. Op de top hebben we 107 km gereden en het beste is er mij wel af. Nu al!!!
De rest van de route is niet zo heel moeilijk meer. De col de Bramont en col de Feignes zijn eigenlijk goed te doen. De Grosse-Pierre is een kreng en ik dank op mijn blote knieen de organisatie dat ze ons niet vanuit Gerardmer naar de skipiste sturen waar de finish is. Die klim is 2 km lang en telt stukken van 15%. Gelukkig krijgen we dat niet voor onze kiezen. Vanaf de Bramont is het harken voor mij. Ik moet steeds groepjes laten rijden en ik kan niet aanklampen. Dit wordt een lijdensweg van 40 km. Niet leuk, maar wel werkelijkheid. Ik voel me als een kat met 9 levens. Op elke steile strook sterf ik een keer. Of als een kok die met een lege pan soep voor een paar hongerige soldaten staat. Sorry, maar ik heb niets meer. Dat denk ik ook als ik weer een steile strook zie opdoemen. Sorry, maar ik heb niets meer. De bergen slaan hier medogenloos toe. Na 5 uur 56 min en 3 seconden kom ik over de finish. Ik had vooraf op een tijd van onder de 6 uur gegokt. Dat blijk ik nog net gehaald te hebben. En ik rij net geen top 100, ik blijf steken op P112.
En was het leuk, Rob?
JA!!!! Volmondig JA. Ze zetten hier de weg voor ons af. Er is welliswaar wat verkeer op de route maar op elke kruispunt krijgen we voorrang. Na de snelle afdaling van de col le Markstein schiet ik met een rotgang (60 kmh) de doorgaande weg op. Ik heb niet gekeken. Ik zag in mijn ooghoek een mannetje met een groen bord en ik had er blind vertrouwen in dat hij het verkeer tegenhield. Alleen al deze actie maakt alle andere ellende van vandaag goed.
nog wat cijfers:
156 km; 3740 hoogtemeters; 5h 56min 3sec; gemiddelde van 26,2 kmh; max 83 kmh; gemiddelde HF 161; max HF 180; 5130 kcal; 2 snelle Jelles; 3 isostar bananenrepen; 2 bidon sportdrank; 2 bidons water.
Om 6h00 gaat de wekker. Ik hoef deze keer mijn kamer niet uit voor het ontbijt. Het hotel is geen rennershotel en serveert dus geen extra vroeg ontbijt. Als compensatie hebben ze gisterenavond een ontbijt gebracht. Broodes, verse jam, grapefruit sap en een kan lauwe koffie. Ik hoef me niet te haasten. Gewoon rustig ontbijten, kleren aantrekken, toilet maken en nog even een boek lezen. Gisteren en eergisteren was het pestweer in de Vogezen. Vandaag gaat het een stralende dag worden. De gehele dag zonnig maar niet echt warm. Veel meer dan 20 graden wordt het vandaag niet in Gerardmer. Ideaal fietsweer dus. Er staan 's ochtends een 400 tot 500 renners op het parkeer terrein van de lokale cinema. Er is iets wat een briefing wordt genoemd maar die duurt meer dan een kwartier en het enige wat ik er van opsteek is dat ze hier Frans praten.
De route begint direct met de col de la Schlucht. Hier gaat het pak uit elkaar gereden worden. Op deze klim zullen een 60-tal renners zich losmaken van de rest. Als je al top 10 wil rijden, dan moet je deze slagting overleven. Ik moet lossen na 10 km koers (5 km vlak 5 km klimmen). Ik had me vooraf weinig anders voorgesteld. Top 10 rijden kan ik niet; top 100 waarschijnlijk ook niet. Het is daarna zien om een beetje in een handige groep terecht te komen. Dat lukt makkelijk in een kleine cyclo als deze. Het volk dat op de Schlucht eraf gereden werd, is het net-niet volk en deze vormen de net-niet groep. Ik zit hier tussen en samen met 50 man rijden we over de petit Ballon, de col du Firstplan en de col du Bannstein. Op de lange klim naar le Markstein valt deze groep geheel uiteen. Ik doe het redelijk op deze klim. Maar het vergt wel veel van mijn krachten. Op de top hebben we 107 km gereden en het beste is er mij wel af. Nu al!!!
De rest van de route is niet zo heel moeilijk meer. De col de Bramont en col de Feignes zijn eigenlijk goed te doen. De Grosse-Pierre is een kreng en ik dank op mijn blote knieen de organisatie dat ze ons niet vanuit Gerardmer naar de skipiste sturen waar de finish is. Die klim is 2 km lang en telt stukken van 15%. Gelukkig krijgen we dat niet voor onze kiezen. Vanaf de Bramont is het harken voor mij. Ik moet steeds groepjes laten rijden en ik kan niet aanklampen. Dit wordt een lijdensweg van 40 km. Niet leuk, maar wel werkelijkheid. Ik voel me als een kat met 9 levens. Op elke steile strook sterf ik een keer. Of als een kok die met een lege pan soep voor een paar hongerige soldaten staat. Sorry, maar ik heb niets meer. Dat denk ik ook als ik weer een steile strook zie opdoemen. Sorry, maar ik heb niets meer. De bergen slaan hier medogenloos toe. Na 5 uur 56 min en 3 seconden kom ik over de finish. Ik had vooraf op een tijd van onder de 6 uur gegokt. Dat blijk ik nog net gehaald te hebben. En ik rij net geen top 100, ik blijf steken op P112.
En was het leuk, Rob?
JA!!!! Volmondig JA. Ze zetten hier de weg voor ons af. Er is welliswaar wat verkeer op de route maar op elke kruispunt krijgen we voorrang. Na de snelle afdaling van de col le Markstein schiet ik met een rotgang (60 kmh) de doorgaande weg op. Ik heb niet gekeken. Ik zag in mijn ooghoek een mannetje met een groen bord en ik had er blind vertrouwen in dat hij het verkeer tegenhield. Alleen al deze actie maakt alle andere ellende van vandaag goed.
nog wat cijfers:
156 km; 3740 hoogtemeters; 5h 56min 3sec; gemiddelde van 26,2 kmh; max 83 kmh; gemiddelde HF 161; max HF 180; 5130 kcal; 2 snelle Jelles; 3 isostar bananenrepen; 2 bidon sportdrank; 2 bidons water.
zaterdag 27 augustus 2011
De Ballons Vosgiens, de overpeinzingen
Op de snelweg naar Luxemburg is een ware uittocht gaande van Nederlands sleurhutten. Het lijkt net alsof het begin juli is en Nederland massaal op vakantie gaat. Maar dit zijn geen Nederlandse gezinnen. Die gaan namelijk niet in het laatste weekend van Augustus zuidwaarts. Dit zijn.... tsja, wie zijn dit eigenlijk? Wie rijdt er nu op het einde van de zomervakantie naar het Zuiden toe? En het zijn er niet een paar, het zijn er veel. Ze lijken ook op elkaar. Uiteraard is elke sleurhut anders en ook elke auto anders. Toch lijken ze op elkaar. De sleurhutten zijn niet klein, echte joekels van Tabberts zitten er ook niet tussen. Het is zo'n beetje het model van 4,5 meter met groot bed en extra zitplaats, vaste wc en een keukentje met 3-pits kookstel. Ze worden getrokken door auto's waarin ikzelf niet gezien wil worden. Duidelijk te klein om een sleurhut mee te trekken maar groot genoeg om met een gezin van 3 kinderen een lange reis naar Zuid-Frankrijk te maken. Geen echte grote auto zoals een fatsoenlijke Landrover maar eerder een Renault gezinsauto met ruimte voor 3 kinderen een hond. Er zitten echter geen gezinnen in de auto's; ook geen honden. Een echtpaar van boven de 55. Twee fietsen ergens verstopt op de dissel, achter de sleurhut of in de auto. De man rijdt; geen enkele uitzondering. Ze stoppen allemaal in Luxemburg om te tanken. Waarom zie ik er nu toch zoveel? Het is te laat voor de zomervakantie en veel te vroeg voor een overwinter vakantie in Benidorm.
Dit weekend staat in het teken van het betere wielrennertje spelen. Stel jezelf het leven van een wielerprof voor. Wielerploegen bestaan uit 20-25 renners die verspreid over Europa wonen. Een Nederlands ploeg als Rabobank heeft welliswaar een boel Nederlanders in dienst maar minstens de helft van de ploeg heeft geen Nederlands paspoort. Renners wonen dus zeer verspreid over Europa heen en er wordt weinig samen getraind. In de winter en het vroege voorjaar zijn er trainigstages met de gehele ploeg. De rest van het jaar trainen renners alleen of met plaatselijke streekgenoten die doorgaans voor een andere ploeg rijden. Voor een koers stelt een ploeg een 8-tal renners op. Ze sturen volgautos met ploegleiders, verzorgers, mecaniekers en een bus met fietsen naar de koers toe. De geselecteerde renners vliegen of rijden naar de start van de koers toe. Ze worden naar het hotel gebracht vanaf de luchthaven en de ploeg heeft zijn fiets en kleding bij zich. Een spaanse renner pakt dus op zaterdag ochtend een kist naar Brussel; aldaar komen er twee renners uit Italie en een Rus bij. Ze worden opgehaald door een verzorger in een gehuurd busje en naar de start in Luik gebracht. 's Avonds voegen 3 Nederlandse renners en een Belgische renner zich bij het gezelschap. Er wordt gegeten en de ploegentactiek voor de volgende dag wordt besproken. De volgende dag is het koers; Luik-Bastenaken-Luik. Zondagavond of de volgende maandag gaat iedereen weer naar huis. Dat is het leven van een wieler prof. Een prof rijdt ongeveer 50-80 koersdagen in een jaar. Een paar meerdaagses en een aantal klassiekers. Dan kun je makkelijk uittellen hoe vaakt een renner reist.
Wat ik dit weekend doe lijkt er een beetje op. Het is wielrennertje spelen. Maar ik heb niet het niveau van een prof; niet eens van een semi-prof. Ik ben een goed-bedoelde amateur die geen enkele rol van betekenis kan schrijven in het soort wedstrijden waar ik me voor inschrijf. Ik eindig niet in de top 10, ook niet in de top 100. Ik finish op een uur van de winnaar net iets voor de grote groep die echt niet kan fietsen. En toch vind ik het leuk. Er staan dik een honderd tal renners voor me in de uitslag. Slecht fietsen doe ik ook niet. Tijdens de laatste editie van de Maratona werd ik 432ste. En dan staan er nog 4000 man achter mij in de uitslag. Het wielrennertje spelen is meer dan fietsen alleen. Het is het gehele gedoe erom heen wat het echt maakt. Ik rij niet zomaar ergens naar een dorp verderop voor een koers. Ik ga speciaal een weekendje op en neer naar de Vogezen om aan koers deel te nemen die qua afstand en hoogtemeters eruit ziet alsof het een wedstrijd is voor profs. Ik boek een hotel en bereid mezelf serieus voor. Ik rij op een lichtgewicht carbon racefiets. En ik weeg geen gram teveel.
Morgen is het een kleine koers, tenminst qua deelnemers aantallen. Het parkoers liegt er niet om; 155 km en 9 beklimmingen met 3700 hoogtemeters in totaal. Ik noem het graag een cyclo. Dat is zo'n woord dat je aan alles en iedereen moet uitleggen behalve aan een klein groepje Nederlanders met geschoren benen en een strak lycra pakje. Cyclo is namelijk het enige goede woord voor de koers van morgen. Het komt van de Franse woord 'course cyclosportive'. In Duitsland zeggen ze RadMarathon en Italianen spreken van Gran Fondo. Het is geen echte koers omdat de weg niet afgezet is. Het is ook geen echte koers omdat we al om 8h15 starten. En het is ook geen toertocht. Er is sprake van een gezamelijke start, tijdsregistratie, een heuse start en finish locatie. Er wordt een winnaar gehuldigd door de lokale rondemis. En er wordt een klassement opgesteld. Er wordt gewoon schofterig hard gefietst. Zeker het temp van de winnaar is fors en iedereen die daar achter komt, rijdt zijn longen uit het lijf om bij te blijven.
Dit weekend staat in het teken van het betere wielrennertje spelen. Stel jezelf het leven van een wielerprof voor. Wielerploegen bestaan uit 20-25 renners die verspreid over Europa wonen. Een Nederlands ploeg als Rabobank heeft welliswaar een boel Nederlanders in dienst maar minstens de helft van de ploeg heeft geen Nederlands paspoort. Renners wonen dus zeer verspreid over Europa heen en er wordt weinig samen getraind. In de winter en het vroege voorjaar zijn er trainigstages met de gehele ploeg. De rest van het jaar trainen renners alleen of met plaatselijke streekgenoten die doorgaans voor een andere ploeg rijden. Voor een koers stelt een ploeg een 8-tal renners op. Ze sturen volgautos met ploegleiders, verzorgers, mecaniekers en een bus met fietsen naar de koers toe. De geselecteerde renners vliegen of rijden naar de start van de koers toe. Ze worden naar het hotel gebracht vanaf de luchthaven en de ploeg heeft zijn fiets en kleding bij zich. Een spaanse renner pakt dus op zaterdag ochtend een kist naar Brussel; aldaar komen er twee renners uit Italie en een Rus bij. Ze worden opgehaald door een verzorger in een gehuurd busje en naar de start in Luik gebracht. 's Avonds voegen 3 Nederlandse renners en een Belgische renner zich bij het gezelschap. Er wordt gegeten en de ploegentactiek voor de volgende dag wordt besproken. De volgende dag is het koers; Luik-Bastenaken-Luik. Zondagavond of de volgende maandag gaat iedereen weer naar huis. Dat is het leven van een wieler prof. Een prof rijdt ongeveer 50-80 koersdagen in een jaar. Een paar meerdaagses en een aantal klassiekers. Dan kun je makkelijk uittellen hoe vaakt een renner reist.
Wat ik dit weekend doe lijkt er een beetje op. Het is wielrennertje spelen. Maar ik heb niet het niveau van een prof; niet eens van een semi-prof. Ik ben een goed-bedoelde amateur die geen enkele rol van betekenis kan schrijven in het soort wedstrijden waar ik me voor inschrijf. Ik eindig niet in de top 10, ook niet in de top 100. Ik finish op een uur van de winnaar net iets voor de grote groep die echt niet kan fietsen. En toch vind ik het leuk. Er staan dik een honderd tal renners voor me in de uitslag. Slecht fietsen doe ik ook niet. Tijdens de laatste editie van de Maratona werd ik 432ste. En dan staan er nog 4000 man achter mij in de uitslag. Het wielrennertje spelen is meer dan fietsen alleen. Het is het gehele gedoe erom heen wat het echt maakt. Ik rij niet zomaar ergens naar een dorp verderop voor een koers. Ik ga speciaal een weekendje op en neer naar de Vogezen om aan koers deel te nemen die qua afstand en hoogtemeters eruit ziet alsof het een wedstrijd is voor profs. Ik boek een hotel en bereid mezelf serieus voor. Ik rij op een lichtgewicht carbon racefiets. En ik weeg geen gram teveel.
Morgen is het een kleine koers, tenminst qua deelnemers aantallen. Het parkoers liegt er niet om; 155 km en 9 beklimmingen met 3700 hoogtemeters in totaal. Ik noem het graag een cyclo. Dat is zo'n woord dat je aan alles en iedereen moet uitleggen behalve aan een klein groepje Nederlanders met geschoren benen en een strak lycra pakje. Cyclo is namelijk het enige goede woord voor de koers van morgen. Het komt van de Franse woord 'course cyclosportive'. In Duitsland zeggen ze RadMarathon en Italianen spreken van Gran Fondo. Het is geen echte koers omdat de weg niet afgezet is. Het is ook geen echte koers omdat we al om 8h15 starten. En het is ook geen toertocht. Er is sprake van een gezamelijke start, tijdsregistratie, een heuse start en finish locatie. Er wordt een winnaar gehuldigd door de lokale rondemis. En er wordt een klassement opgesteld. Er wordt gewoon schofterig hard gefietst. Zeker het temp van de winnaar is fors en iedereen die daar achter komt, rijdt zijn longen uit het lijf om bij te blijven.
zaterdag 20 augustus 2011
Geants des Ardennes
Vrijdag 19 augustus,
Volgende week zondag (28-8) is de ballons Vosgiens, een cyclo over 155 km en een slordige 3600 hm in de Vogezen. Ik heb me ingeschreven omdat ik nog een cyclo wil rijden in het najaar. Hetzelfde weekend is ook de Velomediane in de Waalse Ardennen. Vorig jaar stond ik daar aan de start maar ik had dit jaar geen zin in een cyclo over vooroorlogse prut wegen. Wat ik wel wil is met een beetje deftige vorm aan de start staan in Frankrijk. En daarom zit ik vandaag in België.
Afgelopen woensdag heb ik een rondje Markermeer gedaan. Goed voor 151 km en een gemiddelde van 30,3 kmh. Ik heb het 'rondje' in een ruk uitgereden. Morgen sta ik aan de start van de reuzen van de Ardennen. Een toertocht met een goede reputatie qua organisatie en foerage. De tocht start in Luik en telt 143 km en 15 beklimmingen. Ik heb zelfs een hotel geregeld op kruip afstand van de start. Nou ja, helemaal zelf geregeld heb ik het ook niet. Ik heb met meer in mijn schoot geworpen gekregen. Via het Fiets forum zie ik iemand zijn startbewijs voor nop weggegeven. Ik kan ook de hotel overnachting van hem overnemen. Dat lijkt me wel zo handig. Deze kost me dan wel geld maar dan kan ik tenminste uitgerust starten.
Vrijdagmiddag rij ik vanuit Utrecht naar Luik. Ik heb ruim de tijd maar het verkeer zit tegen. Op de A2/A15 is een spectaculair ongeluk gebeurd. Via de radio verneem ik dat een zwart Audi als een losgeslagen wilde hond over de snelweg heeft gejakkerd. Links en rechts inhalend plus ook een touchering met de vangrail. Een achtervolgende politie auto krijgt hem niet gestopt. Bij knooppunt Deil ramt de zwart Audi op een grijze Audi. De grijze Audi slaat 5 keer over de kop en beland in het weiland. De 2 inzittende overleven het niet. De bestuurder van de zwarte Audi raakt zwaargewond en wordt afgevoerd naar het ziekenhuis. Dit alles zorgt uiteraard ook voor file wegens het politieonderzoek dat moet plaats vinden. Er staat een file van 8 km op de A2 en de ANWB raadt aan om om te rijden via Tilburg. Ik ben eigenwijs en negeer dit advies. Eigenwijs zijn blijkt slim vandaag. De hele file kost me ongeveer 5 minuten extra reistijd.
Naast het ongeluk op de A2 is er ook nog een ongeluk gebeurd bij Geldrop op de A67. Hier is geen nieuws over op de radio. Geen neergestorte helikopter, geen geschaarde sleurhut, geen omgevallen vrachtwagen die zijn lading kippen is kwijtgeraakt. Gewoon geen nieuws. Een afgesloten linker rijstrook en dat was het dan. Gevolg is wel dat de ring Eindhoven in een ongelofelijk puinhoop verandert. Ik verlies meer dan een half uur aan stom fileleed in de lichtstad. Nogal een contradictie in vergelijk met het ongeluk op de A2.
Dankzij Garmin vind ik mijn hotel in Luik zonder problemen. Het ding blijkt toch iets goed te kunnen. Het Ibis hotel ligt in een lelijk commercieel gebied. Er zit een mega Carrefour, een tankstation, een bricolage, 2 fast food restaurant, een C&A een etc etc etc. Niet mooi, wel handig. Het is morgen geen wedstrijd mar gewoon een toertocht waarvan enkelen schrijven dat die zwaarder is dan Tilf-Bastongen-Tilf. De tocht bestaat alleen maar uit lange klimmen en er zit geen rust in de route. Ik wil alleen maar op de klimmen straf doorrijden. De afdalingen en semi-vlakke stukken ga ik niet hard rijden. Het is training, geen koers. Dat is iets voor volgende week.
zaterdag 20 augustus
Bij het ontbijt in het hotel zie ik overduidelijk het verschil tussen cyclo rijders en toer fietsers. Het verschil zit hem in de details maar is wel goed zichtbaar. Tenminste, als je er een beetje oog voor hebt. Ik zit wel eens vaker 's ochtends in een hotel omdat er die dag een cyclo is. Dit is vermoedelijk de eerste dat ik een hotel zit voor een toertocht. Toerfietsers verschillen van wedstrijdrijders in het volgende. Ze hebben geen geschoren benen; ze zitten in fiets tenue aan het ontbijt, het buikje is er niet maar het dreigt er wel te komen. Wedstrijdrenners hebben geschoren benen; ze hebben hun fiets tenue nog niet aan en ze praten ook niet over RKC tegen Roda JC. Ze kijken onverschillig voor zich uit en verorberen zwijgend hun ontbijt.
De toertocht in cijfers:
3 Belgische wafels; 6 plakken peperkoek; een halve sinasappel; 4 stroopwafels; 3 muesli repen; 6 liter sportdrank; 143 km; 15 hellingen; 2500 hoogtemeters; 26,3 kmh gemiddeld; 69,6 kmh max; HF 146 gemiddeld; max HF 176; 4504 kcal.
De toertocht in verkooppraatje:
Uitstekend!! Alles klopt hier. Het weer is zomers. De route is uitdagend. De wegen zijn typisch Belgisch; ofwel vooroorlogse knudde wegen afgewisseld met echt asfalt. De bevoorrading is uitstekend. Er is meer dan genoeg; je hoeft nergens te wachten en er is veel keuze. Ik heb geen energie reep van huis meegenomen. De reputatie omtrent de goede foerage is meer dan waargemaakt.
De toertocht met een kritische noot:
Er doen meer dan 10000 man mee vandaag. Tenminste ik heb zelf nummer 11207 en dit kan gewoon in België. Hier krijgen ze gewoon een vergunning voor. Er staan overal seingevers op de route. De politie gaat niet zeuren over het feit dat alle wegen rondom de start staan vol geparkeerd. Lokale bevolking op de hellingen die we aan doen, moedigen ons aan. Er is draagvlak voor dit soort evenementen. De Geants des Ardennes staat niet alleen. Nagenoeg elke week zijn er dit soort tochten en overal is er draagvlak. Er heerst ook geen opgeklopte commerciële sfeer zoals je die aantreft tijdens de Amstel Gold Race.
Kom daar maar eens om in Nederland. Als je hier iets wil organiseren, zeker op wielren gebied, kom je alleen maar azijnpissers tegen. Alles wat een aanslag is op de dagelijkse gang van zaken, kan niet. De marathon van Amsterdam heeft al eens het parkoers moeten aanpassen omdat het winkelend kudde volk niet mocht worden gestoord. In de Ardennen staat op elk groot kruispunt een mannetje het verkeer te regelen. Fietsers hebben voorrang en niemand klaagt erover. De sfeer is hier dan ook de hele dag goed. Als in Nederland iets wordt georganiseerd gaan we al snel zeuren dat dit evenement meer dan gemiddeld aanspraak doet op publieke middelen. Zo moeten voetbal clubs meebetalen aan politie inzet tijdens hun eigen wedstrijden. We klagen als de wandel vierdaagse door onze straat komt, want dan kun je niet makkelijk weg met de auto. Er is gewoon heel weinig draagvlak in Nederland voor grote evenementen. Wij zouden wel een Olympische Spelen kunnen organiseren of een WK voetbal. Kunnen is het probleem niet; willen wel. We willen het namelijk gewoon niet. Dat zou betekenen dat we onze boodschappen op een ander tijdstip moeten doen. Dat we een keer vaker in de file staan. En meer van die dingen die de normale gang van zaken in de weg staan. Wat dat betreft zijn we net Duitsers. Die houden ook al zo van Structuur en Ordnung. In België kun je gewoon leuk fietsen en dat hebben vandaag meer dan 10000 man/vrouw gedaan. Geen onvertogen woord. Gewoon leuk.
Volgende week zondag (28-8) is de ballons Vosgiens, een cyclo over 155 km en een slordige 3600 hm in de Vogezen. Ik heb me ingeschreven omdat ik nog een cyclo wil rijden in het najaar. Hetzelfde weekend is ook de Velomediane in de Waalse Ardennen. Vorig jaar stond ik daar aan de start maar ik had dit jaar geen zin in een cyclo over vooroorlogse prut wegen. Wat ik wel wil is met een beetje deftige vorm aan de start staan in Frankrijk. En daarom zit ik vandaag in België.
Afgelopen woensdag heb ik een rondje Markermeer gedaan. Goed voor 151 km en een gemiddelde van 30,3 kmh. Ik heb het 'rondje' in een ruk uitgereden. Morgen sta ik aan de start van de reuzen van de Ardennen. Een toertocht met een goede reputatie qua organisatie en foerage. De tocht start in Luik en telt 143 km en 15 beklimmingen. Ik heb zelfs een hotel geregeld op kruip afstand van de start. Nou ja, helemaal zelf geregeld heb ik het ook niet. Ik heb met meer in mijn schoot geworpen gekregen. Via het Fiets forum zie ik iemand zijn startbewijs voor nop weggegeven. Ik kan ook de hotel overnachting van hem overnemen. Dat lijkt me wel zo handig. Deze kost me dan wel geld maar dan kan ik tenminste uitgerust starten.
Vrijdagmiddag rij ik vanuit Utrecht naar Luik. Ik heb ruim de tijd maar het verkeer zit tegen. Op de A2/A15 is een spectaculair ongeluk gebeurd. Via de radio verneem ik dat een zwart Audi als een losgeslagen wilde hond over de snelweg heeft gejakkerd. Links en rechts inhalend plus ook een touchering met de vangrail. Een achtervolgende politie auto krijgt hem niet gestopt. Bij knooppunt Deil ramt de zwart Audi op een grijze Audi. De grijze Audi slaat 5 keer over de kop en beland in het weiland. De 2 inzittende overleven het niet. De bestuurder van de zwarte Audi raakt zwaargewond en wordt afgevoerd naar het ziekenhuis. Dit alles zorgt uiteraard ook voor file wegens het politieonderzoek dat moet plaats vinden. Er staat een file van 8 km op de A2 en de ANWB raadt aan om om te rijden via Tilburg. Ik ben eigenwijs en negeer dit advies. Eigenwijs zijn blijkt slim vandaag. De hele file kost me ongeveer 5 minuten extra reistijd.
Naast het ongeluk op de A2 is er ook nog een ongeluk gebeurd bij Geldrop op de A67. Hier is geen nieuws over op de radio. Geen neergestorte helikopter, geen geschaarde sleurhut, geen omgevallen vrachtwagen die zijn lading kippen is kwijtgeraakt. Gewoon geen nieuws. Een afgesloten linker rijstrook en dat was het dan. Gevolg is wel dat de ring Eindhoven in een ongelofelijk puinhoop verandert. Ik verlies meer dan een half uur aan stom fileleed in de lichtstad. Nogal een contradictie in vergelijk met het ongeluk op de A2.
Dankzij Garmin vind ik mijn hotel in Luik zonder problemen. Het ding blijkt toch iets goed te kunnen. Het Ibis hotel ligt in een lelijk commercieel gebied. Er zit een mega Carrefour, een tankstation, een bricolage, 2 fast food restaurant, een C&A een etc etc etc. Niet mooi, wel handig. Het is morgen geen wedstrijd mar gewoon een toertocht waarvan enkelen schrijven dat die zwaarder is dan Tilf-Bastongen-Tilf. De tocht bestaat alleen maar uit lange klimmen en er zit geen rust in de route. Ik wil alleen maar op de klimmen straf doorrijden. De afdalingen en semi-vlakke stukken ga ik niet hard rijden. Het is training, geen koers. Dat is iets voor volgende week.
zaterdag 20 augustus
Bij het ontbijt in het hotel zie ik overduidelijk het verschil tussen cyclo rijders en toer fietsers. Het verschil zit hem in de details maar is wel goed zichtbaar. Tenminste, als je er een beetje oog voor hebt. Ik zit wel eens vaker 's ochtends in een hotel omdat er die dag een cyclo is. Dit is vermoedelijk de eerste dat ik een hotel zit voor een toertocht. Toerfietsers verschillen van wedstrijdrijders in het volgende. Ze hebben geen geschoren benen; ze zitten in fiets tenue aan het ontbijt, het buikje is er niet maar het dreigt er wel te komen. Wedstrijdrenners hebben geschoren benen; ze hebben hun fiets tenue nog niet aan en ze praten ook niet over RKC tegen Roda JC. Ze kijken onverschillig voor zich uit en verorberen zwijgend hun ontbijt.
De toertocht in cijfers:
3 Belgische wafels; 6 plakken peperkoek; een halve sinasappel; 4 stroopwafels; 3 muesli repen; 6 liter sportdrank; 143 km; 15 hellingen; 2500 hoogtemeters; 26,3 kmh gemiddeld; 69,6 kmh max; HF 146 gemiddeld; max HF 176; 4504 kcal.
De toertocht in verkooppraatje:
Uitstekend!! Alles klopt hier. Het weer is zomers. De route is uitdagend. De wegen zijn typisch Belgisch; ofwel vooroorlogse knudde wegen afgewisseld met echt asfalt. De bevoorrading is uitstekend. Er is meer dan genoeg; je hoeft nergens te wachten en er is veel keuze. Ik heb geen energie reep van huis meegenomen. De reputatie omtrent de goede foerage is meer dan waargemaakt.
De toertocht met een kritische noot:
Er doen meer dan 10000 man mee vandaag. Tenminste ik heb zelf nummer 11207 en dit kan gewoon in België. Hier krijgen ze gewoon een vergunning voor. Er staan overal seingevers op de route. De politie gaat niet zeuren over het feit dat alle wegen rondom de start staan vol geparkeerd. Lokale bevolking op de hellingen die we aan doen, moedigen ons aan. Er is draagvlak voor dit soort evenementen. De Geants des Ardennes staat niet alleen. Nagenoeg elke week zijn er dit soort tochten en overal is er draagvlak. Er heerst ook geen opgeklopte commerciële sfeer zoals je die aantreft tijdens de Amstel Gold Race.
Kom daar maar eens om in Nederland. Als je hier iets wil organiseren, zeker op wielren gebied, kom je alleen maar azijnpissers tegen. Alles wat een aanslag is op de dagelijkse gang van zaken, kan niet. De marathon van Amsterdam heeft al eens het parkoers moeten aanpassen omdat het winkelend kudde volk niet mocht worden gestoord. In de Ardennen staat op elk groot kruispunt een mannetje het verkeer te regelen. Fietsers hebben voorrang en niemand klaagt erover. De sfeer is hier dan ook de hele dag goed. Als in Nederland iets wordt georganiseerd gaan we al snel zeuren dat dit evenement meer dan gemiddeld aanspraak doet op publieke middelen. Zo moeten voetbal clubs meebetalen aan politie inzet tijdens hun eigen wedstrijden. We klagen als de wandel vierdaagse door onze straat komt, want dan kun je niet makkelijk weg met de auto. Er is gewoon heel weinig draagvlak in Nederland voor grote evenementen. Wij zouden wel een Olympische Spelen kunnen organiseren of een WK voetbal. Kunnen is het probleem niet; willen wel. We willen het namelijk gewoon niet. Dat zou betekenen dat we onze boodschappen op een ander tijdstip moeten doen. Dat we een keer vaker in de file staan. En meer van die dingen die de normale gang van zaken in de weg staan. Wat dat betreft zijn we net Duitsers. Die houden ook al zo van Structuur en Ordnung. In België kun je gewoon leuk fietsen en dat hebben vandaag meer dan 10000 man/vrouw gedaan. Geen onvertogen woord. Gewoon leuk.
zondag 7 augustus 2011
De 2-daagse van Sloten
Ik eet 2 boterhammen en maak mijn fiets klaar; ik vul een bidon en pomp de banden op. Wielrenkleding aantrekken en rugzak pakken. Om daarna naar Amsterdam te rijden voor de trimmers koers op Sloten. Een van de vele normale manieren om een zaterdag door te komen. Ik schrijf me in, rij 3 trainingsrondjes en sluit aan bij de start van de koers. Hmmm,,… het is druk vandaag. Ik schat dat er een negentig-tal renners en 3 rensters klaar zijn voor vertrek. De speaker spreekt ons toe en het blijkt dat ik vandaag start in een 2-daagse. Hoezo 2-daagse, vraag ik me af. Moet ik dan morgen terug komen voor de 2de dag? Het is toch altijd gewoon een normale rit in lijn. Gewoon een uur koersen plus 6 rondes en dan weer naar huis. Niet dus. Het is een 2-daagse maar dan wel een hele rare 2-daagse. Niet morgen is de tweede dag maar volgende week zaterdag geldt als de tweede dag. Eigenlijk nogal nep dus. Het gevolg is dat er geen eindprijzen zijn maar wel 2 premiespurts. Over een week worden er maar liefst 15 bekers uitgereikt. Dat zien we dan wel weer. Eerst maar eens vandaag uitzingen.
De koers gaat hard vandaag. Na 23 ronden en dus 58 km staat er een gemiddelde op mijn teller van 42,6 kmh. Da’s best pittig. De eerste 20 km rijdt ik op kop van het peloton mee en na een half uur zijn er 6 renners weg. Ik besluit op kop van het peloton te gaan rijden om vaart te maken. Dat mislukt; ik ontsnap. Barst, dat heb ik weer, nu moet ik alleen door naar de koplopers. Ik kom dichterbij, ik kom nog dichterbij. Ik kom op 100m, ik kom tot 100m, ik kom tot 100m, ik blijf hangen op 100m en nu krijg ik tegenwind. Mijn hartslag staat op 191 en ik plafonneer. Dan niet. Ik laat me afzakken tot het peloton dat inmiddels op oorlogssterkte is gekomen en volle bak achtervolgt. Ik sluit achteraan en geloof het verder wel. Daarna blijft het oorlog. Er blijft hard gereden worden. In 10 km tijd zie ik het gemiddelde op mijn teller stijgen van 40,4 kmh naar 42,3 kmh. Ik ben blij dat ik kan volgen. De 2 premiespurts moet ik laten lopen. Ik ben allang blij dat ik het laatste wiel kan houden. De laatste 2 ronden blijven hard gaan. Een ronde telt 2,55 km en de laatste 5 km rijden we gewoon 48 kmh gemiddeld. Alsof het normaal is. Ik handhaaf we op wonderlijke wijze redelijk van voren en sprint mee voor de vorm. Ik haal een topsnelheid van 58,5 kmh en eindig als 17de. Niet echt een wereldse prestatie.
Zondag rij ik een duurtraining via Almere, Eemnes, Hilversum, st Maartensedijk, Maarsen, Breukelen, Woerden, Zegveld, Wilnis, Vinkenveen, Abcoude, Baambrugge, Weesp en weer terug naar Almere. Goed voor 131 km en een enorme bult wind. Zo krijg ik toch nog het idee van een 2-daagse. ’s Middags val ik slaap op de bank.
De koers gaat hard vandaag. Na 23 ronden en dus 58 km staat er een gemiddelde op mijn teller van 42,6 kmh. Da’s best pittig. De eerste 20 km rijdt ik op kop van het peloton mee en na een half uur zijn er 6 renners weg. Ik besluit op kop van het peloton te gaan rijden om vaart te maken. Dat mislukt; ik ontsnap. Barst, dat heb ik weer, nu moet ik alleen door naar de koplopers. Ik kom dichterbij, ik kom nog dichterbij. Ik kom op 100m, ik kom tot 100m, ik kom tot 100m, ik blijf hangen op 100m en nu krijg ik tegenwind. Mijn hartslag staat op 191 en ik plafonneer. Dan niet. Ik laat me afzakken tot het peloton dat inmiddels op oorlogssterkte is gekomen en volle bak achtervolgt. Ik sluit achteraan en geloof het verder wel. Daarna blijft het oorlog. Er blijft hard gereden worden. In 10 km tijd zie ik het gemiddelde op mijn teller stijgen van 40,4 kmh naar 42,3 kmh. Ik ben blij dat ik kan volgen. De 2 premiespurts moet ik laten lopen. Ik ben allang blij dat ik het laatste wiel kan houden. De laatste 2 ronden blijven hard gaan. Een ronde telt 2,55 km en de laatste 5 km rijden we gewoon 48 kmh gemiddeld. Alsof het normaal is. Ik handhaaf we op wonderlijke wijze redelijk van voren en sprint mee voor de vorm. Ik haal een topsnelheid van 58,5 kmh en eindig als 17de. Niet echt een wereldse prestatie.
Zondag rij ik een duurtraining via Almere, Eemnes, Hilversum, st Maartensedijk, Maarsen, Breukelen, Woerden, Zegveld, Wilnis, Vinkenveen, Abcoude, Baambrugge, Weesp en weer terug naar Almere. Goed voor 131 km en een enorme bult wind. Zo krijg ik toch nog het idee van een 2-daagse. ’s Middags val ik slaap op de bank.
zondag 17 juli 2011
Nul euro op Sloten
Met 5 rijen dik van 10 renners breed over de weg stormen we op de finish af. Nou ja, niet eens stormen; gewoon hard rijden. Iets van 45 kmh en dat is het wel. Stormen is als het 50 gaat en dan is het peloton doorgaans als een lint getrokken. Tel uit je winst. Er rijden 15 renners in de prijzen en nr 16 tot en met de nr laatst eindigen met nul euro. Het maakt financieel niets uit of je 16de wordt of 43ste. Voor je eergevoel is 17de natuurlijk leuker dan 24ste, maar meer dan dat is het ook niet. Het kan volgens mij niemand een barst schelen of hij nu 26ste of 48ste wordt. Boven plek 20 ben je peloton vulling.
De laatste ronde is een enorm gewring. Iedereen wil plots vooraan rijden. Iets waar het meerendeel van de renners de hele koers geen last van heeft gehad. Bij de eerste premiespurt was het ook al zo’n helse drukte en toen ging het om slechts 3 premies waar 40 man voluit voor reden. Renners hielden ook niet op met sprinten. Zelfs toen ze konden inzien dat sprinten zinloos was, bleven ze doorrijden. Waarom dan toch? Met nog 15 man voor je en 200 meter te gaan, kun je beter gewoon inhouden. Je hebt een poging gedaan en die is jammerlijk mislukt. Over tot de orde van de dag (koers) zou je zeggen maar nee, men bleef door sprinten. Ik snapte er de ballen van en bij de eindsprint zit ik me weer te verbazen. Iedereen wil vooraan rijden maar niemand wil een aanval plaatsen. Denken die 50 renners hier voor me nu echt allemaal dat ze Mark Cavendish zijn en iedereen eraf te kunnen spurten? Niemand valt aan. Ik zou zelf wel willen maar ik zie onmogelijk een kans om uit het gewring te komen. Het mag een godswonder heten dat er geen valpartijen zijn. Ik doe op allerlei manieren een poging om uit het pak te geraken maar ik zit hopeloos opgesloten in de buik van het peleton. Naarmate de finish dichterbij komt, gaat iedereen steeds harder rijden maar er zit nog steeds geen lijn in het peloton. Met nog 500 meter te gaan, gaan we en masse op de pedalen staan. Met nog 400 meter te gaan, denk ik: “Jullie kunnen het me doen!”. Dit wordt niets. Ik ga niet meer van p43 opschuiven in de spint naar p15 waar de prijzen liggen. De rest van de meute spurt wel door. Idioten!
Na afloop van de koers spreek ik een renner die er heel anders over denkt. Hij zegt dat 35ste worden echt beter is dan 43ste. Hij begrijpt heel goed waarom mensen met doodsverachtingen een doldwaze sprint induiken om op plek 47 te eindigen ipv 52. Hij werd zelf 17de; ik 28ste. Er bleek dus ook nog een partij renners voor me te zitten die geen chip hebben gehuurd. Zo kom je al helemaal niet in de uitslag terecht. En wat is het verschil of de overeenkomst tussen p17 en p28? Allebei nul euro.
De laatste ronde is een enorm gewring. Iedereen wil plots vooraan rijden. Iets waar het meerendeel van de renners de hele koers geen last van heeft gehad. Bij de eerste premiespurt was het ook al zo’n helse drukte en toen ging het om slechts 3 premies waar 40 man voluit voor reden. Renners hielden ook niet op met sprinten. Zelfs toen ze konden inzien dat sprinten zinloos was, bleven ze doorrijden. Waarom dan toch? Met nog 15 man voor je en 200 meter te gaan, kun je beter gewoon inhouden. Je hebt een poging gedaan en die is jammerlijk mislukt. Over tot de orde van de dag (koers) zou je zeggen maar nee, men bleef door sprinten. Ik snapte er de ballen van en bij de eindsprint zit ik me weer te verbazen. Iedereen wil vooraan rijden maar niemand wil een aanval plaatsen. Denken die 50 renners hier voor me nu echt allemaal dat ze Mark Cavendish zijn en iedereen eraf te kunnen spurten? Niemand valt aan. Ik zou zelf wel willen maar ik zie onmogelijk een kans om uit het gewring te komen. Het mag een godswonder heten dat er geen valpartijen zijn. Ik doe op allerlei manieren een poging om uit het pak te geraken maar ik zit hopeloos opgesloten in de buik van het peleton. Naarmate de finish dichterbij komt, gaat iedereen steeds harder rijden maar er zit nog steeds geen lijn in het peloton. Met nog 500 meter te gaan, gaan we en masse op de pedalen staan. Met nog 400 meter te gaan, denk ik: “Jullie kunnen het me doen!”. Dit wordt niets. Ik ga niet meer van p43 opschuiven in de spint naar p15 waar de prijzen liggen. De rest van de meute spurt wel door. Idioten!
Na afloop van de koers spreek ik een renner die er heel anders over denkt. Hij zegt dat 35ste worden echt beter is dan 43ste. Hij begrijpt heel goed waarom mensen met doodsverachtingen een doldwaze sprint induiken om op plek 47 te eindigen ipv 52. Hij werd zelf 17de; ik 28ste. Er bleek dus ook nog een partij renners voor me te zitten die geen chip hebben gehuurd. Zo kom je al helemaal niet in de uitslag terecht. En wat is het verschil of de overeenkomst tussen p17 en p28? Allebei nul euro.
zondag 10 juli 2011
I DID IT!!!
VIJF UUR ZEVENENVIJFTIG MINUTEN EN VIERENVEERTIG SECONDEN!!!!!
ofwel 5h57 en 44 sec
Dat is de toptijd van vandaag. In 2008 deed ik de Maratona in 6 uur en 2 minuten en ik was er van overtuigd dat die tijd onmogelijk kon worden verbeterd. Ik had graniet in mijn benen die dag en alles wat mee kon zitten, zat die dag mee. Ik kon door blijven gas geven tot het eind aan het toe. Op de laatste klim (Falzarego) had ik nog steeds macht in de benen. Ik had me voorgenomen nooit aan die tijd te gaan tornen. Waarom niet? Het was gewoon zinloos. Iets wat perfect is, kan toch niet beter.
En in 2011 sta ik toch weer aan de start. Met als reden een uit de hand gelopen weddenschap met Roland. Hij zou de Maratona gaan rijden en zocht een coach. Dat bleek ik te zijn en hij koppelde er voor mij direct een weddenschap aan vast. Hij dacht wel dat de tijd uit 2008 voor verbetering in aanmerking kwam. Ik verklaarde hem voor gek. Ik ken mijn eigen lichaam beter. In 2008 was ik 34 en nu ben ik drie jaar ouder. Dat heet geen voordeel te zijn. Hij wedde er een fles Laphroaig om dat ik het wel kon. Ik nam de weddenschap aan in de wetenschap dat ik dik ging verliezen. Desalniettemin heb ik er dit jaar alles aan gedaan om de goede vorm te krijgen. Ik heb me suf getraind. Een trainingsstage in Luxemburg, een week trainen in de Cevennen en 6000 trainingskilometers in totaal. En nog steeds had ik niet echt vertrouwen.
Voorafgaand aan de Maratona stel ik een schema op. Ik bereken op basis van het vermogen dat ik moet kunnen leveren mijn tijden voor de 8 klimmen in de route. Ik schat hoeveel tijd ik nodig heb om de afdalingen te doen. Ik schrijf de doorkomst tijden die ik moet halen per col op een briefje en bind dit aan mijn stuur vast. Het schema is berekend op een eindtijd van 5h48. Zo houd ik wat speling over voor bevoorrading, plaspauzes en een mogelijke lekke band.
Op de passo di Campoglongo lig ik een minuut achter op schema, op de Pordoi 2 min, op de Sella nog steeds 2. Op de Gardena wordt de achterstand 3 minuten. Al kijkende naar de tijden zie ik dat ik meer tijd nodig heb voor de klimmen en dat ik het dalen te langzaam heb ingeschat. Op de tweede passage van de Campolongo heb ik inmiddels 4 min achterstand. Maar nu gaat er een heel lang stuk afdalen komen. Daarnaast heb ik nu ook geen last meer van de drukte. In de lange afdaling naar de colle de sante Lucia maak ik alle tijd weer goed. Bovenop op de Lucia zit ik weer op schema. Daarna volgt de mega zware klim van de passo di Giau. In 10 km komen we 930 meter hoger. De Giau is nooit leuk. Ook al verkeer je in topvorm, een berg als de Giau doet altijd pijn. Ik verlies hier echter geen tijd en blijf op schema. Daarna volgt wederom een stormachtige afdaling. Ik houd niet in en snijd alle bochten op het randje in. Op de laatste klim gaat alles mis. De Falzarego is niet steil en 13 km lang. Er lukt nu bijna niets meer. De Giau heeft zo zijn uitwerking gehad. Mijn benen doen pijn en mijn pols wil niet meer omhoog. Dit wordt een lijdensweg. Ik lever niet minder dan 8 min op het schema. Nu wordt het dus toch weer spannend. In de afdaling kan ik nu niet inhouden. Ik zal als een idioot moeten gaan racen om het te halen. De afdaling bestaat uit 2 gedeeltes. Het eerst gedeelte is vooral stijl en kent geen bochten. Ik haal 84,5 kmh in de afdaling en scheur alles en iedereen voorbij. Het tweede stuk is een bijtrap afdaling. Blijven rammen op de 50*12 dus. Na de afdaling volgt nu nog 4 kilometer vals plat naar Corvara en hier gaat het echt helemaal mis. Ik krijg kramp en niet zo zunig ook niet. In beide benen is het raak. Niet een spiertje doet pijn. Elke spier in beide bovenbenen schreeuwt met alle macht. STOPPEN!!! Ja, dat kan dus niet. Ik moet door. Ik moet alles uit de kast halen om de kramp te onderdrukken. Langzaam klimmen, hoge cadans en op een aflopend stuk haal ik even beide benen uit de pedalen om ze te kunnen strekken. Het blijkt net genoeg. Na 5h57 en 44 sec rol ik over de finish.
Nu doet ik echt nooit meer een poging deze tijd te verbeteren. En deze keer ben ik serieus.
ofwel 5h57 en 44 sec
Dat is de toptijd van vandaag. In 2008 deed ik de Maratona in 6 uur en 2 minuten en ik was er van overtuigd dat die tijd onmogelijk kon worden verbeterd. Ik had graniet in mijn benen die dag en alles wat mee kon zitten, zat die dag mee. Ik kon door blijven gas geven tot het eind aan het toe. Op de laatste klim (Falzarego) had ik nog steeds macht in de benen. Ik had me voorgenomen nooit aan die tijd te gaan tornen. Waarom niet? Het was gewoon zinloos. Iets wat perfect is, kan toch niet beter.
En in 2011 sta ik toch weer aan de start. Met als reden een uit de hand gelopen weddenschap met Roland. Hij zou de Maratona gaan rijden en zocht een coach. Dat bleek ik te zijn en hij koppelde er voor mij direct een weddenschap aan vast. Hij dacht wel dat de tijd uit 2008 voor verbetering in aanmerking kwam. Ik verklaarde hem voor gek. Ik ken mijn eigen lichaam beter. In 2008 was ik 34 en nu ben ik drie jaar ouder. Dat heet geen voordeel te zijn. Hij wedde er een fles Laphroaig om dat ik het wel kon. Ik nam de weddenschap aan in de wetenschap dat ik dik ging verliezen. Desalniettemin heb ik er dit jaar alles aan gedaan om de goede vorm te krijgen. Ik heb me suf getraind. Een trainingsstage in Luxemburg, een week trainen in de Cevennen en 6000 trainingskilometers in totaal. En nog steeds had ik niet echt vertrouwen.
Voorafgaand aan de Maratona stel ik een schema op. Ik bereken op basis van het vermogen dat ik moet kunnen leveren mijn tijden voor de 8 klimmen in de route. Ik schat hoeveel tijd ik nodig heb om de afdalingen te doen. Ik schrijf de doorkomst tijden die ik moet halen per col op een briefje en bind dit aan mijn stuur vast. Het schema is berekend op een eindtijd van 5h48. Zo houd ik wat speling over voor bevoorrading, plaspauzes en een mogelijke lekke band.
Op de passo di Campoglongo lig ik een minuut achter op schema, op de Pordoi 2 min, op de Sella nog steeds 2. Op de Gardena wordt de achterstand 3 minuten. Al kijkende naar de tijden zie ik dat ik meer tijd nodig heb voor de klimmen en dat ik het dalen te langzaam heb ingeschat. Op de tweede passage van de Campolongo heb ik inmiddels 4 min achterstand. Maar nu gaat er een heel lang stuk afdalen komen. Daarnaast heb ik nu ook geen last meer van de drukte. In de lange afdaling naar de colle de sante Lucia maak ik alle tijd weer goed. Bovenop op de Lucia zit ik weer op schema. Daarna volgt de mega zware klim van de passo di Giau. In 10 km komen we 930 meter hoger. De Giau is nooit leuk. Ook al verkeer je in topvorm, een berg als de Giau doet altijd pijn. Ik verlies hier echter geen tijd en blijf op schema. Daarna volgt wederom een stormachtige afdaling. Ik houd niet in en snijd alle bochten op het randje in. Op de laatste klim gaat alles mis. De Falzarego is niet steil en 13 km lang. Er lukt nu bijna niets meer. De Giau heeft zo zijn uitwerking gehad. Mijn benen doen pijn en mijn pols wil niet meer omhoog. Dit wordt een lijdensweg. Ik lever niet minder dan 8 min op het schema. Nu wordt het dus toch weer spannend. In de afdaling kan ik nu niet inhouden. Ik zal als een idioot moeten gaan racen om het te halen. De afdaling bestaat uit 2 gedeeltes. Het eerst gedeelte is vooral stijl en kent geen bochten. Ik haal 84,5 kmh in de afdaling en scheur alles en iedereen voorbij. Het tweede stuk is een bijtrap afdaling. Blijven rammen op de 50*12 dus. Na de afdaling volgt nu nog 4 kilometer vals plat naar Corvara en hier gaat het echt helemaal mis. Ik krijg kramp en niet zo zunig ook niet. In beide benen is het raak. Niet een spiertje doet pijn. Elke spier in beide bovenbenen schreeuwt met alle macht. STOPPEN!!! Ja, dat kan dus niet. Ik moet door. Ik moet alles uit de kast halen om de kramp te onderdrukken. Langzaam klimmen, hoge cadans en op een aflopend stuk haal ik even beide benen uit de pedalen om ze te kunnen strekken. Het blijkt net genoeg. Na 5h57 en 44 sec rol ik over de finish.
Nu doet ik echt nooit meer een poging deze tijd te verbeteren. En deze keer ben ik serieus.
vrijdag 8 juli 2011
Er zijn grenzen
Wandelen. Geen fietsen meer, dat bewaar ik voor zondag. Morgen absolute rust en vandaag een beetje wandelen in de bergen en vooral veel fotos maken. De bergen zijn hier hoog en de paden zijn vaak klim en klauter paden. Van wandelen is niet echt sprake; het is meer langs staalkabels omhoog kletteren. Ik rij naar de top van de Gardena waar commercie tegenwoordig troef is. In 2002 verwonderde ik me al aan de lokale uitbater van een restaurant. Hij keek iedereen zijn tent uit die naar zijn mening te weinig consumeerde. Voor een kop koffie kreeg je een kwartier. En als je dan geen tweede kop bestelde werd je allesbehalve vriendelijk duidelijk gemaakt dat je weer kon gaan. Nu doen ze er nog een schepje bovenop. Parkeren kost 4 euro; motoren 2. Gebruik van de toilet kost 1 euro. Ik heb niet de naar de prijs van de koffie geinformeerd. Ik parkeer 200 meter verderop en wandel van daar uit naar een berghut op 2600 meter hoogte. Het heet een pad te zijn voor 'expert hikers'. Ik neem dit soort dingen nooit zo serieus. Ik heb bergschoenen aan en ik ben top-fit. Het zal allemaal wel. De waarschuwing is echter niet voor niets. Zonder bergschoenen en met hoogtevrees heb je hier weinig te zoeken. Zonder alle staalkabels en stalen trapjes was ik nooit boven gekomen.
In de hut drink ik espresso en eet een stuk taart. Lekker luxe allemaal. Na deze culinaire uitspatting probeer ik via een ander pad te dalen. Ook deze is voor experts hikers maar hier staat ook nog via Ferrata bij. Ik negeer ook deze waarschuwing en dat bleek niet slim. Als ik bij het steile gedeelte kom, zie ik mensen gezekerd en al en met helm omhoog komen. Dit ziet er duidelijk serieuzer uit. Ik probeer toch een stukje te dalen maar ik houd al snel op. Ik moet een brug over tussen twee steil rotswanden en van daaraf kan ik niet zien hoe moeilijk het traject daarna wordt. Ik kies eieren voor mijn geld en loop terug naar de hut en pak het klauterpad terug waar ik ook via geklommen heb. Risicos nemen is spannend maar dit werd te me gortig.
In de hut drink ik espresso en eet een stuk taart. Lekker luxe allemaal. Na deze culinaire uitspatting probeer ik via een ander pad te dalen. Ook deze is voor experts hikers maar hier staat ook nog via Ferrata bij. Ik negeer ook deze waarschuwing en dat bleek niet slim. Als ik bij het steile gedeelte kom, zie ik mensen gezekerd en al en met helm omhoog komen. Dit ziet er duidelijk serieuzer uit. Ik probeer toch een stukje te dalen maar ik houd al snel op. Ik moet een brug over tussen twee steil rotswanden en van daaraf kan ik niet zien hoe moeilijk het traject daarna wordt. Ik kies eieren voor mijn geld en loop terug naar de hut en pak het klauterpad terug waar ik ook via geklommen heb. Risicos nemen is spannend maar dit werd te me gortig.
wikken en wegen
De ochtendpols staat op 49. Hetzelfde als gisteren. De knie voelt weer iets beter. Ik twijfel zelfs over een fietstochtje. Ik weet niet wat kwalijker is voor de knie. Wandelen of fietsen. Beide zijn leuk in deze omgeving. Rust is natuurlijk nog veel beter maar ik heb het idee dat knie toch wat belasting kan hebben. Na heel lang wikken en wegen ga ik toch een rondje fietsen. Het makkelijkste rondje dat in deze omgeving mogelijk is. Eerst naar Corvara, dan over de Campalongo pas, dan lang afdalen en via de passa Falzarego en de Val Parola weer terug. Goed voor 52 km, 1280 hm, 23,8 kmh en een pols van 147. De knie hield zich goed. Het weer was minder vandaag. Na dagenlang zon en warm weer was het vandaag erg bewolkt en in de afdaling van de Val Parola kreeg ik een frisse bui over me heen. Het weer schijnt op te gaan knappen en zondag lijkt een topdag te gaan worden. We gaan het zien. Morgen meer.
door naar Italie
De ochtendpols is gezakt naar normalere waardes; 49. Ik heb nog wel veel slaap maar dat gaat vanzelf nog goed komen. De pijn in de knie is minder. Ook dat is goed nieuws. Ik voel de knie echter nog steeds en blijf voorlopig somber.
's Avonds is de knie er niet slechter op geworden maar ook niet veel beter. Ik rij vandaag van Nauders naar La Villa. Een slordige 250 km waar ik bijna 5 uur aan kwijt ben. Waarom toch zo langzaam? Aan mij zal het niet liggen. De lokale wegen kan ik de schuld geven; ik ben tenslotte geen enkel stuk snelweg tegengekomen. De bergen kan ik ook de schuld geven. De meeste schuld ligt echter bij een zwart Volkswagen Passat, een lichtblauwe Renault Clio, een zilver grijze Toyota Yaris Verso (ook wel doos genoemd) en een zwarte BMW motor. Ze rijden voor me. Nou ja, net niet helemaal voor me en ze rijden ook niet. Het is meer tuffen of sloffen. En er zitten ook nog 4 auto's tussen die geen zin hebben of geen kans zien in te halen. Ik kan dus ook geen kant op. Vooral het Cliootje is zielig. Zelfs een vrachtwagen zit op zijn staart en dat terwijl we een pas aan het beklimmen zijn van 2000 m hoogte. Het Cliootje vertikt ook om aan de kant te gaan. Nog zoiets irritants. Waar hebben die mensen hun rijbewijs gekregen? Gratis erbij gekregen toen ze slaagden voor het scoot mobiel examen?
's Avonds is de knie er niet slechter op geworden maar ook niet veel beter. Ik rij vandaag van Nauders naar La Villa. Een slordige 250 km waar ik bijna 5 uur aan kwijt ben. Waarom toch zo langzaam? Aan mij zal het niet liggen. De lokale wegen kan ik de schuld geven; ik ben tenslotte geen enkel stuk snelweg tegengekomen. De bergen kan ik ook de schuld geven. De meeste schuld ligt echter bij een zwart Volkswagen Passat, een lichtblauwe Renault Clio, een zilver grijze Toyota Yaris Verso (ook wel doos genoemd) en een zwarte BMW motor. Ze rijden voor me. Nou ja, net niet helemaal voor me en ze rijden ook niet. Het is meer tuffen of sloffen. En er zitten ook nog 4 auto's tussen die geen zin hebben of geen kans zien in te halen. Ik kan dus ook geen kant op. Vooral het Cliootje is zielig. Zelfs een vrachtwagen zit op zijn staart en dat terwijl we een pas aan het beklimmen zijn van 2000 m hoogte. Het Cliootje vertikt ook om aan de kant te gaan. Nog zoiets irritants. Waar hebben die mensen hun rijbewijs gekregen? Gratis erbij gekregen toen ze slaagden voor het scoot mobiel examen?
Help!! knie doet pijn
Maandenlange voorbereiding is naar de Filistijnen. Ik word wakker en besef dat het goed mis zit. Mijn pols is veel te hoog (56) en ik barst van de slaap. En dat na een nachtrust van 10 uur. Maar dat is niet het probleem. Ik heb nog rustdagen genoeg en heb nog voldoende tijd. Wat mij verontrust is een pijnlijke knie. Het is me onduidelijk of het een pees of een spier die zeurt maar het is zeker een pijnlijke zeur die ik al voel als ik gewoon loop. Dat is niet goed. Als ik een pees heb overbelast de laatste 2 dagen, dan kan ik de Maratona wel schudden. Als alleen de spier overbelast is, maak ik nog een kleine kans. De spier gaat in de loop van de dag ook alleen maar meer irriteren. Dat geeft de burger niet echt moed. Het is niet de spier die afgelopen zondag in de kramp schoot. Die zat in het rechterbovenbeen. De spier die nu wringt begint ergens aan de achterkant van mijn rechterknie en loop pal naast de hamstrings.
Eigenlijk wilde ik vandaag een rustige training doen. Een rondje van 80 km met een kleine bult en zo'n 1000 hoogtemeters. Zelfs daar zie ik vanaf. Ik ga ook niet in de bergen wandelen. Ook dat lijkt me onverstandig. Beetje klote allemaal. Ik ben in Oostenrijk en zit midden tussen de Alpenreuzen. Ik voel me echter als een halve invalide. Ik zou wel kunnen gaan wandelen. Kunnen is het probleem niet. Willen ook niet. Dat pijntje in de knie is niet echt een beletsel. Maar als ik zou gaan wandelen of zou gaan fietsen, dan ben ik bang dat ik probleem alleen maar erger maak. Ik ga dus noodgedwongen met de auto op weg. Ik rij de doodlopende weg van het Kauner dal in met als bestemming de WeisseeSpitze. Dit blijkt omgebouwd tot een toeristische trekpleister en de tol voor de weg is niet misselijk. 22 euro per auto, ongeacht of er 1 of 5 personen inzitten. De panoramische weg naar boven is schitterend en er zijn tal van mooie uitzichtpunten. Ik heb nu ook de beroemde Weissensee gezien waar in de winter alternatieve elfsteden tochten worden gereden. Als ik me dat probeer voor te stellen in dit met zon overgoten dal, is het toch wat lachwekkend. 200 km op een langwerpig meer schaatsen. 5 km heen en 5 km terug. En dat dan 20 keer.
Het dal eindigt bij een skipiste op 2750 meter hoogte. Er ligt nog wel wat sneeuw maar niet genoeg meer op te skiën. Er is een mega restaurant en een kinderspeeltuin. In de speeltuin staan ook grote trampolines. Geen nep dingen maar echte en zelfs nog in redelijke staat. Ik kan me even niet inhouden en klim er op. Ooit een turner geweest, altijd een turner. Springen, springen, springen. Ze veren goed en ik vlieg makkelijk 4 meter omhoog. Even lager springen en wat salto’s proberen. Ik sta stil en vraag me af hoe dat ook al weer ging; salto achterwaarts. Wat moest ik ook alweer met mijn armen doen? Niet nadenken, Rob en springen. De eerste salto achterwaarts gaat zonder problemen. Puur op intuïtie. Dan maar eens hoger gaan springen. Ook dat lukt nog steeds makkelijk. Ik spring salto’s achterwaarts en vlieg boven het hek van 3 meter hoog uit. Er staan een paar kleine kinderen van 8 jaar oud me een beetje bête aan te kijken. Wat doe die meneer nu? Gelukkig zie ik hun moeder ook. Dan hoef ik ze niet zelf uit te gaan leggen dat ze mijn kunsten beter niet nadoen.
Waar de weg eindigde en dus de skipiste is, is er ook nog een kabelbaan die je naar een hoogte van 3108 meter brengt. Vanaf daar heb je een schitterend uitzicht over de Ötztaler Alpen, de Ortles Alpen en het Bernina massief. Ik koopje een kaartje en laat me omhoog takelen. Bovenop de kam is er een uitzicht zoals je dat mag verwachten op een bergkam van 3108 m hoogte. Fenomenaal mooi!!! Niet gewoon mooi of schitterend. Dat dekt de lading niet. Er valt nu alleen maar in superlatieven te spreken. Er verdwijnt nog een pad een stukje de berg op maar dat eindigt vrij snel. Geen enkele toerist doet de moeite om te kijken of de nabij gelegen rotswand te beklimmen is. Ik wel. Het is maar een klein stukje en dan sta je 80 meter hoger boven op een bergpiek. Net naast een houten kruis dat van zijn sokkel is gedonderd. Het pad stopt al snel dood en er is nog een staalkabel waar je met je met het nodige klim en klauterwerk mee omhoog kan hijsen. Als je kind van 10 jaar oud dit zou proberen, dan floot je hem of haar subiet terug. Ik heb minder gezond verstand als het op dit soort klauterpaden aankomt en klim omhoog. Goed opletten waar ik mijn bergschoenen plaats en goed de staalkabel vast houden. Boven staat een stalen paal met meteo meet apparatuur. Hoe ze dat ding hier in vredesnaam hebben gekregen is mij een raadsel. Ik sta helemaal alleen op de rotspunt. Was het uitzicht op de kam fenomenaal mooi. Hier mag er nog een schepje bovenop worden gedaan. Er zijn domweg niet genoeg superlatieven om dit beschrijven.
Eigenlijk wilde ik vandaag een rustige training doen. Een rondje van 80 km met een kleine bult en zo'n 1000 hoogtemeters. Zelfs daar zie ik vanaf. Ik ga ook niet in de bergen wandelen. Ook dat lijkt me onverstandig. Beetje klote allemaal. Ik ben in Oostenrijk en zit midden tussen de Alpenreuzen. Ik voel me echter als een halve invalide. Ik zou wel kunnen gaan wandelen. Kunnen is het probleem niet. Willen ook niet. Dat pijntje in de knie is niet echt een beletsel. Maar als ik zou gaan wandelen of zou gaan fietsen, dan ben ik bang dat ik probleem alleen maar erger maak. Ik ga dus noodgedwongen met de auto op weg. Ik rij de doodlopende weg van het Kauner dal in met als bestemming de WeisseeSpitze. Dit blijkt omgebouwd tot een toeristische trekpleister en de tol voor de weg is niet misselijk. 22 euro per auto, ongeacht of er 1 of 5 personen inzitten. De panoramische weg naar boven is schitterend en er zijn tal van mooie uitzichtpunten. Ik heb nu ook de beroemde Weissensee gezien waar in de winter alternatieve elfsteden tochten worden gereden. Als ik me dat probeer voor te stellen in dit met zon overgoten dal, is het toch wat lachwekkend. 200 km op een langwerpig meer schaatsen. 5 km heen en 5 km terug. En dat dan 20 keer.
Het dal eindigt bij een skipiste op 2750 meter hoogte. Er ligt nog wel wat sneeuw maar niet genoeg meer op te skiën. Er is een mega restaurant en een kinderspeeltuin. In de speeltuin staan ook grote trampolines. Geen nep dingen maar echte en zelfs nog in redelijke staat. Ik kan me even niet inhouden en klim er op. Ooit een turner geweest, altijd een turner. Springen, springen, springen. Ze veren goed en ik vlieg makkelijk 4 meter omhoog. Even lager springen en wat salto’s proberen. Ik sta stil en vraag me af hoe dat ook al weer ging; salto achterwaarts. Wat moest ik ook alweer met mijn armen doen? Niet nadenken, Rob en springen. De eerste salto achterwaarts gaat zonder problemen. Puur op intuïtie. Dan maar eens hoger gaan springen. Ook dat lukt nog steeds makkelijk. Ik spring salto’s achterwaarts en vlieg boven het hek van 3 meter hoog uit. Er staan een paar kleine kinderen van 8 jaar oud me een beetje bête aan te kijken. Wat doe die meneer nu? Gelukkig zie ik hun moeder ook. Dan hoef ik ze niet zelf uit te gaan leggen dat ze mijn kunsten beter niet nadoen.
Waar de weg eindigde en dus de skipiste is, is er ook nog een kabelbaan die je naar een hoogte van 3108 meter brengt. Vanaf daar heb je een schitterend uitzicht over de Ötztaler Alpen, de Ortles Alpen en het Bernina massief. Ik koopje een kaartje en laat me omhoog takelen. Bovenop de kam is er een uitzicht zoals je dat mag verwachten op een bergkam van 3108 m hoogte. Fenomenaal mooi!!! Niet gewoon mooi of schitterend. Dat dekt de lading niet. Er valt nu alleen maar in superlatieven te spreken. Er verdwijnt nog een pad een stukje de berg op maar dat eindigt vrij snel. Geen enkele toerist doet de moeite om te kijken of de nabij gelegen rotswand te beklimmen is. Ik wel. Het is maar een klein stukje en dan sta je 80 meter hoger boven op een bergpiek. Net naast een houten kruis dat van zijn sokkel is gedonderd. Het pad stopt al snel dood en er is nog een staalkabel waar je met je met het nodige klim en klauterwerk mee omhoog kan hijsen. Als je kind van 10 jaar oud dit zou proberen, dan floot je hem of haar subiet terug. Ik heb minder gezond verstand als het op dit soort klauterpaden aankomt en klim omhoog. Goed opletten waar ik mijn bergschoenen plaats en goed de staalkabel vast houden. Boven staat een stalen paal met meteo meet apparatuur. Hoe ze dat ding hier in vredesnaam hebben gekregen is mij een raadsel. Ik sta helemaal alleen op de rotspunt. Was het uitzicht op de kam fenomenaal mooi. Hier mag er nog een schepje bovenop worden gedaan. Er zijn domweg niet genoeg superlatieven om dit beschrijven.
een rondje in Zwitserland
Met de auto naar Susch en van daaruit een ronde over de Fluela pas en de Albula pas. Ik passeer in deze ronde tevens de dorpjes Zernez, Bever en Davos. De ijsbaan heb ik niet gezien. De tocht begint meteen met een knal van klim. 13 km en tegen de 8% gemiddeld. dat hakt er even lekker in. Daarna afdalen, stukje door het dal, een 2,7 km lange tunnel door (koud) en dan de Albula pas over. Nog zo'n lange steile klim. Daarna weer afdalen en een lang stuk door het dal naar beneden scheuren.
les details: ochtendpols van 55 (da's hoog). Een rondje van 118 km met 2462 hm en 24,5 kmh. Max van 79 kmh ergens in de afdaling van de Fluela pas. Maar ik kan me niet herinneren op welk stuk. Gemiddelde pols van 143. Geen kramp meer maar ook geen echte macht in de benen. Wel beter kunnen drinken. Op het eind wil de pols niet meer omhoog en ik heb nul motivatie voor het laatste stuk over de Albula pass. Ik zit te mopperen op mijn fiets en ga uit irritatie over de klim, mijn vorm en de algehele malaise wat eten, drinken en even pissen. Ik heb even geen zin in de laatste 2 km van die rotklim. De laatste 27 km gaan alleen maar lichtjes bergaf met 0,5 tot 1%. Dat fietst dan weer wel prettig. Het was warm vandaag. Makkelijk 25 graden in het dal op 1400 meter hoogte. Boven op de Fluela en de Albula waren de armstukken en de windbreker best prettig. Morgen maar eens een rustig rondje doen.
les details: ochtendpols van 55 (da's hoog). Een rondje van 118 km met 2462 hm en 24,5 kmh. Max van 79 kmh ergens in de afdaling van de Fluela pas. Maar ik kan me niet herinneren op welk stuk. Gemiddelde pols van 143. Geen kramp meer maar ook geen echte macht in de benen. Wel beter kunnen drinken. Op het eind wil de pols niet meer omhoog en ik heb nul motivatie voor het laatste stuk over de Albula pass. Ik zit te mopperen op mijn fiets en ga uit irritatie over de klim, mijn vorm en de algehele malaise wat eten, drinken en even pissen. Ik heb even geen zin in de laatste 2 km van die rotklim. De laatste 27 km gaan alleen maar lichtjes bergaf met 0,5 tot 1%. Dat fietst dan weer wel prettig. Het was warm vandaag. Makkelijk 25 graden in het dal op 1400 meter hoogte. Boven op de Fluela en de Albula waren de armstukken en de windbreker best prettig. Morgen maar eens een rustig rondje doen.
Passo dello Stelvio
Dit is de mooiste berg van alle bergen ter wereld. Superlatieven schieten tekort om deze berg te omschrijven. Deze berg is de koning van alle bergen. Als je je hele leven maar een berg op mag fietsen, dan zou je deze kiezen. Alles wat andere bergen mooi maakt, heeft de Stelvio ook; maar dan in de overtreffende trap. Is een berg hoog, de Stelvio is hoger; is een berg lang, de Stelvio is langer; is een berg roemrijk, de Stelvio is roemrijker. Als ik ooit begraven moet worden, laat het dan op deze berg zijn. Alstublieft geen gedoe met bloemen en lange toespraken. Gewoon een gat graven, kist er in en zand erover. Een kruis hoeft ook niet. Als het maar op de Stelvio is.
Dit is een lofzang. Een lofzang over een berg. Niet zomaar een berg. Nee, de mooiste van de hele wereld. Alles maar dan ook echt alles doet alle andere bergen in het niet verdwijnen. De Stelvio ligt in de Italiaanse Alpen en vormt de verbinding tussen de Venosta vallei en de Tellina vallei. De pas loopt rakelings langs de Ortles Alpen. Het beginpunt is Prato allo Stelvio en het dorp aan de andere kant luistert naar de naam Bormio. Bormio, nog zo'n mooie naam. De Prato kant heeft de mooiste klim. De klim is 25 km lang. Vijfentwintig kilometer. Geen meter minder. En al de kilometers zijn echte klim kilometers. Er zit geen aanloop bij waar de weg slechts een paar procent helt. Het is een onafgebroken klim van 25 km lang die je een slordige 1800 meter hoger brengt. Op de top sta je op een hoogte van 2760 meter. Nog een mooi cijfer. Maar weinig klimmen die aan deze hoogte kunnen tippen. Een ander briljant mooi aspect aan de klim vanuit Prato zijn de haarspeldbochten. 48 in totaal. De bochten zijn een voor een genummerd. Even bochten gaan rechtsom; oneven bochten linksom. De allereerste bocht die je tegenkomt, is bocht nummer 48. Ze tellen niet van 1 naar 48 maar van 48 naar 1. Als ze bij 1 waren begonnen, dan was de lol eraf. Een onbekende renner zou misschien denken. Leuk, genummerde haarspeldbochten. Hoeveel zouden er nog komen. 13, 18, 21? Alpe d'Huez telt 21 haarspeldbochten. Zelfs de naam van deze klim is lelijk. Spreek het vijf keer achter elkaar uit en daarna wil je daar nog niet dood worden aangetroffen. De Stelvio laat zich in de eerste haarspeldbocht direct van zijn grootse kant zien. Er komen er nog 47. Maak je borst maar nat, kleine wielrenner. Je gaat een monsterklim tegemoet.
De klim is een steile wand klim. De laatste paar kilometer liggen zigzaggend tegen een enorme rotswand aangeplakt. Zoiets verzin je niet. Met nog 10 km te gaan is het hemelsbreed maar een kilometertje ofzo naar de top. Je kunt de hele weg die je te gaan hebt nog zien liggen. Het Stilfserjoch hotel dat boven op de top staat, zie je ook al liggen. Hoe is deze absurde klim ooit ontstaan? Elke pas over een berg vindt zijn oorsprong in een lang verleden. Er was een geitenpad over de bergen naar het andere dal. Zo kon er handel worden gedreven. Later, in modernere tijden zijn de geitenpaden geasfalteerd geraakt en zijn het permanente wegen geworden. Het is onmogelijk voor te stellen dat de Stelvio ooit een geitenpad is geweest. De stelvio moet wel door bovenmenselijke krachten geschapen zijn. God wilde een berg. Een echte berg, een die mooier was dan alle andere bergen ter wereld. God schiep de Stelvio en zag dat het goed was.
Dit is een lofzang. Een lofzang over een berg. Niet zomaar een berg. Nee, de mooiste van de hele wereld. Alles maar dan ook echt alles doet alle andere bergen in het niet verdwijnen. De Stelvio ligt in de Italiaanse Alpen en vormt de verbinding tussen de Venosta vallei en de Tellina vallei. De pas loopt rakelings langs de Ortles Alpen. Het beginpunt is Prato allo Stelvio en het dorp aan de andere kant luistert naar de naam Bormio. Bormio, nog zo'n mooie naam. De Prato kant heeft de mooiste klim. De klim is 25 km lang. Vijfentwintig kilometer. Geen meter minder. En al de kilometers zijn echte klim kilometers. Er zit geen aanloop bij waar de weg slechts een paar procent helt. Het is een onafgebroken klim van 25 km lang die je een slordige 1800 meter hoger brengt. Op de top sta je op een hoogte van 2760 meter. Nog een mooi cijfer. Maar weinig klimmen die aan deze hoogte kunnen tippen. Een ander briljant mooi aspect aan de klim vanuit Prato zijn de haarspeldbochten. 48 in totaal. De bochten zijn een voor een genummerd. Even bochten gaan rechtsom; oneven bochten linksom. De allereerste bocht die je tegenkomt, is bocht nummer 48. Ze tellen niet van 1 naar 48 maar van 48 naar 1. Als ze bij 1 waren begonnen, dan was de lol eraf. Een onbekende renner zou misschien denken. Leuk, genummerde haarspeldbochten. Hoeveel zouden er nog komen. 13, 18, 21? Alpe d'Huez telt 21 haarspeldbochten. Zelfs de naam van deze klim is lelijk. Spreek het vijf keer achter elkaar uit en daarna wil je daar nog niet dood worden aangetroffen. De Stelvio laat zich in de eerste haarspeldbocht direct van zijn grootse kant zien. Er komen er nog 47. Maak je borst maar nat, kleine wielrenner. Je gaat een monsterklim tegemoet.
De klim is een steile wand klim. De laatste paar kilometer liggen zigzaggend tegen een enorme rotswand aangeplakt. Zoiets verzin je niet. Met nog 10 km te gaan is het hemelsbreed maar een kilometertje ofzo naar de top. Je kunt de hele weg die je te gaan hebt nog zien liggen. Het Stilfserjoch hotel dat boven op de top staat, zie je ook al liggen. Hoe is deze absurde klim ooit ontstaan? Elke pas over een berg vindt zijn oorsprong in een lang verleden. Er was een geitenpad over de bergen naar het andere dal. Zo kon er handel worden gedreven. Later, in modernere tijden zijn de geitenpaden geasfalteerd geraakt en zijn het permanente wegen geworden. Het is onmogelijk voor te stellen dat de Stelvio ooit een geitenpad is geweest. De stelvio moet wel door bovenmenselijke krachten geschapen zijn. God wilde een berg. Een echte berg, een die mooier was dan alle andere bergen ter wereld. God schiep de Stelvio en zag dat het goed was.
Op weg naar Oostenrijk
Ik word 's morgens om 3h37 minuten wakker in het am Hockenheim ring hotel langs autosnelweg nr 6. Als ik wakker word, ben ik er zeker van een een hele nacht lang te hebben doorgeslapen en dat ik uitgerust verder kan. Een blik op mijn mobiel haalt me uit mijn dromen. Pas 5 uur geslapen en waarschijnlijk nauwelijks uitgerust. Waarschijnlijk nogal vaag gedroomd, vermoed ik zo maar ik kan me er niets van herinneren. Ik kijk nog een keer op mijn wekker en probeer verder te slapen. Om 4h45 kijk ik voor de tweede keer; om 6h07 voor de derde keer. Pas daarna val ik in een diepere slaap en om 8h30 kruip ik uit mijn bed. Het bed past precies bij de naam van het hotel. Zo hard als de formule1 op het nabij gelegen circuit raast, zo hard is het matras. Een lattenbodem van dikke planken plus een stevig matras. Meneer Auping zou zich omdraaien in zijn graf als hij wist dat zulke bedden nog steeds bestonden.
Ik drink een kop koffie en eet een stuk taart in het wegrestaurant. Veel meer zin in eten heb ik niet. Ook de rest van de dag eet ik nauwelijks. Ik heb me gisteren volgepropt met krentenbollen, appels, witte bolletjes met salami, Belgische wafels en zoute crackers. Ik heb even geen honger meer. Ik tuf verder over de Duitse autobaan. Wonderlijk verkeersnetwerk is dit. Wereldwijd bekend om het feit dat er geen snelheidsbeperking is maar de praktijk is gewoon heel anders. Je mag er zelden onbeperkt hard, meestal maar 120 en soms maar 100. Ik snap de snelheid beperkingen ook niet. Dan is het weer onbeperkt, dan weer een lang stuk van 120, dan even 5 km niet harder dan 100, dan weer 130 en dan weer 100. En de snelweg verandert niet. Het blijft een 3-baans immer-gerade-aus-snelweg met vluchtstrook. Schiet mij maar lek maar snappen doe ik het niet.
Als ik Oosternrijk in rijd, gaat de weg over in een 2 baans weg door de Alpen. De vaart is er nu compleet uit. Er is veel file op deze weg. De file lost ook spontaan op. Je mag raden waardoor het werd veroorzaakt. Was het een stoplicht? Een tunnel? Of toch dat dorpje met die ene zebra waar iedereen voor moest remmen. Het tweede stuk over een 2 baans weg in het Inn dal, schiet gelukkig beter op. Ik houd niet van langzaam rijden.
Om half vier arriveer ik in het Astoria abonteuer Hotel in Nauders. Voor degene die het dorpje niet kennen. Jullie kennen het waarschijnlijk wel zonder er ooit geweest te zijn. Het dorp ligt op 1400 meter hoogte in de Oostenrijkse Alpen. 50% procent van alle gebouwen is hotel en elke parkeerplek is gereserveerd voor gasten van een of ander hotel. Er zijn een paar winkels die ski spullen en/of wandel spullen verkopen en er is een supermarkt. Verder is er een tankstattion en een kerk. En hotels, veel hotels. Als je ooit een lelijk skidorp in de Alpen hebt gezien, dan ken je ze allemaal. En toch verblijf ik hier graag. En zeker in Oostenrijk. Het land waar ze Gastvrijheid nog met een hoofdletter H schrijven. Daarnaast, ik zit midden in de hoge bergen. Hier ben ik thuis, hier voel ik me op mijn gemak. Ik kijk om me heen en ik zie Alpenreuzen. Zo is het goed; de omgeving is mooi.
's Middags fiets ik nog een klein rondje over de Norberthöhe. 27 km in totaal en 460 hoogtemeters en dat allemaal net binnen het uur. In het hotel drink ik Oostenrijkse witte wijn. Alles wat lokaal is, is lekker. Zelfs Oostenrijkse wijn. Dit land zit vol verassingen. Morgen ga ik echt serieus trainen. Daarvoor rij ik wel naar Italië toe. Maar dat is ook bijna niet te vermijden. Vanuit Nauders zit je binnen 7 km in Zwitserland en binnen steenworp afstand van Italië. Geen wonder dat vanuit dit dorpje jaarlijks de DreiLänder radgiro wordt georganiseerd.
Ik drink een kop koffie en eet een stuk taart in het wegrestaurant. Veel meer zin in eten heb ik niet. Ook de rest van de dag eet ik nauwelijks. Ik heb me gisteren volgepropt met krentenbollen, appels, witte bolletjes met salami, Belgische wafels en zoute crackers. Ik heb even geen honger meer. Ik tuf verder over de Duitse autobaan. Wonderlijk verkeersnetwerk is dit. Wereldwijd bekend om het feit dat er geen snelheidsbeperking is maar de praktijk is gewoon heel anders. Je mag er zelden onbeperkt hard, meestal maar 120 en soms maar 100. Ik snap de snelheid beperkingen ook niet. Dan is het weer onbeperkt, dan weer een lang stuk van 120, dan even 5 km niet harder dan 100, dan weer 130 en dan weer 100. En de snelweg verandert niet. Het blijft een 3-baans immer-gerade-aus-snelweg met vluchtstrook. Schiet mij maar lek maar snappen doe ik het niet.
Als ik Oosternrijk in rijd, gaat de weg over in een 2 baans weg door de Alpen. De vaart is er nu compleet uit. Er is veel file op deze weg. De file lost ook spontaan op. Je mag raden waardoor het werd veroorzaakt. Was het een stoplicht? Een tunnel? Of toch dat dorpje met die ene zebra waar iedereen voor moest remmen. Het tweede stuk over een 2 baans weg in het Inn dal, schiet gelukkig beter op. Ik houd niet van langzaam rijden.
Om half vier arriveer ik in het Astoria abonteuer Hotel in Nauders. Voor degene die het dorpje niet kennen. Jullie kennen het waarschijnlijk wel zonder er ooit geweest te zijn. Het dorp ligt op 1400 meter hoogte in de Oostenrijkse Alpen. 50% procent van alle gebouwen is hotel en elke parkeerplek is gereserveerd voor gasten van een of ander hotel. Er zijn een paar winkels die ski spullen en/of wandel spullen verkopen en er is een supermarkt. Verder is er een tankstattion en een kerk. En hotels, veel hotels. Als je ooit een lelijk skidorp in de Alpen hebt gezien, dan ken je ze allemaal. En toch verblijf ik hier graag. En zeker in Oostenrijk. Het land waar ze Gastvrijheid nog met een hoofdletter H schrijven. Daarnaast, ik zit midden in de hoge bergen. Hier ben ik thuis, hier voel ik me op mijn gemak. Ik kijk om me heen en ik zie Alpenreuzen. Zo is het goed; de omgeving is mooi.
's Middags fiets ik nog een klein rondje over de Norberthöhe. 27 km in totaal en 460 hoogtemeters en dat allemaal net binnen het uur. In het hotel drink ik Oostenrijkse witte wijn. Alles wat lokaal is, is lekker. Zelfs Oostenrijkse wijn. Dit land zit vol verassingen. Morgen ga ik echt serieus trainen. Daarvoor rij ik wel naar Italië toe. Maar dat is ook bijna niet te vermijden. Vanuit Nauders zit je binnen 7 km in Zwitserland en binnen steenworp afstand van Italië. Geen wonder dat vanuit dit dorpje jaarlijks de DreiLänder radgiro wordt georganiseerd.
vrijdag 17 juni 2011
Gran Fondo Eddy Merckx
Leuk, een verslag over een cyclo. Wat is er nu leuker om te schrijven over een cyclo. Heroische wedstrijden over klassiek wielerparkoers. Het snot voor de ogen rijden, steile hellingen omhoog beuken en en-groupe op het vlakke tempo maken. Ik heb me inschreven voor de Gran Fondo Eddy Merckx. Een cyclo over 175 km vanuit Huy met de finish op de muur van Huy. Daar tussenin liggen de nodige hellingen in de Waalse Ardennen. En dit is niet zomaar een cyclo. Je kan je hier kwalificeren voor de UCI World Cycling Tour. Een heus kampioenschap voor cyclorijders. Niet dat ik dat ga halen maar het klinkt wel aardig. Er zullen zo’n duizend man morgen vroeg in de straten van Huy klaar staan om direct de eerste bult op te gaan knallen. Ik heb me goed voorbereid. Deze week weinig getraind en goed gerust en ik heb een hotel geregeld zodat ik om mijn gemak ’s morgens naar de start kan rijden. Maar de cyclo is morgen en waarom schrijf ik daar nu dan al over? Meestal schrijf ik pas achteraf een verslag.
Het is vrijdagochtend en ik zit naar de weersverwachtingen te kijken voor de Vlaamse Ardennen. Ik heb dat de hele week al gedaan en elke keer alk ik keek, voorspelden ze kommer en kwel. Alle sites waren het er over eens. Het wordt hondenweer aanstaande zaterdag. En daar komt geen verandering in. Ook nu is de verwachting nog steeds niets. Ik had stiekem gehoopt dat de sites er naast zouden zitten en dat de voorspellingen beter zouden worden maar niets is minder waar. Weeronline geeft een 1 als weercijfer voor morgen. Ze verwachten felle buien, langdurige regen, harde wind, rukwinden en 12 graden. Meteo België heeft het over zeer instabiele lucht en laat alleen maar donderwolkjes op de kaart zien. De Europese buienradar laat zien dat het morgen in heel België gaat regenen.
Ik kijk naar buiten en de zon schijnt. Het is lekker warm zo achter glas. Rechts van me staat mijn nieuwe fiets in de woonkamer te wachten op zijn eerste ritje. Ik kijk ook nog even na de voorspelling van vandaag in Nederland. Droog, half bewolkt en 16 graden. Ik kijk nog een keer naar de weersvoorspelling in Huy. En dan denk ik,……
Het is goed met ze in Huy. Ze kunnen die cyclo ook wel zonder mij af. Ik cancel mijn hotel. Uitschrijven voor de cyclo gaat niet; die kosten ben ik kwijt. Ik pak mijn wielerspullen en ga op pad met de nieuwe fiets. Fietsen moet namelijk wel leuk blijven. Na 153 km ben ik weer terug. Met de straffe Zuid-Wester wind was het vandaag ook een goede training. Niet zo goed misschien als een totaal verkleumde cyclo van 175 km. Maar daar had ik dan ook bijzonder weinig zin in.
Het is vrijdagochtend en ik zit naar de weersverwachtingen te kijken voor de Vlaamse Ardennen. Ik heb dat de hele week al gedaan en elke keer alk ik keek, voorspelden ze kommer en kwel. Alle sites waren het er over eens. Het wordt hondenweer aanstaande zaterdag. En daar komt geen verandering in. Ook nu is de verwachting nog steeds niets. Ik had stiekem gehoopt dat de sites er naast zouden zitten en dat de voorspellingen beter zouden worden maar niets is minder waar. Weeronline geeft een 1 als weercijfer voor morgen. Ze verwachten felle buien, langdurige regen, harde wind, rukwinden en 12 graden. Meteo België heeft het over zeer instabiele lucht en laat alleen maar donderwolkjes op de kaart zien. De Europese buienradar laat zien dat het morgen in heel België gaat regenen.
Ik kijk naar buiten en de zon schijnt. Het is lekker warm zo achter glas. Rechts van me staat mijn nieuwe fiets in de woonkamer te wachten op zijn eerste ritje. Ik kijk ook nog even na de voorspelling van vandaag in Nederland. Droog, half bewolkt en 16 graden. Ik kijk nog een keer naar de weersvoorspelling in Huy. En dan denk ik,……
Het is goed met ze in Huy. Ze kunnen die cyclo ook wel zonder mij af. Ik cancel mijn hotel. Uitschrijven voor de cyclo gaat niet; die kosten ben ik kwijt. Ik pak mijn wielerspullen en ga op pad met de nieuwe fiets. Fietsen moet namelijk wel leuk blijven. Na 153 km ben ik weer terug. Met de straffe Zuid-Wester wind was het vandaag ook een goede training. Niet zo goed misschien als een totaal verkleumde cyclo van 175 km. Maar daar had ik dan ook bijzonder weinig zin in.
woensdag 15 juni 2011
de nieuwe fiets
Een Rose Pro-Sl met:
Shimano 105 triple groep
Easton EA 70 wielen
Ritchey stuur/stuurpen en zadelpen
Fizik zadel
En dat allemaal voor nog geen 8,8 kg. Beetje raar eigenlijk. Het is een prachtige beginnersfiets maar ik ben allesbehalve een beginner. Ik wilde wel graag een reserve fiets hebben naast de Stevens SCF carbon racer. En de oude Giant was nu echt op. Dan maar een nieuw speeltje kopen. En ik ben er blij mee:)
vrijdag 10 juni 2011
Alpe d’HuZes
Ik zat gisteren te kijken naar de uitzending op Nederland1 over de Alpe d’HuZes. Een actie om geld in te zamelen voor de strijd tegen kanker. Op zich een nobel streven. Maar de manier waarop dit in beeld werd gebracht, was gewoon tenenkrommend. Het was de aller-goedkoopste EMO-TV die je kan inbeelden. Gewoon te erg om te aanschouwen. Na 5 minuten had ik het al gehad. Elke deelnemer die in beeld kwam, brak na 30 seconden in tranen uit. Iedereen had óf kanker gehad óf een familielid verloren aan de ziekte. Echt trieste verhalen. Hetgeen wat hen overkomen is, gun je je ergste vijand niet. Maar waarom moet je mij daarmee lastig vallen? Er zijn al genoeg trieste verhalen in deze wereld. Tragische verkeersongelukken, echtscheidingen, mislukte carrières, een arsenaal aan enge ziektes of ander hartverscheurend leed. Kanker is een enge ziekte die we nog steeds niet goed kunnen genezen en mensen gaan er aan dood. Ja, dat is triest maar dat wisten we al. Herman Finkers had leukemie en hebben we ooit zijn verhaal gehoord? Nee, hij koos ervoor om dat verhaal privé te houden. En na het zien van de alpe d’HuZes uitzending kan ik die houding nog meer bewonderen.
Er is iets mis de laatste tijd met geld inzamel acties voor goede doelen. Vroeger gaven we gewoon geld aan een collectant of doneerden we af en toe wat via een accept giro. Tegenwoordig kan dat gewoon niet meer. Er moet een actie aan verbonden zijn anders geven we geen geld meer. Iemand moet de Sahara doorkruisen per kameel, een fietstocht naar India maken, het kanaal overzwemmen of ander langdurig, liefst sportief leed ondergaan. Pas als dat gebeurt, lijken we pas weer geld te gaan geven. Waarom toch al die poeha om aandacht te trekken? Wat is er mis met gewoon geld geven? Goede doelen zijn goed. Daarom heten ze ook Goede doelen. Als een doel niet goed zou, dan zouden we een andere naam gebruiken; belasting of zo. Als je een beetje geld over hebt (en de meesten van ons hebben dat) en je hebt een beetje verantwoordelijkheidsbesef (dat hebben helaas wat minder mensen), dan doneer je bij tijd en wijlen een bijdrage. Het is zo simpel als dat.
Maar,….. een goed doel is namelijk niet alleen maar een goed doel. Een goed doel is ook nog iets meer. Eigenlijk is geven aan een goed doel als een moderne aflaat in de Westerse samenleving. In de Middeleeuwen gaf je nog je geld aan de kerk om van je zonden af te zijn. En als je geen geld had, ging je blootsvoets op bedevaart naar Santiago. Of Ommel als je minder goed tegen de blaren kon. Geld geven aan een goed doel doe je niet alleen voor het goede doel. Het is nog steeds je schuldgevoel afkopen. En voor sommigen zelfs een beetje pronken. Kijk mij eens hard werken om geld in te zamelen voor een goed doel. Kijk mij eens mijn best doen om arme kindertjes in Afrika naar school te kunnen laten gaan. En kijk mij eens de Alpe d’Huez opzwoegen om geld in te zamelen.
Ik fiets voor mijn eigen plezier over hoge bergen. Ik rij drie de Ventoux omhoog binnen een dag om een fles Cava te verdienen middels een weddenschap. Ik fiets mijn longen uit mijn lijf in de Italiaanse Dolomieten om te bewijzen dat beter kan fietsen dan andere wielrenners. En ik heb daar nog lol in ook. Ik verbind daar ook geen goede doelen aan; ik gireer af en toe wel wat. En niemand hoeft te weten waar aan en hoeveel.
Er is iets mis de laatste tijd met geld inzamel acties voor goede doelen. Vroeger gaven we gewoon geld aan een collectant of doneerden we af en toe wat via een accept giro. Tegenwoordig kan dat gewoon niet meer. Er moet een actie aan verbonden zijn anders geven we geen geld meer. Iemand moet de Sahara doorkruisen per kameel, een fietstocht naar India maken, het kanaal overzwemmen of ander langdurig, liefst sportief leed ondergaan. Pas als dat gebeurt, lijken we pas weer geld te gaan geven. Waarom toch al die poeha om aandacht te trekken? Wat is er mis met gewoon geld geven? Goede doelen zijn goed. Daarom heten ze ook Goede doelen. Als een doel niet goed zou, dan zouden we een andere naam gebruiken; belasting of zo. Als je een beetje geld over hebt (en de meesten van ons hebben dat) en je hebt een beetje verantwoordelijkheidsbesef (dat hebben helaas wat minder mensen), dan doneer je bij tijd en wijlen een bijdrage. Het is zo simpel als dat.
Maar,….. een goed doel is namelijk niet alleen maar een goed doel. Een goed doel is ook nog iets meer. Eigenlijk is geven aan een goed doel als een moderne aflaat in de Westerse samenleving. In de Middeleeuwen gaf je nog je geld aan de kerk om van je zonden af te zijn. En als je geen geld had, ging je blootsvoets op bedevaart naar Santiago. Of Ommel als je minder goed tegen de blaren kon. Geld geven aan een goed doel doe je niet alleen voor het goede doel. Het is nog steeds je schuldgevoel afkopen. En voor sommigen zelfs een beetje pronken. Kijk mij eens hard werken om geld in te zamelen voor een goed doel. Kijk mij eens mijn best doen om arme kindertjes in Afrika naar school te kunnen laten gaan. En kijk mij eens de Alpe d’Huez opzwoegen om geld in te zamelen.
Ik fiets voor mijn eigen plezier over hoge bergen. Ik rij drie de Ventoux omhoog binnen een dag om een fles Cava te verdienen middels een weddenschap. Ik fiets mijn longen uit mijn lijf in de Italiaanse Dolomieten om te bewijzen dat beter kan fietsen dan andere wielrenners. En ik heb daar nog lol in ook. Ik verbind daar ook geen goede doelen aan; ik gireer af en toe wel wat. En niemand hoeft te weten waar aan en hoeveel.