De Gokyo kloof
Tijdens de rustdag in Namche bazaar maken we een wandeling naar het Mount Everest View hotel. Rustdag is tijdens een wandelreis ook maar iets betrekkelijks. De voornaamste reden dat we een dagje in Namche blijven, is een extra acclimatisatie dag. Het wennen aan de hoogte. Te snel stijgen betekent een verhoogde kans op acute hoogteziekte. Als je te snel stijgt, krijg je direct last van de bekende symptomen. Hoofdpijn, slecht slapen, vermoeidheid en verminderde eetlust. Het lichaam heeft het dan te druk met de ijle lucht dat het een aantal functies als minder belangrijk gaat beschouwen. Het maag darm stelsel gaat op slot en daarmee verdwijnt je eetlust en je lichaam vertikt het om energie te leveren en daar is de vermoeidheid mee verklaart. Het Mount Everest View Hotel lijkt voor Japanners gebouwd te zijn. Het is in tegenstelling tot onze lodges gewoon luxe. Gebouwd met echte stenen en een heuse hotel lobby. Het ziet er gewoon uit als een deftig hotel zoals er zoveel zijn op deze wereld. Niets bijzonders eigenlijk maar dit hotel ligt in Nepal en daar is wc-papier al een vorm van luxe. Een echt hotel is dan nogal een vreemde eend in de bijt. We doen even een kopje thee op het terras. Ook daar blijkt de invloed van de Japanners. Er is een kaart in het Japans en de dienstdoende Nepalese ober spreekt ook nog een woordje Japans. Konishiwa. De prijzen van de thee vallen mee, dit in tegenstelling tot een hotel overnachting. Die is goed voor 100 dollar de man. Behalve het terras met een prachtig uitzicht op de Everest schijnt er ook een oxygen bar in het hotel te zitten. Veel Jappen die hier komen zijn te snel naar hoogte gestegen en worden ziek. Vakantiedagen in Japan worden in minuten uitgedrukt en als je niet binnen een week terug op kantoor bent, is je bureau ingepikt. Even naar Nepal vliegen, snel door naar Lukla, wandelen naar Namche, snel door naar het Everest hotel, ziek worden en naar de oxygen bar en dan als de wiedeweerga weer naar huis om maandag op kantoor te zijn. Ook leuk, zo’n speed vakantie.
De Everest is trouwens niet echt mooi. Vanaf dit view point is het niet de hoogste berg. De Nupste die in realiteit lager is zorgt voor wat optisch bedrog door vanaf hier hoger te lijken. Behalve de Everest kunnen we vanaf hier ook de Ama Damblam zien liggen. Een berg die net geen 7000 meter haalt. Eigenlijk een kleine jongen tussen het overig geweld van 8000-ders. Toch is de Ama Damblam met kop en schouders de mooiste berg van alles wat er hier aan witte bergpieken te zien is. Mijn kamergenoot Richard beweert zelfs dat de Ama Damblam de mooiste berg ter wereld is. Kijk, over smaak valt te twisten, over hoogte niet. De Everest is gewoon de hoogste ter wereld. Punt uit. En of de Ama Damblam nu echt de mooiste is, daar valt over te twisten. Onmiskenbaar is hij zeker en hij laat zich ook veel lastiger beklimmen dan de Everest. En mooier dan de Everest is hij ook. Zelfs daar kun je niet over twisten. De Everest ligt geheel in links in het panaroma, de Ama Damblam rechts. In een oogopslag zie ik de hoogste en mooiste berg van de hele wereld. ’s Middags gaan we koffie drinken en brownies eten bij Illy’s coffee; terug naar de Westerse wereld.
Ziek zwak en moe
Vanaf Namche lopen we naar grotere hoogte. Eerst naar Tengboche (3810 m) en later door naar Dole (4100 m). Ik krijg last van een beginnende keel ontsteking en dat soort dingen kan ik hier missen als kiespijn. Lopen op hoogte vergt meer van een lichaam dan je in eerste instantie zou denken. Maar het lichaam moet aan van alles tegelijkertijd wennen. De omgeving is anders, de keuken bevat weinig groente en fruit is al helemaal spaarloos. Daarnaast wandelen we 4 tot 6 uur per dag en tussendoor mag het lichaam nog wennen aan de ijler wordende lucht. Iedereen binnen de groep wordt wel een keer geraakt door een of ander ronddwalend virus. Een keelontsteking, verkoudheidje, vermoeidheidsverschijnsel of een keer aan de racekak. Op de dag van Tengboche gaat het alles behalve goed met mij. De keelontsteking zet gelukkig niet door maar blijft steken bij een onschuldig verkoudheidje. Ik kom wel doodop aan in Dole. Mijn pols maakt overuren. Op de laatste klim naar Dole, zit ik even uit te hijgen en water te drinken. Als Wybe, onze Nederlandse gids langskomt, vertel ik hem dat het maar goed is dat het hier zo mooi is. Hoe zo dat, vraagt hij. Nou, anders was er vandaag echt geen bal aan geweest. Ik hou niet zo van wandelen en vandaag al helemaal niet. Het duurt nog een paar dagen dat ik van dit virusje af ben. ’s Middags probeer ik in de hut te slapen maar mijn pols staat nog steeds boven de 100 en ik kan daarom de slaap niet vatten. De volgende ochtend meet ik een pols van 84 waar 60 meer normaal zou zijn geweest. Pas 3 dagen later staat mijn ochtendpols op een normale waarde.
De route naar Gokyo gaat langzaam. Vanwege de acclimatisatie regels kunnen we maar langzaam stijgen. We mogen maar zo’n 300 tot 400 meter per dag stijgen in slaapplek. We lopen zodoende in een half dagje naar Machermo (4450 m) en in nog een half dagje naar Gokyo (4790 m). Mijn lichaam krijgt in ieder geval de tijd om wat bij te komen en als we de Gokyo Ri (5360 m) oplopen ben ik bijna hersteld.
Gokyo Ri, 5360 m
De Gokyo Ri gaat het hoogtepunt vormen van deze reis. Door het dichtzitten van Lukla en de aanpassing van het programma zullen we niet de Kala Patar opgaan. Deze bergpiek telt 5550 meter hoog en zou als fysiek hoogtepunt gelden van deze reis. Nu moeten we het doen met een iets lagere piek maar nog steeds goed voor 5360 meter hoog. Voor minder dan 5000 had ik het niet gedaan. Het uitzicht vanaf de Gokyo Ri is groots. Er is een perfect uitzicht op de Everest die vanaf dat punt ook echt de hoogste bergpiek is en het uitzicht op de Ngozumba gletsjer is indrukwekkend. Ik hoef hem alleen nog maar even te beklimmen. En dat met een conditie die nog lang niet de oude is. De weg naar de top vanaf het dorpje Gokyo is een kort en vooral absurd steil pad de berg op. Het is een soort trap van 600 meter naar boven toe. Naarmate ik dichter bij de top kom, gaat het steeds moeizamer. De laatste 100 meter stijgen gaat het moeizaamst. Ik loop tergend langzaam en dan nog loop ik te hijgen als een rennend paard. Om de 30 passen moet ik weer even rust nemen om normaal te kunnen gaan ademen. Na 10 seconden is de ademhaling weer normaal en kan ik weer verder. De hoeveelheid zuurstof die we hier tot onze beschikking hebben is de helft van wat we gewend zijn op zeeniveau. Een keer inademen op zeeniveau betekent twee keer inademen op de Gokyo Ri. De druk is gedaald tot onder de 500 mbar terwijl we normaal 1013 gewend zijn. Ik sta te twijfelen of ik de top nog halen. Dat elke volgende stap een nieuw hoogterecord betekent en dat daarmee de weg naar de top een aaneenschakeling is van hoogterecords is, kan me nu even niet inspireren. Domweg het feit dat ik thuis niet hoef te vertellen dat ik afgehaakt ben, is reden om door te lopen. Hijghijghijg, hijghijghijg, hijghijghijg, hijghijghijg, hijghijghijg. En dan ben ik er. Vijfduizend driehonderd en zestig meter boven zeeniveau. Dat is 17 keer de Eiffeltoren en bijna 3 keer de mont Ventoux. Ik heb te voet een berg beklommen van meer dan 5000 meter hoogte; en dat voor een fietser. Boven op de top doe ik de standaard toeristen dingen. Foto’s maken van de bergen om heen en een paar foto’s met mezelf op de voorgrond om aan het nageslacht te bewijzen dat ik er was. Nog wat oh’s en ah’s slaken en dan weer naar beneden klauteren.
De volgend dag lopen we weer terug het dal in. Degene die gisteren middag de Gokyo Ri niet hebben gedaan, doen hem deze ochtend alsnog. De rest van de groep is een beetje wandelen en foto’s maken in de omgeving. Ik blijf op het terras zitten om het fort te bewaken. Ik houd toch niet van wandelen en de accu van mijn camera is leeg, dus foto’s maken zit er ook niet in. Ik ben in het hooggebergte omdat ik hooggebergte nu eenmaal heel erg mooi vind. Niet omdat ik zo gek ben op wandelen. En de bergen kun je ook aanschouwen vanaf het terras. Net zo gemakkelijk. ’s Middags lopen we terug naar Machermo. In de schaduw is het -1 graden. Toch heb ik het niet koud. De nieuwe Sherpa kleding is lekker warm.
Weg met Jappanners
Zo langzaam als we zijn gestegen, zo snel lopen we weer terug het dal in. Het lichaam moet wennen aan grotere hoogte. Maar het hoeft niet te wennen aan het dalen. We lopen vanaf Machermo in een dag naar Namche en vanuit Namche in een dag naar Lukla. Op de heenweg deden we over ditzelfde traject nog 6 dagen. Het stuk tussen Namche en Lukla kenmerkt zich als de Everest highway. Was het heerlijk rustig in de Gokyo kloof, hier zitten we weer in het massatoerisme. En ik stel bij deze voor om alle bejaarde Japanners af te schaffen. Niet de noeste arbeiders die even snel de Everest doen maar de grote club bejaarde treuzelaars die alle tijd in de wereld heeft. Gewoon uit te roeien van deze aardkloot. Ze lopen alleen maar alles en iedereen in de weg. En ze zijn nog spuuglelijk ook. Ze zien eruit alsof E.T. terug op aarde is. Ze trekken zich er ook niets van aan; ze kijken alleen bĂȘte en schaapachtig weg. Ze trekken zich sowieso nergens iets van aan. Ze lopen in een tergend traag suf tempo over het pad. Zelfs een kudde ezels is sneller. En ze gaan net als de ezels niet aan de kant. Ik zie in Lukla een lading Jappen worden afgeleverd in een kist van Yeti airlines. Ze stappen uit en gaan foto’s maken. Ze worden dringend en nauwelijks vriendelijk gemaand door een lokale soldaat om door te lopen. Dat doen ze ook maar 2 stappen later zijn ze het alweer vergeten en stoppen opnieuw om een foto te maken.
Eenmaal in Lukla hebben we geluk. We hadden pech met het weer in het eerste deel van de reis maar daarna hebben we alleen maar schitterend weer gehad met heel veel blauwe luchten en de mooiste vergezichten. De laatste 2 dagen is het weer bewolkt en als ik ’s ochtends in Lukla naar buiten kijk, dan vrees ik het ergste. Het ziet er bewolkt uit en het zou mij niet verbazen als ze de luchthaven zouden dichtgooien. Dat gebeurt echter niet en rond de klok van negen vertrekken we in een Twinotter van de korte airstrip in Lukla. Met 15 man proppen we ons op hele kleine stoeltjes met onze tassen op schoot. Er zit zelfs een stewardess aan boord die ons onderweg snoepjes uit deelt. Zij ziet er spik en span uit. Mooi mantelpakje, lang zwart haar, rode lippen en gelakte nagels. Wij zitten allemaal in wandelkleren die een uur stinken in de wind. Niemand heeft nog schone kleren kunnen vinden in zijn tas.
Toch fietsen
De laatste anderhalve dag van de reis is er ruimte om Kathmandu te bekijken. Onze gids heeft een rondrit door de stad georganiseerd langs de toeristische high-lights. Hindoestaanse tempels, boeddhistische tempels, musea en de lijkverbranding. Ik ben een cultuurbarbaar en sla dit tripje wijselijk over. Ik ga tijdens zo’n uitje toch maar zitten mokken en daar wordt verder ook niemand wijzer van. In onze toeristische wijk ga ik eerst maar eens langs de barbier om een baard van 3 weken te laten weg scheren. Ik krijg er een massage bij plus een cursus chiropraxie voor beginners. Van de laatste 2 had de barbier echt geen kaas gegeten. Masseren is echt wat anders dan zomaar lukraak in spieren knijpen en her en der wat botjes laten kraken is eerder gevaarlijk dan nuttig. Hij had misschien gehoopt op een fooi door deze extra inspanning maar van mij had hij het achterwege mogen laten. Na deze lokale marteling ga ik op zoek naar een toko die een mij een fiets wil verhuren. Er zit genoeg zaakjes hier die allerlei outdoor activiteiten aanbieden. Ik huur voor de volgende dag een gids plus een ATB. Met de gids zal ik een dagje ten noorden van Kathmandu een rondje gaan fietsen.
De wegen blijken soms verhard en meestal onverhard. Stel je van het verharde wegdek overigens niet te veel voor. Dat is ooit 20 jaar geleden aangelegd en sindsdien nooit meer onderhouden. Zwaar vracht verkeer, moesson regens grote temperatuursverschillen zorgen ervoor dat de weg vol kuilen en scheuren zit. Ik ontdek wederom dat ik geen held ben op buts buts wegen. Ik zal nooit maar dan ook nooit vrijwillig mee gaan doen aan Parijs-Roubaix. Ik laat de gids lekker voor me uit rijden en kijk een beetje om heen. Ik ben hier nu de enige toerist. Ik kijk naar iedereen en iedereen kijkt naar mij. Ik ben een fietsende attractie. Er is eigenlijk ook niets te zien dat enige culturele waarde heeft. Het zijn de dorpjes buiten Kathmandu waar mensen het gewone Nepalese leven leiden. Zo zie ik Nepal zoals het er in het dagelijkse leven uitziet. Dat laat zich vooral omschrijven door de woorden lelijk, armoedig en vuil. Nagenoeg alles gebeurt hier nog met handwerk; er worden zelden machines gebruikt. Zagen doe je met een handzaag, niet met een decoupeerzaag. Wassen doe je met de hand, niet met een machine. Bij de dorpskraan doe je de was, je wast de vaat en daarna was je jezelf. De elektriciteitskabels lopen allemaal boven de weg. Het is een complete chaos van zwarte draden die zich van huis naar huis slingeren. Dat hier 12 keer per dag de stroom uitvalt, zal niemand verwonderen. De wegen zijn stoffig en het huisraad wat nog in gebruik is, hadden wij al lang naar de sloop gebracht. Ik zie een man op een oranje Specialized fiets die een honderdtal ritsen over zijn stuur heeft hangen. Achterop nog een grote jutezak met inhoud. Wat doet die man hier? De lokale ritsen verkoper? Een vrachtje afleveren bij de kleermaker?
Op een van de steile klimmetjes naar een dorpje toe, probeer ik even de gids uit. Op goed steil verharde wegen ben ik wat meer in mijn element. Ik zet aan en ga harder rijden en haal mijn gids in. Eens kijken of hij kan volgen. Niet dus, hij haakt af. Als hij boven staat, zeg ik nog dat het een best steile klim is. Hij stelt voor om thee te gaan drinken. Op de terugweg heb ik het drukke verkeer van Kathmandu aan den lijve ondervonden. Ze kennen hier een paar verkeersregels. Ze rijden links en aan die regel houdt iedereen zich. Enkele uitzonderingen daargelaten, natuurlijk. Iedereen heeft hier voorrang en ook aan die regel houdt iedereen zich. Geen uitzonderringen deze keer. Ik ben blij dat ik de gids kan bijhouden. Gewoon met doodsverachting jezelf tussen een busje en een brommer in wringen en maar hopen dat alles goed gaat. De meest onmogelijke inhaal actie worden hier ingezet. En ook gewoon doorgezet al kun je al op voorhand zien dat anderen voor je moeten gaan remmen of uitwijken. Na een half uurtje Kathmandu hectiek zijn terug in Thamel. Ik stap af en zeg tegen de gids: “I cycled through Kathmandu and live to tell it”. Hij snapte de grap niet.
Wat een avontuur. Van Nepal moet je het ook al niet hebben: vies en smerig! Maargoed toch maar ff die berg opgeklauterd. Respect! Mooi uitzicht zeker.
BeantwoordenVerwijderenEn voor iemand die niet van wandelen houdt, ga je wat vaak op wandelvakantie ;).
En de volgende keer wel vantevoren een visum aanvragen, anders is het hooivork en brandstapel tijd.