Waarom gaan we niet naar Luxemburg? Zo maar een vraag die de laatste twee dagen bij me rond zingt. Het is druk aan de kust met zonaanbidders en heel Vlaanderen stroomt vol met wielertoeristen. In Luxemburg rijden wat brave motards rond plus nog wat verdwaalde wielrenners. Er staan hier zoveel borden dat motorrijders zich regelmatig te pletter rijden, dat je begint af te vragen hoe dat kan. Er zijn maar heel weining motards die de gashendel open draaien. De meesten houden het bij rustig touren op grote BMW's. De echte snelle mannen zijn óf al dood, óf afgeschrikt geraakt door de vele waarschuwingen. Ik heb ook weining hinder van de moterrijders; ik heb wel hinder van enkele oude van dagen. Ze rijden met een sleurhut net zo als zonder sleurhut. Dat je een stuk breder bent met sleurhut lijkt er niet in te gaan. Liever een renner de berm in rijden dan een beetje uitwijken.
Een ander opvallende zaak is dat er geen mensen zijn. Dat klinkt gek en dat is het ook. In dorpjes kom ik zelden mensen tegen en op de kleine weggetjes zie ik ook zelden verkeer. In grotere plaatsen zoals Vianden is wat leven in de brouwerij maar ook daar zitten de terrassen niet afgeladen vol. Daarom weer die vraag. Waarom zijn hier zo weinig touristen? Er liggen prachtige wegen om op te fietsen of te motorrijden. Er schijnen prachtige wandelpaden te liggen waar ook naar hartelust ge-mountainbiked kan worden. De omgeving is zeker het aanzien waard en het was dit weekend ook nog eens prachtig weer.
Er moet toch een reden te vinden zijn. Een ding wat zeker onhandig is de taal. Ze spreken Frans maar elke plaatsnaam heeft een Duitse naam. Plus nog een totaal onleesbare extra naam. Putscheid, Hosingen, Wiltz, Eschweiler en Diekirch zijn de Franse namen. De Duitse vertalingen daarvan is vaak onuitspreekbaar. Ik weet ook niet welke taal te spreken. Zowel mijn Frans als mijn Duits is roestig en als ik het door elkaar moet spreken, wordt het helemaal een ramp. Zo blijf ik dus nogal contact gestoord. En de keuken is meer Duits dan Frans. Dat is ook geen voordeel. Maar ik zie veel meer voordelen dan nadelen. Aan het aantal touristen te tellen, ben ik echter een van de weinige. En ik wat dat graag zo houden.
Aan iedereen die wel eens een weekje of lang weekend naar Luxemburg wil gaan, NIET DOEN!!!! Dan houd ik dit mooie trainingsgebied lekker voor mezelf.
maandag 25 april 2011
zaterdag 23 april 2011
Luxemburg
goede vrijdag
Opstaan, benen scheren, baard scheren, douchen, ontbijt maken, ontijt opeten, de afwas doen en de laatste spullen in de grote tas stoppen. Het is weer zover. Ik ga een lang weekend weg om de fiets uit te laten. Pasen valt laat dit jaar en de zomer valt vroeg. Gevolg is dat het schitterend weer is en ik 6 dagen vrij heb. Goede vrijdag is zo'n stiekum extra vrije dag voor bank gerelateerd personeel. Dinsdag even snipperen en woensdag roostervrij. Welk een luizenleventje heb ik toch. Ik heb besloten om eens in Luxemburg te gaan trainen. Redelijk dicht bij huis, goede wegen en veel langere klimmetjes te vinden.
Behalve dat ik vrij ben, zijn er ook tal van anderen vrij. Een opvallende groep zijn de motorrijders die het stof van hun tweewieler hebben geklopt en weer op pad zijn. Ze zijn er in 2 soorten. Een groep die motor rijdt en een groep die beter een cabrio had kunnen kopen. De eerste groep, die snap ik. Ze rijden motor en genieten van het vermogen van het apparaat en ze oefenen hun bochtentechniek. De tweede groep ontgaat mij geheel. Ze rijden langzaam en voor elke bocht wordt behoedzaam geremd. Ze kijken veel om zich heen en ze rijden uiterst voorzichtig. Niet onbeheersd of onbekwaam maar gewoon langzaam. Ze hadden eigenlijk beter in een cabrio kunnen gaan rijden. Het gaat ze om het kijken en niet om het rijden.
Na autorit van 335 km doe ik 's middags 'even' een rondje van 73 km. Fietsen hier is duidelijk wat anders dan in Nederland. In de 73 km maak ik 1200 hoogtemeters en schommelt de pols tussen de 115 (afdalen) en de 178 (9% klimmen). Vanavond tijd voor een groot bord pasta.
Paaszaterdag
Apfelstrudel eten in Prüm; je moet een doel hebben. Zomaar 5 uur gaan fietsen op een rollenbank, dat doet niemand. Zomaar 5 uur in de rondte rijden zonder ergens naar toe op weg te zijn kan wel. Maar het is leuker als er een doel aan vast zit. Op ongeveer 50 km rijden van Clervaux ligt Prüm, een stadje in de Duitse Eifel. Is de Duitse keuken ergens om bekend in deze wereld? Heel misschien wel maar ik vermoed dat Schweinebrei mit sauerkraut, gemüse suppe mit knudeln of Frankfurter wurst niet in de categorie culinaire hoogstandjes vallen. Maar ze hebben er wel Konditorei. Ofwel, goede banket bakkers met terras en ze willen er ook nog koffie bijschenken. Wat is nu lekkerder dan op een zonnig terras een stuk taart wegschransen onder het genot van een tas koffie? Zo, het doel is geboren. De heenweg en terugweg telt in totaal 125 km en 2200 hoogtemeters. Je er wel wat voor over hebben!
Opstaan, benen scheren, baard scheren, douchen, ontbijt maken, ontijt opeten, de afwas doen en de laatste spullen in de grote tas stoppen. Het is weer zover. Ik ga een lang weekend weg om de fiets uit te laten. Pasen valt laat dit jaar en de zomer valt vroeg. Gevolg is dat het schitterend weer is en ik 6 dagen vrij heb. Goede vrijdag is zo'n stiekum extra vrije dag voor bank gerelateerd personeel. Dinsdag even snipperen en woensdag roostervrij. Welk een luizenleventje heb ik toch. Ik heb besloten om eens in Luxemburg te gaan trainen. Redelijk dicht bij huis, goede wegen en veel langere klimmetjes te vinden.
Behalve dat ik vrij ben, zijn er ook tal van anderen vrij. Een opvallende groep zijn de motorrijders die het stof van hun tweewieler hebben geklopt en weer op pad zijn. Ze zijn er in 2 soorten. Een groep die motor rijdt en een groep die beter een cabrio had kunnen kopen. De eerste groep, die snap ik. Ze rijden motor en genieten van het vermogen van het apparaat en ze oefenen hun bochtentechniek. De tweede groep ontgaat mij geheel. Ze rijden langzaam en voor elke bocht wordt behoedzaam geremd. Ze kijken veel om zich heen en ze rijden uiterst voorzichtig. Niet onbeheersd of onbekwaam maar gewoon langzaam. Ze hadden eigenlijk beter in een cabrio kunnen gaan rijden. Het gaat ze om het kijken en niet om het rijden.
Na autorit van 335 km doe ik 's middags 'even' een rondje van 73 km. Fietsen hier is duidelijk wat anders dan in Nederland. In de 73 km maak ik 1200 hoogtemeters en schommelt de pols tussen de 115 (afdalen) en de 178 (9% klimmen). Vanavond tijd voor een groot bord pasta.
Paaszaterdag
Apfelstrudel eten in Prüm; je moet een doel hebben. Zomaar 5 uur gaan fietsen op een rollenbank, dat doet niemand. Zomaar 5 uur in de rondte rijden zonder ergens naar toe op weg te zijn kan wel. Maar het is leuker als er een doel aan vast zit. Op ongeveer 50 km rijden van Clervaux ligt Prüm, een stadje in de Duitse Eifel. Is de Duitse keuken ergens om bekend in deze wereld? Heel misschien wel maar ik vermoed dat Schweinebrei mit sauerkraut, gemüse suppe mit knudeln of Frankfurter wurst niet in de categorie culinaire hoogstandjes vallen. Maar ze hebben er wel Konditorei. Ofwel, goede banket bakkers met terras en ze willen er ook nog koffie bijschenken. Wat is nu lekkerder dan op een zonnig terras een stuk taart wegschransen onder het genot van een tas koffie? Zo, het doel is geboren. De heenweg en terugweg telt in totaal 125 km en 2200 hoogtemeters. Je er wel wat voor over hebben!
zaterdag 16 april 2011
Pijn is goed!
Ik heb vandaag de zwaarste training gedaan die ik in dit vlakke land kan doen. Ik kom geen bergen tegen en ik rij niet eens een tocht van boven de 200 km. Maar toch,.. Ik word er altijd goed moe van. Zo ook vandaag. En om een of andere reden gaat er tussendoor nog allerlei dingen mis, zodat het allemaal nog wat zwaarder wordt dan de bedoeling was.
Ik heb het over koersen op Sloten maar dan wel door eerst naar de koers toe te fietsen en ook weer op de fiets huiswaarts te keren. Goed voor zo’n 142 km en vooral de terugweg is pijnlijk. Met een koers in de benen loopt het eigenlijk zelden nog echt goed. Mijn rug gaat irriteren, mijn hartslag wil niet meer laag blijven en de snelheid is doorgaans ook geheel verdwenen. En toch doe ik het. Vorm komt je namelijk niet aanwaaien; daar moet af en toe voor worden pijn geleden.
De heenweg verloop eigenlijk heel vlotjes. Er staat een beetje wind tegen maar ik zit een kilometers lang in het wiel van een andere wielrenner. Sparen, sparen, sparen. Ik maak nog een praatje en hij blijkt net zo gek als ik. Hij fietst van Almere naar Weesp om daar een hardloopwedstrijd deel te nemen en fietst daarna weer naar huis. In Amsterdam gaat het echter mis. Ze hebben wat wegen afgezet en dat zijn nu net de wegen die waar ik over heen wilde. Ik ken die stad niet zo goed en als ze de weg af gaan zetten, heb ik een probleem. Ik heb mijn navigatie vriend Garmin wel bij maar die biedt in dit soort omstandigheden weinig soelaas en van de bewegwijzering moet je het hier ook niet hebben. Ik dreig de koers nog te gaan missen door dit geklooi maar gelukkig zie ik een renner die eruit ziet op weg te zijn naar Sloten. Even navragen en JA. Nu nog even 10 km in zijn wiel hangen. Hij doet zijn warming-up en racet met 34 kmh door Amsterdam heen. Mijn plan om rustig aan de koers te beginnen is nu dus al mislukt. Ik ben nog net op tijd om me in te schrijven en mijn rugnummer op te spelden. Daarna is het meteen starten.
De koers loopt eigenlijk redelijk gemakkelijk. De vaart zit er lekker in ik kan makkelijk volgen in de buik van peloton. Dat had ik vooraf niet gedacht. Ik had gedacht meer moeite te hebben om te kunnen volgen. Als de koers na 25 km ontploft, zit ik zelfs op kop om de vluchters bij te halen. De koers staat in totaal 10 km op ontploffen. Er zijn een paar goede renners weggereden en het peloton gaat er in volle vaart achteraan. Als ze zijn gegrepen is de rust terug en ik zit uit te puffen in de staart van het peloton. Ik vind het inmiddels wel welletjes. Ik begin moe te worden en denk alleen maar aan uitrijden. Met nog drie ronden te gaan zijn er weer 2 renners weg. Het peloton lijkt even geen zin te hebben in achtervolgen maar komt dan toch op gang. En weer zit ik voorin. Waarom? Ik had me toch voorgenomen om niets meer te doen. Als ik kop kom en gas geef, blijk ik een gaatje te trekken. Het peloton kan even niet volgen en nu hang ik tussen de kop en de grote groep in. Dat was dus al helemaal niet de bedoeling. Dan maar doorrijden dus. Mezelf laten terugvallen is ook zo raar. Na een halve ronde haal ik de koplopers bij. We hebben nog 2 ronden voor de boeg en we lijken het zelfs te gaan halen. Met nog een ronde te gaan sluit er nog een renner aan die de sprong heeft gemaakt. Vier man op kop die gaan rijden voor de zege.
Was het maar waar. Op 700 meter worden we alsnog gegrepen door het peloton dat in sneltreinvaart over ons heen dendert. Ik hou mijn pedalen stil en eindig ergens achterin de groep. Dit was dus de tweede fout van vandaag. De bedoeling was eigenlijk peloton vulling zijn. Geen fanatiek gedoe op kop ofzo. De terugweg viel in de categorie: “Pijn is goed; van pijn word je een betere renner”. Het viel duidelijk niet in de categorie: "Oh, wat is het toch heerlijk een stukje door de polder te fietsen".
Ik heb het over koersen op Sloten maar dan wel door eerst naar de koers toe te fietsen en ook weer op de fiets huiswaarts te keren. Goed voor zo’n 142 km en vooral de terugweg is pijnlijk. Met een koers in de benen loopt het eigenlijk zelden nog echt goed. Mijn rug gaat irriteren, mijn hartslag wil niet meer laag blijven en de snelheid is doorgaans ook geheel verdwenen. En toch doe ik het. Vorm komt je namelijk niet aanwaaien; daar moet af en toe voor worden pijn geleden.
De heenweg verloop eigenlijk heel vlotjes. Er staat een beetje wind tegen maar ik zit een kilometers lang in het wiel van een andere wielrenner. Sparen, sparen, sparen. Ik maak nog een praatje en hij blijkt net zo gek als ik. Hij fietst van Almere naar Weesp om daar een hardloopwedstrijd deel te nemen en fietst daarna weer naar huis. In Amsterdam gaat het echter mis. Ze hebben wat wegen afgezet en dat zijn nu net de wegen die waar ik over heen wilde. Ik ken die stad niet zo goed en als ze de weg af gaan zetten, heb ik een probleem. Ik heb mijn navigatie vriend Garmin wel bij maar die biedt in dit soort omstandigheden weinig soelaas en van de bewegwijzering moet je het hier ook niet hebben. Ik dreig de koers nog te gaan missen door dit geklooi maar gelukkig zie ik een renner die eruit ziet op weg te zijn naar Sloten. Even navragen en JA. Nu nog even 10 km in zijn wiel hangen. Hij doet zijn warming-up en racet met 34 kmh door Amsterdam heen. Mijn plan om rustig aan de koers te beginnen is nu dus al mislukt. Ik ben nog net op tijd om me in te schrijven en mijn rugnummer op te spelden. Daarna is het meteen starten.
De koers loopt eigenlijk redelijk gemakkelijk. De vaart zit er lekker in ik kan makkelijk volgen in de buik van peloton. Dat had ik vooraf niet gedacht. Ik had gedacht meer moeite te hebben om te kunnen volgen. Als de koers na 25 km ontploft, zit ik zelfs op kop om de vluchters bij te halen. De koers staat in totaal 10 km op ontploffen. Er zijn een paar goede renners weggereden en het peloton gaat er in volle vaart achteraan. Als ze zijn gegrepen is de rust terug en ik zit uit te puffen in de staart van het peloton. Ik vind het inmiddels wel welletjes. Ik begin moe te worden en denk alleen maar aan uitrijden. Met nog drie ronden te gaan zijn er weer 2 renners weg. Het peloton lijkt even geen zin te hebben in achtervolgen maar komt dan toch op gang. En weer zit ik voorin. Waarom? Ik had me toch voorgenomen om niets meer te doen. Als ik kop kom en gas geef, blijk ik een gaatje te trekken. Het peloton kan even niet volgen en nu hang ik tussen de kop en de grote groep in. Dat was dus al helemaal niet de bedoeling. Dan maar doorrijden dus. Mezelf laten terugvallen is ook zo raar. Na een halve ronde haal ik de koplopers bij. We hebben nog 2 ronden voor de boeg en we lijken het zelfs te gaan halen. Met nog een ronde te gaan sluit er nog een renner aan die de sprong heeft gemaakt. Vier man op kop die gaan rijden voor de zege.
Was het maar waar. Op 700 meter worden we alsnog gegrepen door het peloton dat in sneltreinvaart over ons heen dendert. Ik hou mijn pedalen stil en eindig ergens achterin de groep. Dit was dus de tweede fout van vandaag. De bedoeling was eigenlijk peloton vulling zijn. Geen fanatiek gedoe op kop ofzo. De terugweg viel in de categorie: “Pijn is goed; van pijn word je een betere renner”. Het viel duidelijk niet in de categorie: "Oh, wat is het toch heerlijk een stukje door de polder te fietsen".
zondag 3 april 2011
Onvoorstelbaar!
Eigenlijk is er maar een woord voor. En dat is onvoorstelbaar. Onvoorstelbaar, dat in een regio die helemaal gek ik van de koers, dat er uitgerekend daar nergens fatsoenlijke wegen liggen. Ik kan het natuurlijk maar over een natie hebben en dat is België. Een land dat dacht het wereld record regering vormen leek te hebben en dat vandaag een no-fly –zone had ingesteld vanwege de nationale wielerronde. Ik heb gisteren de ronde van Vlaanderen voor wielertoeristen gereden en ik ben deze keer voor de 140 km versie gegaan. Dan rij je dus de letterlijke finale van de echte ronde. Inclusief alle hellingen en kasseistroken.
Hellingen verteer ik met speels gemak. Ik heb sterke bovenbenen en een goede conditie. Gewoon omhoog rammen; lang duurt het hier toch nooit. Van kassei rijden kan ik echter helemaal niets. Ik weet niet hoe mijn stuur vast te houden en hoe vaart vast te houden. Ik kan niet sturen, remmen of schakelen. Ik ben gewoon als een neger op de schaats die nog nooit winter heeft meegemaakt. Iedereen weet natuurlijk wel wat kasseien zijn en dat die hobbelig kunnen aanvoelen maar als je er nooit daadwerkelijk op gereden hebt, dan kun je er niet over meepraten. Er is eigenlijk maar een manier om het duidelijk te maken. Je moet het een keer voelen. Het is vrij lastig om te omschrijven hoe hobbelig het precies is. Maar ik zal toch een poging doen. Stel jezelf een weg voor met straat klinkers. Netjes gelegde klinker die allemaal even hoog liggen en nauw aansluiten. We laten het patroon van de klinkers in tact maar gaan nu alle stenen 1 cm verhogen of 1 cm verlagen en we doen volledig willekeurig. Nu begint het er al beetje op te lijken. Daarna gaan er de bovenkant van de klinkers glad polijsten zodat de bovenkant een beetje een bolling krijgt. Daarna zorgen we er voor dat de klinkers net niet meer helemaal netjes in het ruit patroon liggen en er her en der gleuven van 2 tot 5 cm tussen de stenen ontstaan. De stenen liggen nog steen goed vast verankerd in de weg. En daar is dan een kasseien straat!!!
En als er geen kasseien liggen dan is er ander Vlaams wegdek. Kapot gereden beton platen, stuk gereden asfalt, rommelig gerepareerd wegdek en kruisingen met hobbel hobbel overgangen tussen verschillenden stukken wegdek. Het is echt drama troef. De route van 140 km bestaat uit zo’n 20 km kasseien en 110 matig wegdek en 10 km echt asfalt. Onvoorstelbaar dat in een land dat zo zot is van de koers, de weg onevenredig slechts is. Op de muur van Gerardsbergen staan honderden enthousiastelingen ons wielertoeristen aan te moedigen alsof het een echte koers was. Zoiets kan toch alleen in België. Ik stel daarom voor om al het geld in de Europese noodfondsen te gebruiken om heel België te voorzien van nieuw asfalt. Ze verdienen het gewoon. En van mij mogen die vermaledijde kassei wegen ook worden geasfalteerd. Dan krijg ik ook geen blaren meer op mijn handen. Dat laatste is geen grap. Vroeger kreeg blaren op mijn handen van het turnen. Dit is mijn eerste fiets blaar.
Hellingen verteer ik met speels gemak. Ik heb sterke bovenbenen en een goede conditie. Gewoon omhoog rammen; lang duurt het hier toch nooit. Van kassei rijden kan ik echter helemaal niets. Ik weet niet hoe mijn stuur vast te houden en hoe vaart vast te houden. Ik kan niet sturen, remmen of schakelen. Ik ben gewoon als een neger op de schaats die nog nooit winter heeft meegemaakt. Iedereen weet natuurlijk wel wat kasseien zijn en dat die hobbelig kunnen aanvoelen maar als je er nooit daadwerkelijk op gereden hebt, dan kun je er niet over meepraten. Er is eigenlijk maar een manier om het duidelijk te maken. Je moet het een keer voelen. Het is vrij lastig om te omschrijven hoe hobbelig het precies is. Maar ik zal toch een poging doen. Stel jezelf een weg voor met straat klinkers. Netjes gelegde klinker die allemaal even hoog liggen en nauw aansluiten. We laten het patroon van de klinkers in tact maar gaan nu alle stenen 1 cm verhogen of 1 cm verlagen en we doen volledig willekeurig. Nu begint het er al beetje op te lijken. Daarna gaan er de bovenkant van de klinkers glad polijsten zodat de bovenkant een beetje een bolling krijgt. Daarna zorgen we er voor dat de klinkers net niet meer helemaal netjes in het ruit patroon liggen en er her en der gleuven van 2 tot 5 cm tussen de stenen ontstaan. De stenen liggen nog steen goed vast verankerd in de weg. En daar is dan een kasseien straat!!!
En als er geen kasseien liggen dan is er ander Vlaams wegdek. Kapot gereden beton platen, stuk gereden asfalt, rommelig gerepareerd wegdek en kruisingen met hobbel hobbel overgangen tussen verschillenden stukken wegdek. Het is echt drama troef. De route van 140 km bestaat uit zo’n 20 km kasseien en 110 matig wegdek en 10 km echt asfalt. Onvoorstelbaar dat in een land dat zo zot is van de koers, de weg onevenredig slechts is. Op de muur van Gerardsbergen staan honderden enthousiastelingen ons wielertoeristen aan te moedigen alsof het een echte koers was. Zoiets kan toch alleen in België. Ik stel daarom voor om al het geld in de Europese noodfondsen te gebruiken om heel België te voorzien van nieuw asfalt. Ze verdienen het gewoon. En van mij mogen die vermaledijde kassei wegen ook worden geasfalteerd. Dan krijg ik ook geen blaren meer op mijn handen. Dat laatste is geen grap. Vroeger kreeg blaren op mijn handen van het turnen. Dit is mijn eerste fiets blaar.