Mijn groot rondje Ardeche is uiteindelijk ontaard in een slijtage slag in de Alpen met een klein uitstapje naar Italië. Ofwel mijn vage plan van een rondje Ardeche is jammerlijk mislukt. Zo heel veel van de Ardeche heb ik geeneens gezien. Twee etappes en toen was ik er al klaar mee. Daarna ben ik het Rhône dal overgestoken en heb koers gevat naar de Alpen.
Was er dan iets mis met de Ardeche? Eigenlijk niet. Heel mooi landschap, rustige wegen, mooie bergen. Genoeg te zien en te eten onderweg. Het was er wel erg warm, dat wel. Maar de hogere bergen van de Alpen lonkten. Het klimmen ging me domweg te gemakkelijk af. Dus, ik dacht, ik zoek hogere bergen op. En koeler, en meer klimmen, en meer afzien. Ik zag alleen maar voordelen.
Dat klimmen in de Alpen ging soms redelijk makkelijk, andere keren was het ronduit ploeteren. De Ornon was niet grappig, terwijl dit niet eens een loodzware klim was. De Gailbier is dat wel, maar die liep redelijk makkelijk. De volgende dag heb ik me weer foeilelijk vergist in de Iseran. Ik dacht, als de Gailbier me redelijk makkelijk afgaat, dan zal die Iseran er ook wel uit te persen zijn. Het werd een slopende bevalling waarin ik niet kon genieten van de schoonheid van het Alpen landschap. De Iseran bleek een kreng van de eerste orde, zich niet prijs willen geven en de percentages bleven maar komen. Er zijn daar ook nog foto's van me gemaakt door een profi fotograaf in de hoop dat ik die online ga bestellen. Als je me echt eens heel boos en vermoeid wil zien kijken, surf dan naar de site van fox foto's en zoek op 8 aug rond een uur. De dag daarna ben ik op mijn luchtbed blijven en heb liggen luisteren naar een regenbui die uren bleef duren.
De mooiste twee berglandschappen trof ik in de laatste twee fietsdagen in de Alpen. De col de petit st Bernard en het Cormet de Roselend. Ronduit schitterend, zo zijn Alpen landschappen bedoeld. Alles klopte eraan. Grillige grasvelden, een azuurblauw meer en een fel brandende zon met een paar witte flarden als stille getuigen van de ochtendmist. Aan iedereen die ooit maar een keer in zijn leven een Alpen col mag over fietsen, doe toch vooral het Cormet de Roselend. Ik vind dit een van de allermooiste Alpen cols. Al was het alleen om de naam. Het heet geen col of zo, maar Cormet, wat dat dan ook mogen betekenen. Het klinkt domweg mooier. Ik deed de klim vanaf Bourg st Maurice en ben daarna afgedaald naar het Lac de Roselend. En in die afdaling ben ik om de paar honderd meter gestopt om even een foto te maken. Dat doe ik eigenlijk nooit, alleen op de top maak ik doorgaans kiekjes. Maar dit is zo'n mooi stukje Alpen landschap waar gewoon geen worden voor zijn. Ook superlatieven helpen hier niet.
Het dal uit en terug naar de Ardeche zijn twee saaie etappes. Vlak, warm en geen mooie bergen meer. Wel betere wegen, en ook regen onderweg. Die betere wegen in het Rhône dal is wel een frappant 'dingetje' in vergelijking met de Alpen. De wegen in de Alpen waren vaak gewoon slecht. Zeg maar, Waalse Ardennen slecht. En zoiets heet een grove belediging. Het Ardense wegennet is iets waar je je als rechtgeaarde Belg alleen maar diep voor kan schamen. Zelfs in landen die een stuk armer zijn dan onze zuiderburen, liggen wel echte wegen. Nu snap ik best wel dat die wegen hoog boven in de bergen veel te lijden onder de weeromstandigheden in de winter, maar het Italiaanse stuk van de col de petit st Bernard had wel deugdelijk asfalt. Het kan dus wel. Zo is bijvoorbeeld de weg van Bourg st Maurice naar Val d'Isere schandalig slecht asfalt. Crimineel gewoon. Het is dat ik ooit geleerd heb altijd in de beugels te dalen en nooit met mijn handen boven op remgrepen. Zo kan namelijk het stuur niet zomaar uit je handen stuiteren bij een eventuele kuil in de weg. Als ik als een beginnende amateur hier gedaald en iets minder goed had opgelet, dan was dit een ziekenhuis blog geworden. En Val d'Isere is een groot skioord en dat verdient gewoon een fatsoenlijke weg ernaartoe. En er kan niet worden gesproken van de Franse slag, want het laatste stukje route door de Ardeche naar Lamastre toe, was subliem asfalt. Ze kunnen het echt wel.
Goed, dat was dus een rondje Ardeche met een 'klein' uitstapje naar de Alpen. En ook mijn allereerste ervaring met fietsen met bagage en kamperen in een mini tentje. Het bevalt best goed, maar twee weken is wel lang genoeg. Ik begin onderhand wel eens te verlangen naar een echt bed.
maandag 13 augustus 2018
donderdag 9 augustus 2018
Het regent in Bourg st Maurice
Kennelijk is vandaag de dag aangebroken dat de waterdichtheid van mijn tentje aangetoond moet gaan worden. En waarschijnlijk ook mijn humeur dat getest moet worden. Het regent en het regent al een tijdje en als ik weersvoorspelling mag geloven, gaat mijn geduld nog wat langer op de proef gesteld worden. Mijn wereld bestaat nu uit een oppervlak van 120 cm bij 220 cm. Dat is nog geen twee en een halve vierkant meter. Mijn fiets staat buiten nat te worden en de was droogt voor geen meter. Ik lig op een luchtbed van 180 cm bij 50 cm en heb de luxe van een heus opblaaskussentje in mijn nek. Verder ligt zo'n beetje al mijn bagage wanordelijk om me heen. Een slaapzak ergens bij het voeteneind, een toilettas rechts van me, opladers plus batterij links, plus nog wat kleding het en der. Buiten staan schoenen nog net droog te staan. Een fietstas ligt half buiten de tent en is zodoende ook bezig met de waterdichtheidstest.
Als ik in hotels had verbleven in plaats het primitief gedoe op een camping, dan had ik me waarschijnlijk ook te pleuris verveeld. En dan had ik ook op bed gelegen, een beetje een boek lezen en het internet leeg surfen. Zoveel verschil is er nu ook weer niet. Alleen als ik nu moet plassen, moet ik eerst door de regen naar het toiletgebouw rennen. En ik zou en raam hebben gehad om de trieste buitenwereld te aanschouwen. Nu zie ik alleen maar groen tentdoek en aan de verkleuring daarvan probeer ik in te schatten of de zon nog wat wil gaan doorbreken.
Ik heb nu ook het plattegrondje van de camping bestudeerd. Dat geeft wel ongeveer het niveau van de verveeldheid weer. Ik sta op plek 76 en vanochtend vroegen drie franse wandelaars me op welke plek ik stond. Zesenzeventig dus, maar nu pas snap ik hun vraag plus verwarring. Volgens het plattegrond zijn er die kampeerplaatsen in dit mini straatje, maar het zijn er vier. 76, 77 en 78 volgens de houten bordjes die hier in het gras staan. En een plek heeft geen nummer gekregen. Er bestaat dus een kans dat ik echt op plek 76 sta, of dat ik op een soort niemandsland sta wat overigens wel heel erg op een echte kampeerplek lijkt.
Tsssss,..... Het wordt tijd dat het droog wordt.
Als ik in hotels had verbleven in plaats het primitief gedoe op een camping, dan had ik me waarschijnlijk ook te pleuris verveeld. En dan had ik ook op bed gelegen, een beetje een boek lezen en het internet leeg surfen. Zoveel verschil is er nu ook weer niet. Alleen als ik nu moet plassen, moet ik eerst door de regen naar het toiletgebouw rennen. En ik zou en raam hebben gehad om de trieste buitenwereld te aanschouwen. Nu zie ik alleen maar groen tentdoek en aan de verkleuring daarvan probeer ik in te schatten of de zon nog wat wil gaan doorbreken.
Ik heb nu ook het plattegrondje van de camping bestudeerd. Dat geeft wel ongeveer het niveau van de verveeldheid weer. Ik sta op plek 76 en vanochtend vroegen drie franse wandelaars me op welke plek ik stond. Zesenzeventig dus, maar nu pas snap ik hun vraag plus verwarring. Volgens het plattegrond zijn er die kampeerplaatsen in dit mini straatje, maar het zijn er vier. 76, 77 en 78 volgens de houten bordjes die hier in het gras staan. En een plek heeft geen nummer gekregen. Er bestaat dus een kans dat ik echt op plek 76 sta, of dat ik op een soort niemandsland sta wat overigens wel heel erg op een echte kampeerplek lijkt.
Tsssss,..... Het wordt tijd dat het droog wordt.
woensdag 8 augustus 2018
De Iseran is een kreng
De Iseran is een kreng.
Zo, dat is eruit. Nu het waarom. Ik fiets de Iseran vanuit Saint Michel de Mauriene wat in het dal ligt en wellicht enige bekendheid geniet van het feit dat het dorp langs de aanloop route ligt van de Fréjus tunnel. Verder stelt het dorpje niet zo heel veel voor. Ik moest vanochtend even zoeken voordat ik een bakker had gevonden. De route vanuit het dorp naar de top van de Iseran is een slordige 72 kilometer. En dat is bijna allemaal klimmen. De eerst 59 kilometer bestaan uit vals plat klimmen. Soms maar een half procent, dan weer twee, even vier, weer terug naar twee. En zo verder. En heel af en toe een stukje afdalen. Het laatste stuk van de route vormt de echte klim, 13 kilometer aan 8%. Maar voordat ik aan die slopende kilometers begin, heb ik dus al 59 km in de benen waarvan zo'n 50 vals plat klimmen. Ik begin niet helemaal fris meer aan het laatste stuk.
En stuk ga ik. Echt stuk. Ik zit de laatste paar kilometer alleen maar te vloeken op mijn fiets. De schoonheid van het landschap ontgaat me enigzins, ik tuur voornamelijk naar de hoogtemeter op het display van Garmin. Hoe lang nog, hoe lang nog, hoe lang nog deze ellende? Nee, dit was niet leuk meer. Klimmen in de bergen is best mooi als het een beetje lekker gaat, maar mijn lichaam was op. De top van de berg zie je niet goed liggen en pas bij de laatste bocht, zie je het kerkje en het col bord. Dan is het nog 100 meter. Ik parkeer mijn fiets ergens lukraak tegenaan en ik ga staan uithijgen. Eerst iets eten en veel drinken. Die foto met het col bord komt zo wel.
In de afdaling word ik getrakteerd op felle plensbuien en het asfalt in de afdaling is een crime. Ik moet heel goed mijn stuur vasthouden of ik ben het kwijt. Ik heb de Iseran al heel lang een keer willen doen en ik kan hem nu van mijn lijstje afvinken. Maar ik hoef nu even geen tweede keer meer. Morgen eens een dagje niks doen of zo.
Zo, dat is eruit. Nu het waarom. Ik fiets de Iseran vanuit Saint Michel de Mauriene wat in het dal ligt en wellicht enige bekendheid geniet van het feit dat het dorp langs de aanloop route ligt van de Fréjus tunnel. Verder stelt het dorpje niet zo heel veel voor. Ik moest vanochtend even zoeken voordat ik een bakker had gevonden. De route vanuit het dorp naar de top van de Iseran is een slordige 72 kilometer. En dat is bijna allemaal klimmen. De eerst 59 kilometer bestaan uit vals plat klimmen. Soms maar een half procent, dan weer twee, even vier, weer terug naar twee. En zo verder. En heel af en toe een stukje afdalen. Het laatste stuk van de route vormt de echte klim, 13 kilometer aan 8%. Maar voordat ik aan die slopende kilometers begin, heb ik dus al 59 km in de benen waarvan zo'n 50 vals plat klimmen. Ik begin niet helemaal fris meer aan het laatste stuk.
En stuk ga ik. Echt stuk. Ik zit de laatste paar kilometer alleen maar te vloeken op mijn fiets. De schoonheid van het landschap ontgaat me enigzins, ik tuur voornamelijk naar de hoogtemeter op het display van Garmin. Hoe lang nog, hoe lang nog, hoe lang nog deze ellende? Nee, dit was niet leuk meer. Klimmen in de bergen is best mooi als het een beetje lekker gaat, maar mijn lichaam was op. De top van de berg zie je niet goed liggen en pas bij de laatste bocht, zie je het kerkje en het col bord. Dan is het nog 100 meter. Ik parkeer mijn fiets ergens lukraak tegenaan en ik ga staan uithijgen. Eerst iets eten en veel drinken. Die foto met het col bord komt zo wel.
In de afdaling word ik getrakteerd op felle plensbuien en het asfalt in de afdaling is een crime. Ik moet heel goed mijn stuur vasthouden of ik ben het kwijt. Ik heb de Iseran al heel lang een keer willen doen en ik kan hem nu van mijn lijstje afvinken. Maar ik hoef nu even geen tweede keer meer. Morgen eens een dagje niks doen of zo.
dinsdag 7 augustus 2018
Col du Galibier
Misschien was die halve liter Gewurzstramiener niet de beste voorbereiding op de klim van vandaag. Maar ik had gewoon zin in wijn. Het gevolg was onder andere dat ik om half vier mijn tent uit moest om te gaan plassen. En helemaal wakker was ik om half acht ook nog niet. Maar ik ben toch maar opgestaan en heb mijn tent afgebroken en mijn spullen op mijn fiets gepakt. Eerst maar eens naar het dorp voor een ontbijt. Dat hebben die Fransen hier goed geregeld. Elke bakker is al om zeven uur open en ze verkopen zoete en soms ook belegde broodjes. En soms ook mini quiches of een croque monsieur. Soms verkopen ze zelfs koffie, of anders is er wel een café du centre open waar je een café au laît kunt krijgen en waar ze niet moeilijk doen als je elders gekochte waren of hun terras nuttigt. Goed, eerst ontbijten dus en een beetje moed verzamelen.
De klim van vandaag luistert naar de naam col de Galibier, een slordige 47 kilometer klimmen. Eerst naar de Lautaret en daarna de Galibier op. 2642 meter hoog. Niet echt iets om me zorgen over te maken, maar het is voor mij wel de eerste keer dat ik dit soort fratsen met fiets en bagage uithaal. Normaal fiets ik dit soort dingen op een racefiets van 7,6 kilo en nu op een fiets van elf kilo met nog eens twaalf kilo aan bagage. Dat voelt toch anders. Maar uiteindelijk valt het mee. De klim naar de Lautaret is vooral lang en geleidelijk, op de eerste kilometers na dan. De flensjes met suiker op de top zijn goed naar binnen te werken en de Gailbier is slechts nog maar acht kilometer lang en met zo'n zeven procent goed te doen. Alleen de laatste kilometer is het harken met percentages van boven de 10 procent. Maar daarna mag ik foto's maken en foto's maken en foto's maken. En afdalen, alleen nog maar afdalen tot aan Valloire toe. Dan nog even vijf kilometer klimmen over de col du Telegraphe heen en verder afdalen. In Saint Michel de Mauriene, denk ik, OK het is nu wel tijd voor een camping.
S' avond doe ik nog maar eens een halve liter wijn. Morgen eens kijken of ik de Iseran ga doen.
maandag 6 augustus 2018
La Berarde
Verwacht boven geen mountainbike routes. Verwacht ook geen skiliften of grote mega hotels. Toeristen zijn er wel, een paar. Er is ook een VVV, met gratis WiFi zelfs. Maar geen bereik op mijn telefoon, dat dan weer niet. Je kan er ook geen fietsen huren, geen mountainbikes, geen e-bikes en ook geen echte wielrenfietsen. Er zijn vanuit la Berarde een paar wandelroutes, anderhalf restaurant plus een winkeltje. That's it.
Het verschil met Alpe d'Huez, waar ik gisteren was, is extreem. Daar wemelde het van de pizzeria's, mountainbike verhuur bedrijfjes en hotels. Plus een supermarkt, een kerk, winkeltjes met prullaria, boulangeries, nog een supermarkt, appartementen, skiliften, gondels en een heuse ijsbaan.
La Berarde is zo ongeveer het omgekeerde van de Alpe. Veel rustiger dus, veel onbekender ook. En veel minder naamsbekendheid, dat vooral. En al die toeristische feest attracties zijn hier ook onmogelijk te realiseren. Te weinig ruimte, teveel beschermd natuurgebied. Daarnaast is de klim naar la Berarde ook niet altijd open. Dat is ook een beetje een dooddoener voor massatoerisme. En ik denk dat het een goed idee is omdat zo te houden.
Op de klim naar de Alpe wemelt het van de mamils (middle aged men in lycra) die wielrennertje aan het spelen zijn. Even doen alsof ze Dumoulin, Froome, Bardet of Mercks zijn. In de klim naar la Berarde kom ik vier dalende wielrenners tegen en op de top haal ik een Nederlander bij en ik maak even een praatje. De klim naar de Alpe is zwaar en spuuglelijk, de klim naar Berarde is lang en subliem in schoonheid. Hou je van een schitterend berglandschap, dan doe je deze klim. Ben je van de wielerhistorie, dan beklim je Alpe d'Huez. Qua stijgingspercentages is la Berarde een makkie op een vijftal lastige kilometers na. De klim is een slordige 27 km lang maar in vijf daarvan pak je ongeveer de helft van alle hoogtemeters. Die kilometer met 11,2 procent gemiddeld, dat was verre van leuk. De laatste 7 km vals plat naar de top was hemels mooi.
Als ik mocht kiezen tussen beide beklimmingen, dan wist ik het nog niet. La Berarde is super mooi, de Alpe niet. Maar dat is wel een kneiterzware klim met historie. Nu ben ik hier op mijn trage vakantie met bagage fiets en dus doe la Berarde. Op de racefiets had ik voor de Alpe gekozen.
zondag 5 augustus 2018
Lac Blancs
Na vijf dagen fietsen en elke dag verkassen ben ik wel toe aan even rust. Gisteren ben ik via de col d'Ornon naar Bourg d'Oisans gefietst. Ik dacht eigenlijk dat die col vanaf de zuidzijde een makkie was, maar dat viel toch enigzins tegen. Volgens mijn geheugen kwam dat ding niet boven de vier procent uit. Maar zoals zo vaker blijkt mijn geheugen een slechte bron van informatie, Google is doorgaans betrouwbaarder. De laatste vijf kilometer zijn gemiddeld zo'n zeven procent. Al met al valt dat ook wel weer mee, maar ik had me op iets anders ingesteld. Ik zie de laatste zes kilometer twee fietsers voor me rijden, maar die willen niet dichterbij komen. Op de top tref ik ze pas, een vrouw van tegen 50 op een hybride plus een man met grijs haar. Eerder al op de dag kwam ik ook maar niet dichter bij twee andere fietsers. Dat waren twee valsspelende dames op dikke e-bikes. Die bleven op een drie procent helling ook net voor me rijden. Zo moet Dumoulin zich vast voelen als die achter Froome of een van zijn knechtjes aan fietst. Net niet bijhouden, wetende dat de anderen een extra hulpje hebben. Die dames hadden een motortje, Sky heeft vijf doktoren in dienst met een dubieus doping verleden. Bovenop de top van de Ornon hoor ik nog wel een Nederlander zeggen als die mij voorbij ziet fietsen, Goeiemorgen moet je dat zien. Dat gaf me dan wel weer een beetje moed.
Ondanks dat, vond ik het wel tijd voor een dagje 'rust'. Een beetje wandelen, hoog boven in de bergen leek me wel wat. Eerst naar Alpe d'Huez toe en vanaf daar een stuk wandelen. En ik ga niet die berg op fietsen dus. Ik pak wel een lift omhoog en een lift terug. Eenmaal boven, doe ik wandeling naar het lac Blancs. Dat meer is in een woord ronduit schitterend. De wandeling zelf niet heel erg. Op de mooiste paden mag niet gewandeld worden, want die zijn voor de downhillende mountainbikers bedoeld en die wil ik in volle vaart ook liever niet tegen het lijf lopen. Zij rijden in een geharnast pantser, ik heb een t-shirt aan. Wat rest zijn gravelwegen, bedoeld voor het verkeer dat onderhoud doet op skiliften die hier als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten. Maar het meer is echt mooi. Heel heel heel erg mooi. Superlatieven mooi. Op de terugweg pak ik een van de gondels naar beneden. Ik begin die gravelweg beu te geraken. In het mega skidorp eet ik een tartiflette, maar helaas geen echt goede. Ik heb betere geproefd. Op de terugweg heb ik nog sneller een lift dan op de heenweg. Binnen een minuut zit ik bij een Italiaanse echtpaar in hun dure Mercedes op weg naar het dal. Liften werkt echt top in de bergen. Daar kan geen bus, taxi op fiets tegenop.
Ondanks dat, vond ik het wel tijd voor een dagje 'rust'. Een beetje wandelen, hoog boven in de bergen leek me wel wat. Eerst naar Alpe d'Huez toe en vanaf daar een stuk wandelen. En ik ga niet die berg op fietsen dus. Ik pak wel een lift omhoog en een lift terug. Eenmaal boven, doe ik wandeling naar het lac Blancs. Dat meer is in een woord ronduit schitterend. De wandeling zelf niet heel erg. Op de mooiste paden mag niet gewandeld worden, want die zijn voor de downhillende mountainbikers bedoeld en die wil ik in volle vaart ook liever niet tegen het lijf lopen. Zij rijden in een geharnast pantser, ik heb een t-shirt aan. Wat rest zijn gravelwegen, bedoeld voor het verkeer dat onderhoud doet op skiliften die hier als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten. Maar het meer is echt mooi. Heel heel heel erg mooi. Superlatieven mooi. Op de terugweg pak ik een van de gondels naar beneden. Ik begin die gravelweg beu te geraken. In het mega skidorp eet ik een tartiflette, maar helaas geen echt goede. Ik heb betere geproefd. Op de terugweg heb ik nog sneller een lift dan op de heenweg. Binnen een minuut zit ik bij een Italiaanse echtpaar in hun dure Mercedes op weg naar het dal. Liften werkt echt top in de bergen. Daar kan geen bus, taxi op fiets tegenop.
donderdag 2 augustus 2018
Warme dag in het Rhône dal,
Mijn lange etappe door het Rhône dal eindigt een beetje in een rot etappe. Ik wil naar de Alpen, dus ik moet de oversteek door het dal maken. Het dal waar het dus puf warm is. De nachtrust was al niet helemaal jofel. Het was uiteraard weer erg warm en ik zit op een herrie camping net naast het toilet gebouw en het terras dat tot elf uur open is. De eerst 40 kilometer gaan over de drukke N102, iets wat erg onprettig fietst, maar er is domweg geen alternatief. Ik vraag me oprecht af waar sommigen nederlanders hun B+E rijbewijs hebben gehaald. Bij een pakje boter gekregen of zo. Mij rakelings inhalen met een snelheidsverschil van dik 50 km, terwijl er ruimte was om naar links te gaan met hun sleurhut. Stelletje eikels. Eenmaal voorbij Montelimar wordt de weg rustiger maar het is wel een typisch zuigweg, zo'n weg die alle energie uit mijn lichaam zuigt. Anderhalve procent stijging, wind tegen en inmiddels boven de 30 graden. En dat 20 kilometer lang. In Dieulefit puf ik even uit, even recupereren voor de volgend 13 km naar Bourdeaux. Koud het dorp uit, bemerk ik een lekke band. Daar had ik toch Schwalbes voor? Er zit ook geen steentje in de buitenband en in de binnenband kan ik ook geen lek vinden. Misschien een heel klein mini mini gaatje of zo wat alleen met een emmer water traceerbaar is. Ik stop de band terug en pomp het ding op met het mini pompje. Achteraf besef ik dat dit eigenlijk verre van slim is. Dat lek zit er en dat komt echt wel terug. Ik had beter de reserveband er in kunnen doen. Het gevolg is namelijk dat ik me in de volgende klim gigantisch zit te irriteren aan van alles en nog wat. Een klim waarvan ik niet weet hoe lang die duurt, harde wind tegen, 34 graden en een afloper. Dat 'happy' gevoel is er nu wel van af. De band houdt het wonderbaarlijk tot aan Bourdeaux waar het net markt is geweest. Ik zoek een terras op een ga eten. Ik zie straks wel verder.
woensdag 1 augustus 2018
Gerbier de Jonc
Gisteren op de camping zag ik twee jongentjes van vijf jaar in huilen uitbarsten. Mama had hun waterpistool afgepakt. Hun wereld stortte even in. De moeder in kwestie vond het geen tof idee dat haar kroost pogingen deed om andermans tentjes nat te spuiten. De instructies die ze vooraf had meegeven waren niet besteed aan het brein van een vijfjarige.
Zo happy als de twee kinderen glunderden toen ze hun waterpistool vulden, zo voel ik me vanochtend bij de Gerbier de Jonc. De fase dat ik in extase raak van een waterpistool heb ik inmiddels achter me gelaten. Bij mij is er echter ook niet zoveel voor nodig. Een fiets, een berg en een zonnetje, that's it. Ik fiets deze ochtend op een rustige weg hoog in de bergen van de Ardeche. Het uitzicht is fenomenaal, de zon schijnt en de lucht is blauw. Het fietst heerlijk hier want ik zit boven op de col en weg glooit een beetje op en af. De lange klim luisterend naar de naam col d'Ardechoise heb ik al achter de rug. Ik ben op vakantie en ik fiets. Mooier dan dit gaat het niet worden. Ik heb ook de neiging om keihard 'happy' van Pharell Williams te gaan zingen, maar ik ontbeer de genen van een opera zanger.
Boven op de col is er de mogelijkheid om even de top van de Gerbier de Jonc te beklimmen. Ik heb deze vakantie speciaal geen wielrenschoenen aan maar gewone stevige wandelschoenen. Juist om ook even de berg op te kunnen wandelen. Er is hier een heen- en terug klauter route voor de top. Dat moet ook wel anders loop je elkaar gigantisch in de weg. Het is een klein stukje naar de top, honderd meter stijgen of zo. Op de top wemelt het van de steenmannetjes en van het vliegend ongedierte. Dat ook. Eigenlijk is het nu een Kodak moment voor foto's van de top plus een boel selfies. Echter de enclave van vliegend gespuis gooit roet in het eten. Ze kruipen in mijn nek, onder mijn pet, achter mijn bril en mijn t-shirt in. Het is onmogelijk het spul van me af te houden en ik weet niet hoe snel ik weer naar beneden moet. En het gekke dat ik al omhoog en omlaag klauterend er nul last van heb. Maar op de top is het vliegend ongedierte niet te verdragen. Dat was een beetje het minpuntje van deze berg.
Daarna daal ik af op zoek naar een fatsoenlijk restaurant en een camping. Ik heb er inmiddels meer dan duizend hoogtemeters op zitten. Tijd voor ontspanning.
Zo happy als de twee kinderen glunderden toen ze hun waterpistool vulden, zo voel ik me vanochtend bij de Gerbier de Jonc. De fase dat ik in extase raak van een waterpistool heb ik inmiddels achter me gelaten. Bij mij is er echter ook niet zoveel voor nodig. Een fiets, een berg en een zonnetje, that's it. Ik fiets deze ochtend op een rustige weg hoog in de bergen van de Ardeche. Het uitzicht is fenomenaal, de zon schijnt en de lucht is blauw. Het fietst heerlijk hier want ik zit boven op de col en weg glooit een beetje op en af. De lange klim luisterend naar de naam col d'Ardechoise heb ik al achter de rug. Ik ben op vakantie en ik fiets. Mooier dan dit gaat het niet worden. Ik heb ook de neiging om keihard 'happy' van Pharell Williams te gaan zingen, maar ik ontbeer de genen van een opera zanger.
Boven op de col is er de mogelijkheid om even de top van de Gerbier de Jonc te beklimmen. Ik heb deze vakantie speciaal geen wielrenschoenen aan maar gewone stevige wandelschoenen. Juist om ook even de berg op te kunnen wandelen. Er is hier een heen- en terug klauter route voor de top. Dat moet ook wel anders loop je elkaar gigantisch in de weg. Het is een klein stukje naar de top, honderd meter stijgen of zo. Op de top wemelt het van de steenmannetjes en van het vliegend ongedierte. Dat ook. Eigenlijk is het nu een Kodak moment voor foto's van de top plus een boel selfies. Echter de enclave van vliegend gespuis gooit roet in het eten. Ze kruipen in mijn nek, onder mijn pet, achter mijn bril en mijn t-shirt in. Het is onmogelijk het spul van me af te houden en ik weet niet hoe snel ik weer naar beneden moet. En het gekke dat ik al omhoog en omlaag klauterend er nul last van heb. Maar op de top is het vliegend ongedierte niet te verdragen. Dat was een beetje het minpuntje van deze berg.
Daarna daal ik af op zoek naar een fatsoenlijk restaurant en een camping. Ik heb er inmiddels meer dan duizend hoogtemeters op zitten. Tijd voor ontspanning.