Uiteindelijke uitslag: P41 (viel me toch nog mee)
zondag 25 mei 2008
Classico Boretti; Cyclosportieve tocht in Amsterdam
Het heet een classico te zijn maar het is gewoon de eerste keer dat deze georganiseerd wordt. We rijden een rondje ten zuiden van Amsterdam via Uithoorn, Mijdrecht, Breukelen, Amsterdam-Rijn kanaal, Abcoude, Uithoorn, Amstelveen. Start en finish is in het Olympisch stadion. Het eerste gedeelte van de koers is achter een volgauto (33 kmh) en de laatste 50 km is het koers. Het weer voor vandaag is: "veel natte wegen, veel wind, 12 C en af en toe een buitje". We zouden 130 km rijden en het bleken er maar 117; de koers zou na 80 km worden vrijgegeven, maar dat gebeurde al bij km 65. Bij 60 km stop ik om te plassen. Het hele peloton rijdt me voorbij en ik moet daarna weer een stukje goed maken. Ik heb nog 20 km om weer naar voren te rijden (tenminste, dat dacht ik). Als de koers wordt vrijgegeven zit ik ergens in positie 250 (dit was dus NIET de bedoeling). We rijden nu langs het Amsterdan-Rijn kanaal en de forse wind die de gehele dag het peloton teisters staat hier tegen. Hier wordt het eerste deel van de koers beslecht. Er ontstaan waaiers en is maar hopen dat ik wat naar voren kan rijden. Volgens mij lukt dit voor geen meter. Daarna is het langs heel veel smalle slingerweggetjes door de polder op weg naar Uithoorn, Amstelveen en terug naar Amsterdam. De kop van de koers is nu uit zicht en ik heb geen idee voor welke plek is nu nog rij. Mij is van te voren verteld dat de weg voor ons vrij is en zodra we teveel achterstand op de kopgroep zouden hebben, dan zullen de motoragenten aangeven dat we op het fietspad moeten gaan rijden en ons als fietsers gaan gedragen. In de praktijk gaat dat echter heel anders. Na 90 km krijg ik in de gaten dat er veel auto’s op de weg rijden die blijkbaar van niets weten. We komen nu ook de overige toerrenners van deze tocht tegen op het parkoers. Desalniettemin blijft de groep van 30 man, waarin ik me bevind, zich gewoon als een groep wedstrijdrenners gedragen. We schreeuwen alles en iedereen aan de kant en we gedragen als ons als een stelletje mongolen op de fiets. Waar zijn we eigenlijk mee bezig hier? Na 117 km is het Olympisch stadion weer in zicht en ik begrijp nu dus pas dat we er eigenlijk al weer zijn. We mogen nog sprinten op de atletiekbaan maar daar is het eigenlijk veel te glad voor. Als mijn achterwiel wegglijd en ik 2 renners voor me tegen de vlakte zie gaan, geloof ik het verder wel. Wat een pruts cyclo.
Uiteindelijke uitslag: P41 (viel me toch nog mee)
Uiteindelijke uitslag: P41 (viel me toch nog mee)
maandag 19 mei 2008
Verslag van de fiets vakantie "Parijs – côte d’Azur" 30 april – 12 mei 2008
De reis begint met een autotrip naar Parijs die de gehele dag in beslag zal nemen. Ik rij iets voor negenen weg en haal eerst een vakantiegenoot op in Veenendaal. Om vervolgens om mijn gemak naar de lichtstad van Frankrijk te rijden. Bij Breda loopt het verkeer hopeloos vast. De snelwegen rondom de stad zijn veranderd in één grote parkeerplek. Er zit totaal geen beweging in. Na anderhalf uur fileleed ben ik Breda voorbij en daarna begint de ellende bij Antwerpen opnieuw. Voor elke op- en afrit staan we stil. Ik besluit de Antwerpse ring te mijden en rij via de toltunnels, om vervolgens bij weg wegwerkzaamheden weer vast komen te staan. Bij Gent is een Mega ongeluk gebeurt. Er zijn 5 auto’s, drie bussen 17 vrachtwagen, 8 motoren en 2 helikopters op elkaar geknald (ik overdrijf niet) wat voor de nodige ellende zorgt. Bij Gent kunnen we gewoon doorrijden, maar de file van Breda is door dit ongeluk veroorzaakt (en da’s toch mooi 70 km verderop). Bij Parijs verlies ik weer een uur aan fileleed wegens de zeer drukke avondspits. Om 18:00 komen we aan in Fontenay (startpunt van de reis; een gehucht in de buurt van Parijs). Dit had allemaal veel sneller gekund, maar morgen mag de pret echt gaan beginnen. De reis bestaat uit een fietstrip van Parijs naar de côte d’Azur, verdeeld over negen etappes en een rustdag. De groep is 8 man groot en er is een vrouwelijke reisbegeleidster die het volgbusje bestuurt en de bagage vervoert.
De eerste etappe is de enige met slecht weer; alle andere dagen zijn droog en zonnig. De hele reis staat de wind tegen en vooral de eerste dag is dat vervelend; daarna wen je eraan. We fietsen langs ontelbare koolzaadvelden en regenen 4 keer nat. De vierde hoosbui is er een van tropische proporties. Ik schuil bij een Frans boertje in zijn garage. Hij spreekt hopeloos onverstaanbaar Frans en ik probeer uit te leggen waarom we in dit strontweer aan het fietsen zijn. Ik begrijp weinig van zijn antwoorden en knik maar een paar keer ja en amen. Het is Hemelvaart vandaag en alle Fransen zijn vrij. Het lijkt hier gebruik te zijn dat de ene helft van de Fransen vandaag bloemen plukt om die te verkopen aan de rest van het volk. Verder verdwalen we even in een Arabieren wijk. We komen terecht in een wijk met foeilelijke oude vervallen betonnen flats en iedereen heeft een lange jurk aan. Even op de routebeschrijving kijken en op zoek naar de rivier; we moeten immers de brug over. ’s Avonds in het stadje (Charny) is helemaal niets te beleven. Alle winkels zijn dicht; alle cafés zijn dicht; alleen de pin automaat is open. De volgende dagen is het droog en fietsen we verder zuidwaarts. Ik ken deze streek van Frankrijk niet goed en nu ik dit verslag zit te schrijven kan ik er ook niet veel van herinneren. Het heeft niet bijster veel indruk op me gemaakt. De laatste kilometers krijg ik last van kramp en ’s avonds heb ik weinig eetlust. Dit moet niet lang gaan duren of dit wordt geen leuke week. De derde dag fietsen we door de Morvan en begint het landschap serieuzer te glooien en moet er ook wat serieuzer geklommen worden. Nu wordt fietsen pas echt leuk. De zon schijnt volop; de dip van gisteren is meteen voorbij en er kan lekker gereden worden. De laatste 20 km gaan langs een kanaal en we rijden hier lichtjes bergaf. Gerbrand zit op kop en iedereen profiteert lekker van zijn sleurwerk. Gerbrand rijdt elke dag zonder routebeschrijving en zonder kaart. Hij heeft de route in zijn Garmin geladen die als een soort heilige madonna op zijn stuur prijkt. Het is een Garmin zonder kaart en er staat alleen een zwarte slingerstreep op die de route voorstelt en een pijltje die de richting aangeeft. Hij heeft een ongefundeerd vertrouwen in het magische pijltje en iedereen (en vooral ik) houdt hem hiermee voor de gek. In steden heb je er weinig aan omdat daar teveel wegen zijn en je nooit zeker weet of je de goede afslag neemt. Bij een weg blokkade is het ding ook waardeloos. Heel af en toe blijkt het speeltje handig (als we fout rijden), maar de mensen met kaart en routebeschrijving hadden ook al lang gezien dat we fout zaten. De vierde en de vijfde dag zitten er steeds meer klimmen in de route. Via de col du Champ Juin, col de Crie, col du Chatoux, col de la Luère, col de Malval, col de Pavezin, col de Oeillon en de col de Fayet komen we aan in Davézieux. Tijd voor een rustdag in het noordelijkste deel van de Ardêche.
Op rustdagen wordt gerust. Hier valt weinig zinnigs over te schrijven. Je gaat met de bus naar het aangrenzende stadje. Hier blijkt niets te beleven. Je drinkt een kop koffie en je neemt de benenwagen weer terug. De rest van de dag lig ik op bed of lees lui een boek in een hele luie stoel.
De laatste vier dagen brengen ons via de uitlopers van de Alpen naar de côte d’Azur. In de zesde dag steken we eerst het Rhône dal over om daarna via de schitterende Vercors naar Die te fietsen. Ik besluit om deze dag iets van de route af te wijken en rij niet direct naar de col de Rousset, maar maak eerst een ommetje via de col de la Machine, col de Lachau en de Col de Alexis. Bovenop de Lachau (1440 m) blijkt dat het nog pas mei is. Er liggen nog wat sneeuwvelden in de bossen en zonder zonnetje is het hier maar fris. Na de Rousset is het nog 20 km afdalen naar Die. ’s Avonds nog een glaasje Clairette de Die en Mediterrane sfeer begint te komen. De volgende dag zit er weer redelijk wat klimmen in de route. Eerst over de col de Prémol en daarna de col de Pommerol. Afdalen naar Rosans waar ’s middags lekker op het terras wordt gegeten en gedronken. In elke etappe zit een lunchstop; dus elke dag een grand café au noir, een grand café au laît of een Coca. Bij de bakker een stukje taart halen, of een lekkere salade bestellen of gewoon een stuk stukbrood met knoflook worst. De route gaat verder over de col de Flachier en daarna is het lichtjes bergaf rijden naar Sisteron. Het laatste stuk is weer met forse wind tegen over een drukke doorgaande weg. In Sisteron beklim ik ’s avonds nog de Citadel. Het uitzicht boven op deze versterkte vesting mag er zijn. Sisteron wordt de poort naar de Provence genoemd vanwege een wig in de bergkam. Men moet als het ware door een poort om de Provence te bereiken. De voorlaatste etappe loopt naar Casterlane via de gorge de Verdon. Zoals zo vaak staat er ook vandaag weer een forse bries tegen en boven bij de kloof van de Verdon is dit bijna op het gevaarlijke af. In bepaalde stukken afdaling waaide het zo hard dat je moest bijtrappen om vooruit te blijven komen. We werden bijna de berg terug op geblazen. In steilere afdalingen durfde ik niet boven de 60 kmh te rijden. Mijn fiets waaide boven de 50 gewoon van de weg af. Bij een haardspeld bocht staat de wind zo hard langs de bergkam te waaien dat ik niet de bocht ingestuurd kom. Ik moet hangen, wringen en duwen tegen mijn stuur om niet rechtuit het ravijn in te rijden. De laatste dag brengt ons van Castelane naar de côte d’Azur. Na nog het nodige klimwerk is het de laatste 40 km voornamelijk naar beneden rijden. Ik rijd met mijn fietsje tot aan het strand. Ik loop naar zee toe, schoenen uit, sokken uit en even pootje baden. Missie volbracht.
De reis begint met een autotrip naar Parijs die de gehele dag in beslag zal nemen. Ik rij iets voor negenen weg en haal eerst een vakantiegenoot op in Veenendaal. Om vervolgens om mijn gemak naar de lichtstad van Frankrijk te rijden. Bij Breda loopt het verkeer hopeloos vast. De snelwegen rondom de stad zijn veranderd in één grote parkeerplek. Er zit totaal geen beweging in. Na anderhalf uur fileleed ben ik Breda voorbij en daarna begint de ellende bij Antwerpen opnieuw. Voor elke op- en afrit staan we stil. Ik besluit de Antwerpse ring te mijden en rij via de toltunnels, om vervolgens bij weg wegwerkzaamheden weer vast komen te staan. Bij Gent is een Mega ongeluk gebeurt. Er zijn 5 auto’s, drie bussen 17 vrachtwagen, 8 motoren en 2 helikopters op elkaar geknald (ik overdrijf niet) wat voor de nodige ellende zorgt. Bij Gent kunnen we gewoon doorrijden, maar de file van Breda is door dit ongeluk veroorzaakt (en da’s toch mooi 70 km verderop). Bij Parijs verlies ik weer een uur aan fileleed wegens de zeer drukke avondspits. Om 18:00 komen we aan in Fontenay (startpunt van de reis; een gehucht in de buurt van Parijs). Dit had allemaal veel sneller gekund, maar morgen mag de pret echt gaan beginnen. De reis bestaat uit een fietstrip van Parijs naar de côte d’Azur, verdeeld over negen etappes en een rustdag. De groep is 8 man groot en er is een vrouwelijke reisbegeleidster die het volgbusje bestuurt en de bagage vervoert.
De eerste etappe is de enige met slecht weer; alle andere dagen zijn droog en zonnig. De hele reis staat de wind tegen en vooral de eerste dag is dat vervelend; daarna wen je eraan. We fietsen langs ontelbare koolzaadvelden en regenen 4 keer nat. De vierde hoosbui is er een van tropische proporties. Ik schuil bij een Frans boertje in zijn garage. Hij spreekt hopeloos onverstaanbaar Frans en ik probeer uit te leggen waarom we in dit strontweer aan het fietsen zijn. Ik begrijp weinig van zijn antwoorden en knik maar een paar keer ja en amen. Het is Hemelvaart vandaag en alle Fransen zijn vrij. Het lijkt hier gebruik te zijn dat de ene helft van de Fransen vandaag bloemen plukt om die te verkopen aan de rest van het volk. Verder verdwalen we even in een Arabieren wijk. We komen terecht in een wijk met foeilelijke oude vervallen betonnen flats en iedereen heeft een lange jurk aan. Even op de routebeschrijving kijken en op zoek naar de rivier; we moeten immers de brug over. ’s Avonds in het stadje (Charny) is helemaal niets te beleven. Alle winkels zijn dicht; alle cafés zijn dicht; alleen de pin automaat is open. De volgende dagen is het droog en fietsen we verder zuidwaarts. Ik ken deze streek van Frankrijk niet goed en nu ik dit verslag zit te schrijven kan ik er ook niet veel van herinneren. Het heeft niet bijster veel indruk op me gemaakt. De laatste kilometers krijg ik last van kramp en ’s avonds heb ik weinig eetlust. Dit moet niet lang gaan duren of dit wordt geen leuke week. De derde dag fietsen we door de Morvan en begint het landschap serieuzer te glooien en moet er ook wat serieuzer geklommen worden. Nu wordt fietsen pas echt leuk. De zon schijnt volop; de dip van gisteren is meteen voorbij en er kan lekker gereden worden. De laatste 20 km gaan langs een kanaal en we rijden hier lichtjes bergaf. Gerbrand zit op kop en iedereen profiteert lekker van zijn sleurwerk. Gerbrand rijdt elke dag zonder routebeschrijving en zonder kaart. Hij heeft de route in zijn Garmin geladen die als een soort heilige madonna op zijn stuur prijkt. Het is een Garmin zonder kaart en er staat alleen een zwarte slingerstreep op die de route voorstelt en een pijltje die de richting aangeeft. Hij heeft een ongefundeerd vertrouwen in het magische pijltje en iedereen (en vooral ik) houdt hem hiermee voor de gek. In steden heb je er weinig aan omdat daar teveel wegen zijn en je nooit zeker weet of je de goede afslag neemt. Bij een weg blokkade is het ding ook waardeloos. Heel af en toe blijkt het speeltje handig (als we fout rijden), maar de mensen met kaart en routebeschrijving hadden ook al lang gezien dat we fout zaten. De vierde en de vijfde dag zitten er steeds meer klimmen in de route. Via de col du Champ Juin, col de Crie, col du Chatoux, col de la Luère, col de Malval, col de Pavezin, col de Oeillon en de col de Fayet komen we aan in Davézieux. Tijd voor een rustdag in het noordelijkste deel van de Ardêche.
Op rustdagen wordt gerust. Hier valt weinig zinnigs over te schrijven. Je gaat met de bus naar het aangrenzende stadje. Hier blijkt niets te beleven. Je drinkt een kop koffie en je neemt de benenwagen weer terug. De rest van de dag lig ik op bed of lees lui een boek in een hele luie stoel.
De laatste vier dagen brengen ons via de uitlopers van de Alpen naar de côte d’Azur. In de zesde dag steken we eerst het Rhône dal over om daarna via de schitterende Vercors naar Die te fietsen. Ik besluit om deze dag iets van de route af te wijken en rij niet direct naar de col de Rousset, maar maak eerst een ommetje via de col de la Machine, col de Lachau en de Col de Alexis. Bovenop de Lachau (1440 m) blijkt dat het nog pas mei is. Er liggen nog wat sneeuwvelden in de bossen en zonder zonnetje is het hier maar fris. Na de Rousset is het nog 20 km afdalen naar Die. ’s Avonds nog een glaasje Clairette de Die en Mediterrane sfeer begint te komen. De volgende dag zit er weer redelijk wat klimmen in de route. Eerst over de col de Prémol en daarna de col de Pommerol. Afdalen naar Rosans waar ’s middags lekker op het terras wordt gegeten en gedronken. In elke etappe zit een lunchstop; dus elke dag een grand café au noir, een grand café au laît of een Coca. Bij de bakker een stukje taart halen, of een lekkere salade bestellen of gewoon een stuk stukbrood met knoflook worst. De route gaat verder over de col de Flachier en daarna is het lichtjes bergaf rijden naar Sisteron. Het laatste stuk is weer met forse wind tegen over een drukke doorgaande weg. In Sisteron beklim ik ’s avonds nog de Citadel. Het uitzicht boven op deze versterkte vesting mag er zijn. Sisteron wordt de poort naar de Provence genoemd vanwege een wig in de bergkam. Men moet als het ware door een poort om de Provence te bereiken. De voorlaatste etappe loopt naar Casterlane via de gorge de Verdon. Zoals zo vaak staat er ook vandaag weer een forse bries tegen en boven bij de kloof van de Verdon is dit bijna op het gevaarlijke af. In bepaalde stukken afdaling waaide het zo hard dat je moest bijtrappen om vooruit te blijven komen. We werden bijna de berg terug op geblazen. In steilere afdalingen durfde ik niet boven de 60 kmh te rijden. Mijn fiets waaide boven de 50 gewoon van de weg af. Bij een haardspeld bocht staat de wind zo hard langs de bergkam te waaien dat ik niet de bocht ingestuurd kom. Ik moet hangen, wringen en duwen tegen mijn stuur om niet rechtuit het ravijn in te rijden. De laatste dag brengt ons van Castelane naar de côte d’Azur. Na nog het nodige klimwerk is het de laatste 40 km voornamelijk naar beneden rijden. Ik rijd met mijn fietsje tot aan het strand. Ik loop naar zee toe, schoenen uit, sokken uit en even pootje baden. Missie volbracht.