zaterdag 17 mei 2014

roze truien weer

Vorige week startte de giro d’Italia in een Noord-Ierland. Waarom ook niet? In 2002 was Groningen ook al een dagje Gironingen. Maar je zou je ook kunnen afvragen, waarom  wel en waarom specifiek in Noord-Ierland. Belfast wilde aan de wereld laten zien dat het nog bestaat en dat het er veilig is. Veilig en vreedzaam genoeg om een groot sport evenement te organiseren dat niet ontregeld wordt door een politieke splinter partij die met een terroristisch geweldsactie wil laten zien dat zij ook nog bestaan. Wat we ook hebben gezien is regen. Heel veel regen. Vorig weekend was het in Nederland pet weer met absurde hoeveelheden wind en regen. Belfast deed daar nog een schepje bovenop. Altijd baas boven baas. Maar als ik aan de giro denk dan denk ik toch vooral aan mooi weer. Aan een lieflijk landschap waar olijfbomen en oleanders groeien. Waar wijnranken staan en waar de zee nooit ver weg is. Mooie wegen langs de kust met bergen op de achtergrond en het blauw van de Méditerranée die een oase van rust uitstraalt.

Nee, dan Belfast. Dat was een rijdende reclame voor regenjasjes en paraplu’s. Het kon gewoon niet troostelozer. Renners die zeiknat en verkleumd van de kou al fietsend een regenjackje proberen aan te trekken. Flarden van mist en overdadig groen landschap rolden de huiskamer in. Gelukkig is die ellende voorbij. Belfast heeft zich op de kaart gezet als een gebied waar het pest weer is en de giro is weer in Italië. En in Nederland is het ook  weer aangenaam lente weer geworden. Vorig weekend trok de moeder aller regenfronten over het land. Plus de rest van de familie en nog wat aangetrouwd spul. Groeizaam weer, zullen we maar zeggen. Maar vandaag niet. Vandaag was het fiets weer. Roze truien weer. 

Ik trek mijn roze giro leiderschapstrui aan en ik ga koersen. En dan niet zomaar een beetje koersen maar gewoon op het fietsje naar de koers toe. Volgens google is het parkoers van Sloten 44 km fietsen. In de praktijk is dit 48 omdat ik de weg niet helemaal kan vinden en de bewegwijzering in Nederland is nogal waardeloos. In de koers hou ik me schuil in de buik van het peloton. Ik moet ook nog terugfietsen en ik durf te wedden dat ik dan weer verkeerd fiets. De koers zelf telt 61 km en gemiddelde is goed voor 42,7 kmh; niet echt langzaam. Premies zijn er niet en er ontsnapt ook niet. We rijden gewoon hard door. Op het einde plaats ik toch nog even een demarrage. Want was er nu leuker om te roepen, een demarrage van de roze trui. Ik ontsnap net voor het bruggetje met nog een km te gaan. Ik knal het bruggetje over met dik 50 in het uur en ik heb een gaatje van een meter of 50. Het is natuurlijk een compleet zinloze actie want ik heb nooit genoeg kracht in de benen om het laatste stuk 60 per uur te gaan rijden. Met nog zo’n 400 meter te gaan dendert het peloton over me heen. Einde demarrage en een no-name finish op P40 of verder.

De terugweg was precies zoals ik had verwacht. Ik ben moe en ik verdwaal in het doolhof van ondoorzichtige bewegwijzering die het Nederlandse landschap kenmerkt. Na 159 km ben ik weer thuis waar ik op de bank neerplof om naar de giro te kijken. Ik val in slaap en ik wordt wakker als er kramp in mijn linkerknie is geschoten. Auw,… dat doet pijn. Leuk, die fiets souvenirs.

zaterdag 10 mei 2014

La Vaujany 2014


 Ik heb een doel. Want wat is nu een seizoen zonder doel? Voetballen zonder doel, dat kan niet. En fietsen zonder doel kan dan weer wel maar dat het is wel een beetje troosteloos. Er zijn mensen die als doel hebben om zoveel mogelijk kilometers in een jaar te maken, of in ieder geval  meer dan een select clubje vrienden. Dat zie ik echter niet zo zitten. Ten eerste heb ik geen vrienden en ten tweede is fietsen nu eenmaal  kilometers maken. Maar kilometers maken als doel stellen om doel kilometers maken, dat is een cirkel redenering waar ik voor pas. Ik zit niet zomaar doelloos op mijn fiets om mijn tijd te verdrijven; ik heb een doel. Nou ja, eigenlijk ook niet helemaal waar. Als ik niet zou fietsen, zou ik iets anders moeten bedenken voor de zeeën van vrije tijd die ik heb. Als ik niet zo zelfzuchtig in elkaar stak dan gebruikte ik mijn vrije tijd om zinvol en maatschappelijk verantwoord bezig te zijn. Ik hou de fiets industrie een beetje bezig en ik zorg ervoor dat die fietspaden niet voor Jan Doedel aangelegd worden maar daar houdt mijn maatschappelijke bijdrage in de vorm van een uit de hand gelopen wielren hobby wel mee op.

Het doel van dit jaar is de Vaujany. Een course cyclosportive in de Franse Alpen, ook wel bekend als het kleine broertje van de Marmotte. De Marmotte was mijn eerste cyclo. Toen was het al een groot evenement, tegenwoordig kent deze een gelimiteerd aantal deelnemers van 7000 man/vrouw. Bij de Vaujany die een week eerder wordt gefietst staan er doorgaans 500 man aan de start voor de lange afstand en op de korte afstand nog een paar 100. Minder massaal dus maar ook niet zodanig klein dat er op zondagochtend een pelotonnetje van 100 renners vertrekt. En de Vaujany mag dan wel het kleine broertje van de Marmotte zijn maar met zijn 174 km en 3850 hoogtemeters is het nauwelijks een makkie cyclo te noemen. Er zijn veel cyclos die het met minder imposante getallen moeten doen.

De voorbereiding tot nog toe loopt als een zonnetje. Ik heb een overnachtingsplek geregeld net naast de start. Niet in een hotel deze keer maar in een ingerichte bungalow tent maar wel met half pension in de herberg aan de andere kant van de weg. Ik heb met ingeschreven voor de koers. Ik moet alleen nog een vervalste doktersverklaring in elkaar flansen. Dat gaat me steeds beter af. Nog een paar keer oefenen en die dingen zijn niet van echt te onderscheiden. Zijn die Fransen ook weer blij. En ik moet nog een doel stellen voor het doel. Want een cyclo fietsen zonder doel, dat is ook maar zozo. De hele dag op de fiets zitten zwoegen en pijnlijden op een lichtgewicht racefiets in de Alpen, dat moet natuurlijk wel ergens toe leiden. Een snelle tijd of een goede klassering of zo. Dat kan ik tenminste mezelf trots in de spiegel aankijken en maar mooi zeggen dat ik 113de ben geworden in een koers die verder niemand kent.

zaterdag 3 mei 2014

Classico Boretti nr 7

Vandaag was de Classico Boretti vanuit Rhenen. Een classico die geen classico is. Tenminste het is geen klassieker. Ze kunnen het dan wel zo noemen maar dan ben je het nog niet. Ik kan me mezelf ook wel wereldkampioen noemen; ik ben namelijk wereldkampioen mezelf wereldkampioen noemen. Maar daarmee ben ik het nog niet.  Een klassieker is een klassieker omdat het historie heeft. En historie wordt in jaren uitgedrukt niet in marketing taal. Dit is de zevende editie van de Boretti. Mijn vierde deelname. Ondanks dat ik de naam niet mag, blijk ik wel een redelijk trouwe deelnemer. De eerste variant was een wedstrijd versie die hopeloos uit de hand liep. Een wielerkoers organiseren op de openbare weg zonder de wegen af te zetten bleek toch niet zo’n goed idee. Met 40 kmh knalden we de laatste kilometers weg door het Amsterdamse bos. Moeders met kinderen op de fiets de berm in drukkend en alle overige verkeer aan de kant schreeuwend. Het was gewoon schandalig. Het jaar daarop kregen ze daar geen vergunning meer voor. Gek he? De jaren daarna was het een gewone toertocht met een Italiaans tintje die meerdere startlocaties heeft gekend en verschillende routes. Dit jaar is de Boretti verplaatst naar Rhenen met een route over de heuvelrug. Hoezo klassiek? Zelfs het parkoers blijkt geen constante factor. De organisatie klopt wel nog steeds. Die is gewoon goed en dat zal wel de reden zijn dat ik terug blijf komen.

Vandaag fiets ik de Boretti met Lex, een van de collega’s die wel meewilde. De rest was afgehaakt met een scala aan smoezen. De een zat in de states en de ander had hockey kinderen. En Lex kan wel een beetje door fietsen. Niet bergop maar de route pakt weinig klimmen mee van de heuvelrug en dus halen we makkelijk met z’n tweeën een hoog gemiddelde. En dat gemiddelde halen we voornamelijk omdat we tekens in het zog van aan paar snelle ruggen mee worden gezogen. De eerste 100 km zijn een makkie over voornamelijk vlakke wegen. Daarna komen er toch nog een paar klimmen. Eerst de Posbank en daarna nog wat standaard spul zoals de Italiaanse weg, de Defensieweg en de Grebbeberg. Op de klimmen merk ik dat er vorm in de benen zit. Gaaf! Ik ram de Posbank omhoog en de Grebbeberg lijkt wel niet te bestaan. Met dik 25 kmh fiets ik het 7% stuk omhoog en ook de vlakke stukken op het einde van de route besluit ik maar eens gas te geven. Met de wind in de rug trek ik door tot 39 kmh en ik trek een grote groep renners in mijn zog mee. Na 165 km zijn we weer terug in Rhenen. Een beetje moe maar ook niet meer dan dat. Ook Lex kijkt nog fris uit zijn ogen.

Ik had vandaag macht in mijn poten en dat voelt gaaf!  Zo mogen mijn benen wel elke dag voelen.